Nieuwe algemeene beschryving van de colonie van Suriname
(1770)–Philip Fermin– AuteursrechtvrijBehelzende al het merkwaardige van dezelve, met betrekkinge tot de historie, aardryks- en natuurkunde
[pagina 1]
| |
Nieuwe algemeene, historische, geographische en natuurkundige beschryving van de Colonie van Suriname. [Deel 2] | |
Eerste hoofdstuk.
| |
[pagina 2]
| |
zamenlykter woon neder te zetten ter plaatse, daar men thans de Stad Paramaribo ziet, gelyk ik, in een voorig Hoofdstuk, dat hen betreft, te kennen heb gegeeven. Dit moesten zy doen, naardien zy zich geene woonplaatsen konden verkiezen in de bosschen, welken zy noch droog noch bewoonbaar wisten te maaken. Dus hebben de Hollanders, ongetwyfeld, door hunne vernuftigheid, middelen bedagt, om een land vruchtbaar te maaken, welk bewoond werdt door eene Natie, die, toen ten tyde, niet alleen vadzig en traag, maar ook zeer onweetende was; en om hetzelve zo ryk te doen worden, als het tegenwoordig is, door de menigte van Plantagiën, die zy 'er aangelegd hebben, en nog jaarlyks aanleggen, en die, eigenlyk, de Zenuw van den Koophandel dier Natie uitmaaken. Doch het gelukte hun niet, deze landen droog te maaken, zonder zich aan duizend ongemakken bloot te stellen, en niet alleen hun eigen leeven te waagen, maar zelfs dat der slaaven, die, in dien tyd, zeer schaars, en bygevolg duur waren; naardien de landen (gelyk ze thans nog doen, als men eene nieuwe Plantagie aanlegt) zeer schadelyke dampen opwerpen, welken de oorsprong zyn van veele ziekten, waar door niet alleen veele slaaven weggesleept werden, maar zelfs dikwyls hunne Meesters, wier natuur zwakker zynde dan die der Negers, ook minder deze ongemakken kon verduuren. Hoe veel moeite heeft het den eersten bevolkeren niet gekost, om de bosschen | |
[pagina 3]
| |
om ver te hakken, al het overtollig hout van de omgehakte boomen te verbranden, en te maaken, dat 'er graften genoeg gegraaven werden, door welker middel het water kon afloopen, welk de landeryen, die zy verkreegen hadden om te bebouwen, overstroomde. Doch, op dat men zich een volledig denkbeeld moge maaken van de wyze, waarop het werk tot stand gebragt is, zal ik een omstandig verhaal geeven van 't aanleggen eener nieuwe Plantagie, en ontvouwen, hoe men dezelve toebereidt; zullende vervolgens spreeken van al 't geen tot haare voltooijing vereischt wordt. Zo ras men een stuk lands, het zy groot of klein, verkreegen heeft, maakt men een begin met eene plaats uit te kiezen, die eenigzins verheven is, om daar eene hut of een huisje te bouwen voor den Meester, of Eigenaar; men kiest eene hoogte, ten einde de hut eenig aanzien hebbe, en men den arbeid der slaaven zo veel te gemakkelyker zien moge. Deze hut wordt gemeenlyk, op eenen kleinen afstand van de Rivier geplaatst om water te kunnen krygen, zo tot gebruik van 't huisgezin, en vee, als der slaaven, die hetzelve gaarne drinken, schoon het een weinig zout is. Doch, tot gebruik der Blanken, verzamelt men, in 't algemeen, door de gansche Kolonie, regenwater, welk in Indiaansche potten bewaard wordt, waarin het zich zui- | |
[pagina 4]
| |
