Nieuwe algemeene beschryving van de colonie van Suriname
(1770)–Philip Fermin– AuteursrechtvrijBehelzende al het merkwaardige van dezelve, met betrekkinge tot de historie, aardryks- en natuurkunde
Vierde hoofdstuk.
| |
[pagina 19]
| |
ten gemeenlyk, van vyftig tot zestig duizend Hollandsche guldens, daar de laatsten slegts op zes of zeven duizend guldens te staan komen; ten ware men het verlies, welk men jaarlyks lydt door de sterfte van de beesten, die daar toe gebruikt worden ook rekent, en welk op zyn minst eene som van twee duizend vyf honderd guldens bedraagt; waarom ik denk, dat dezen door langheid van tyd duurder komen te staan, dan de anderen. Het maakzel van beide soorten dezer Molens kan men op de volgende twee Plaaten zien. Om een regt denkbeeld te krygen van de wyze, op welke het Zuiker-riet gemaalen wordt, moet men zich verbeelden, dat de Molen van de linker naar de regter zyde draeit, en dat men het Riet tusschen de eerste As of Rol A en de tweede B legt, om dat de eerste de oorzaak is van de beweeging der twee anderen. Deeze Assen, of Rollen, zyn van gegoten yzer, zynde omtrent twee duimen dik, en zestien of achttien duimen hoog. Van binnen zyn ze zestien duimen middellyns, en derzelver ledige plaats is gevuld met een' rol van Locus-hout. Zy zyn allen zo glad als een spiegel, en sluiten zo naeuw aan elkander, dat men 'er naeuwlyks een' dukaton tusschen kan steeken, zonder dien plat te knypen. Zo ras het einde van 't Zuiker-riet in 't punt | |
[pagina 20]
| |
hunner vereeniging is, haalen de twee Rollen het naar zich, en knellen en drukken het zodanig, dat zy 'er al het sap uitperssen met eene gezwindheid, die overeenkomt met de beweeginge der Rollen. Ten dien einde staan 'er aan ieder zyde twee Negers, waarvan de een zyn post is om het Riet tusschen de assen of rollen A. en B. te leggen, terwyl hy, die aan de over zyde staat, het Riet ontvangt, om aan een' derden over te geeven, die hetzelve weder tusschen de Rol C. steekt, terwyl de ander, die tegen hem over staat, het weder ontvangt om 't aan eene zyde te werpen. Het vogt of sap, welk dus uit het Riet geperst wordt, loopt langs de rollen in diepe bakken, op de plaat door letter D. aangeweezen; van waar het wederom, door middel van een goot gebragt wordt in den grootsten ketel van het werkhuis, welke ter zyde van den Molen staat. De Negers moeten wel op hunne hoede zyn, van met de vingers niet te digt by de rollen te komen; want het zou onmogelyk zyn, iemand, die zulk een ongeluk overkwam, te behouden, gelyk men meer dan eens gezien heeft, inzonderheit by nacht, als de Negers van den slaap overvallen worden, door het zwaare werk, welk zy by dag gedaan hebben. Om diergelyke ongevallen, gedeeltelyk, voor te komen, is het volstrekt noodzaaklyk, altyd op de tafel van den Molen eene bloote en scherpe sabel gereed te hebben, ten einde de Ne- | |
[pagina *3]
| |
V.v.d. Plaats junior, excud. 1770.
| |
[pagina *4]
| |
V.v.d. Plaats junior, excud. 1770.
| |
[pagina 21]
| |
ger, die naast den geenen staat, welke tusschen de rollen mogt gevat zyn, hem terstont den arm af kan hakken, om hem in het leeven te spaaren; want het is, myns bedunkens, beter één lid te verliezen, dan geheel en al tusschen de rollen te geraaken, 't welk onfeilbaar gebeuren zoude; zo groot is derzelver trekkende kragt, vooral in de Water-Molens, wier beweeging zo ras niet tegen gehouden kan worden, als van de andere Molens, gelyk men ligtelyk kan denken. Alhoewel diergelyke toevallen niet dikwyls gebeuren, houde ik echter staande, dat men zyn best niet genoeg kan doen, om dezelven voor te komen, door, by voorbeeld, de Neger-Officieren te beveelen, dat zy de geenen, die het Riet in de Molens leggen, zullen hebben aan te spooren, en zelfs te verpligten om te rooken of te zingen, om hen het slaapen te beletten. Het Riet tweemaal uitgeperst zynde, legt men het aan eene zyde, om het vervolgens in een groote CaseGa naar voetnoot(a) te brengen, alwaar men 'er stapels van maakt en het bewaart; men gebruikt het, naderhand, om vuur te stooken onder de eerste ketels. De tweede ketels worden, gemeenlyk, met groot hout gestookt, om heeter en gestaadiger vuur te hebben, welk de kooking van de zuiker kan volbrengen. | |
[pagina 22]
| |
Ten laatsten moet men, ten opzichte der Zuiker-Molens aanmerken, dat men niet te veel zorg kan draagen, om ze zeer zindelyk te houden, met ze dikwyls te wasschen, welk men omtrent het werk-huis, ook in acht moet neemen; want indien een van beiden vuil of morsig is, zal het sap, dat uit het Riet geperst wordt, dezelfde gebreken hebben. |
|