Nieuwe algemeene beschryving van de colonie van Suriname
(1770)–Philip Fermin– AuteursrechtvrijBehelzende al het merkwaardige van dezelve, met betrekkinge tot de historie, aardryks- en natuurkunde
Negende hoofdstuk.
| |
[pagina 38]
| |
Heere Graave de Neale de eerste is geweest, die de Koffy heeft aangekweekt, en dat men hem deze vrucht dank te weeten heeft, welke, tegenwoordig, voor een gedeelte den rykdom der Kolonie uitmaakt, om de verbaazende menigte, die zy, tot gebruik van een goed gedeelte van Europa, voortbrengt. In de twaalf of vyftien eerste jaaren begon men met de boonen te zaeien, om 'er planten van te fokken, welken men vervolgens verplantte: Zie hier hoe zulks geschiedde. Voor eerst liet men de boonen, vier en twintig uuren lang, weeken in water; dan zaeide men ze in bakken, gevuld met goede aarde, of op kleine toebereide tuinbedden, dat is, daar de aarde wel gezuiverd moest zyn; hier werden ze plat ingelegd, en lugtig met aarde overdekt, op dat zy haare scheuten zo veel te gemakkelyker boven den grond konden schieten. Deze boonen werden omtrent twee duimen van elkanderen af geplant, en men droeg zorg, dezelven te begieten, by gebrek van regen. Ten einde van veertien dagen zag men ze op komen, en een zeer tedere scheut, gelyk men zich wel kan verbeelden, voortbrengen. Deze scheuten de hoogte van acht of tien duimen bekomen hebbende, en bladen beginnende te krygen, wagtte men het regenachtig weder af, om ze te verplanten in een terrein, dat men daar toe bereid hadt, met het zelve redelyk diep om te spitten, en te zuiveren van allerleie soorten van wortels en onkruid. | |
[pagina 39]
| |
Deze manier zou men, ongetwyfeld, nog zo wel volgen als in de voorgaande tyden, indien het noodig was; maar ieder Plantagie is thans genoeg voorzien van PlantsoenenGa naar voetnoot(a) om zelfs den geenen, die ze van nooden hebben, by te zetten; zo dat men overvloedig jonge planten kan krygen, als men een stuk land met Koffy wil beplanten. Als men ze verplant, moet men, wil men wel doen tusschen ieder plant, eene ruimte van tien of elf voeten, in 't vierkant, open laaten. Deze boom wast zeer schielyk, mits men byzondere zorg draage, dat hy niet verstikt worde, door het onkruid, welk de aarde in warme en moerassige landen overvloedig voortbrengt. Om dit onkruid uit te roeien, moet men, in den omtrek der nieuwe boomen, pataten planten, die hetzelve beletten voort te schieten; waaruit een tweede voordeel ontstaat, naamelyk, dat men daar door eene groente bekomt, welke tot voedzel van de slaaven verstrekt. Echter moet een Koffy-boom drie jaaren wassen, eer hy vruchten genoeg draagt, om de jaarlyksche onkosten goed te maaken; doch na dien tyd draagt hy, van jaar tot jaar, al meer, en meer, en dat ten minste tot de zes jaaren toe, wanneer hy in denzelfden staat blyft opbrengen; en op de | |
[pagina 40]
| |
dertig of veertig jaaren vergaat hy van zelf. Wanneer deze boomen nog jong zyn, en 'er eenigen van sterven, draagt men zorg, derzelver plaats te vervullen door nieuwen, om geen grond te verliezen. Doch indien een stuk lands van duizend of twee duizend vruchtdraagende Koffy-boomen komt te verdroogen (gelyk men wel gezien heeft) is 'er geen ander hulpmiddel, dan 'er de doode boomen uit te rukken en te verbranden. Vervolgens laat men het geheele stuk tien, twaalf, en zelfs vyftien jaaren stil liggen, en dan wordt het eene soort van Savane, om de beesten op te weiden, waar door het, geduurende dien tyd, voedzel krygt, en bekwaam wordt om weder op nieuw omgespit te worden, en zeer goed, om met Kakau of Katoen beplant te worden. Laaten we nu overgaan tot de Beschryving van het gebouw, waar in de Koffy bereid moet worden, om in de vaten gedaan, en naar Europa gezonden te worden. |
|