vert, en zo goed wordt als het beste fontein-water. De hut van den Eigenaar opgeslaagen zynde, maakt men vervolgens hutten, om de slaaven te huisvesten. Dezen worden gemaakt van paalwerk, en overdekt met takken van Palmito-of andere by de hand zynde boomen, na dat men de boomen van de plaats, welke men tot eene Plantagie wil bekwaam maaken, heeft laaten vallen. Zo ras men de boomen van een plek van vier of vyf akkersGa naar voetnoot(a) omgehouwen heeft, kiest men al het bekwaame timmerhout uit, en men legt het aan eene zyde; het overige stapelt men op malkander, en men laat het leggen tot het drooge jaargetyde, om 'er dan de vlam in te steeken en het te verbranden. Maar als men dit doen wil, moet men oppassen, dat de wind de vlam niet naar den kant der wooningen dryve, maar wel naar de over-zyde; en dat het vuur daarenboven ver van den grond zy, op dat hetzelve zich daar niet mede vereenige. Deze manier naeuwkeurig in 't oog houdende, zal men, vooreerst, meester zyn van den brand, hoe hevig die ook weezen moge, en dezelve zal, ten anderen, tyds genoeg | |
[pagina 5]
| |
hebben, om niet alleen het hout, maar ook de struiken of wortels te verteeren. De grond wel gezuiverd zynde, zaeit men, in het regen-saeisoen, de mahis, of geerst, en men plant banaan-boomen, en ignamen of teien, zynde het voornaamste voedzel der slaaven, en daar zy geen gebrek aan moeten hebben; want anders loopt men gevaar hen te verliezen, het zy door sterven, of door wegloopen; want men kan zich naeuwlyks verbeelden, hoe hongerig zy zyn, door den zwaaren arbeid, en zo veel andere verrigtingen, als zy dagelyks doen; waarom het van groot belang is, hun niets te laaten ontbeeren, tot dat de leevensmiddelen, die men gezaeid en geplant heeft, ryp zyn, en gebruikt kunnen worden. In de eerste tyden gaf de Maatschappy den nieuwen Volkplanteren bezittingen van duizend tot over de twee duizend Akkers land; doch tegenwoordig zyn zy gewoonlyk maar van vyf honderd; en nog is men niet in staat, om de gansche uitgestrektheid van diergelyken grond, in den tyd van honderd jaaren, wel te bebouwen; dus is dezelve meer dan genoeg, om twee of drie, ja meer geslachten te verryken. Het geen ik tot nog toe gezegd heb, raakt allerleien grond, het zy groot of klein, welken men voorneemt te bebouwen, zo met zuiker, als koffy, kakao, katoen en indigo, van alle welke zaaken ik breedvoerig en afzonderlyk zal handelen; en hier door zal | |
[pagina 6]
| |
men een volmaakt denkbeeld kunnen krygen van de voortkweekinge van alle deze verscheidene voortbrengzelen. Maar ik moet nog aanmerken, dat men eene byzondere zorge moet draagen, dat de reeds bebouwde landeryen niet aan overstrooming en ondervig zyn; het zy, door zwaaren regen, of andere onverwagte toevallen; 't welk men gemakkelyk kan voorkomen door het maaken van eenige goede houten of steenen sluisen, welken ieder Plantagie moet hebben om 'er het water af te doen loopen. Al dezen arbeid gedaan zynde moet men verscheidene gebouwen, en wel de volgenden, oprigten; vooreerst, een fraei huis, voorzien met alle gemakken, voor den Eigenaar; welk huis op eenen grond van klinkersteenen van twee of drie voeten hoogte moet gezet worden, op dat de paalen, in de aarde niet verrotten; vyftien of twintig treden van hetzelve, plaatst men, ten tweeden, de keuken, welke voorzien moet zyn met eenen oven, om het huisbrood te bakken; tegen over de keuken worden de voorraadschuuren, zo om den voorraad van den Eigenaar als der slaaven, en al het noodige gereedschap tot den landbouw, te bergen. Op eenigen afstand van deze voorraadschuuren, plaatst men nog andere gebouwen voor het groote en kleine vee, als ossen, koeien, kalveren, schaapen, geiten, varkens, groote en kleine kalkoenen, hoenders, endvogels, duiven enz. daar ieder | |
[pagina 7]
| |
Plantagie min of meer van voorzien moet zyn, zo tot onderhoud van het leeven van den Eigenaar, en van de blanke huisbedienden, als om de vreemdelingen, en goede vrienden te onthaalen, en om dat de Planters den vleeschhouweren van de stad het groote vee, tot onderhoud der burgeren verschaffen. Honderd schreeden, of daar omtrent, van het huis van den Eigenaar, zet men de huisen voor de slaaven, die allen van goed hout opgetimmerd, met planken omringd, met cingels overdekt, en van binnen met hout gevloerd worden. Deze wooningen maaken zomtyds eene rye van tagtig tot honderd voeten lengte; en wanneer het getal der slaaven dat van vier honderd te boven gaat, maakt men regt tegen over dezelve eene andere diergelyke rye; 't welk ongetwyfeld, een zeer fraei gezicht geeft. Alle deze gebouwen kunnen omtrent op dertig duizend Hollandsche guldens beloopen, zonder daar onder te rekenen het stookhuis in eene zuiker Plantagie, noch een ander gebouw van zestig en tachtig voeten lengte, in de koffy Plantagiën, daar ik naderhand van zal spreeken. Behalve de gemelde kosten, die niet gering zyn, moet ieder Plantagie ook een klein vaartuig hebben, welk in 't land een Tent-boot genoemd wordt; dit kost van duizend tot vyftien honderd Hollandsche guldens, zynde drie duizend Fransche livres. Op de nevensgaande Plaat kan men het | |
[pagina 8]
| |
maakzel dezer vaartuigen, welk ik heb laaten aftekenen, zien. Deze Tentboot die door zes of acht Negers geroeid wordt, dient, om den Eigenaar van zyne Plantagie naar de stad te brengen, om dat men zulks te land niet doen kan, dewyl alle de woonhuisen langs de boorden van de Rivier liggen. Dit vaartuig maar alleen voor den Eigenaar of den Bestierder, wanneer die reizen willen, gehouden wordende, zo moet men nog een minder hebben van vier of vyf honderd guldens, tot andere noodwendigheden der Plantagie, zonder eenige kleine praeuwen voor de slaaven te rekenen, als zy gaan visschen, of, om byzondere bevelen te volvoeren, naar de nabuurige Plantagiën gezonden worden. Het geen ik gezegd heb, dunkt my voldoende te zyn, om een regt denkbeeld te geeven van den aanleg eener nieuwe Plantagie. Nu ga ik over tot een omstandig verhaal van ieder voortbrengzel. By de gegeevene kundigheden heeft men maar de ondervinding te voegen, om overtuigd te zyn, dat het aanleggen van eene nieuwe Plantagie geene geringe zaak is, gelyk veele lieden zich verbeelden; doch ik kan ook niet loochenen, dat, indien men het geluk heeft, om 'er wel in te slaagen, men, na aftrek van alle onkosten eene interest van vyftien tot achtien ten honderd trekken kan van de Hoofdsom, welke men 'er aan ten koste gelegd, heeft; dat is te zeggen, wanneer de Plantagie niet alleen voltooid, maar wan- | |
[pagina *2]
| |
TENT-BOOT.
V.v.d. Plaats junior, excud. 1770. | |
[pagina 9]
| |
neer ook haare voortbrengzels aanzienlyk beginnen te worden. Ondanks dit alles, zou ik nooit besluiten, om 'er zelf eene aan te leggen, om het gevaar, welk de gezondheid daar by loopt, en de schade die het verlies der slaaven veroorzaakt. Ik zou 'er altyd liever eene koopen die volkomen in order was, en my in staat stellen kon, om myne inkomsten gerust te trekken, zonder oneindig veel verdriet uit te staan, daar men dagelyks voor bloot staat, eer de gemelde Plantagiën bekwaam zyn, om alleen de renten van de hoofdsomme te betaalen, die men daar toe gebruikt heeft. Die het echter onderneemen wil, moet wel van geld voorzien zyn, en op groote uitgaaven staat maaken, eer hy met regt zeggen kan: Nu geniet ik de vruchten van mynen arbeid. |
|