Nieuwe algemeene beschryving van de colonie van Suriname
(1770)–Philip Fermin– AuteursrechtvrijBehelzende al het merkwaardige van dezelve, met betrekkinge tot de historie, aardryks- en natuurkunde
[pagina 219]
| |
boomgewassen verschaft, die niet alleen, in de verscheidene soorten van boomen, in zwaarte, dikte, en hardigheid verschilt, maar zelfs ook in de geenen, die van een en de zelfde soorte zyn, maar in onderscheidene gronden of luchtstreeken voortkomen. De digtheid van het hout heeft altyd overeenkomst met den tyd van deszelfs groei; want hoe langzaamer het hout wast, hoe harder, het wordt. De verschillende natuur der houtgewassen, waarvan zommigen zich beter houden onder het water, en anderen wederom langer duuren in drooge landen, maakt, dat men dezelven tot veele zaaken kan gebruiken, hoe harder zy derhalve zyn, hoe beter tot allerleie soorten van werk. In Suriname ontbreekt het aan geen bekwaam timmerhout, en daar men zich zonder onderscheid van kan bedienen; maar het is buitenspoorig duur, om dat het grootste gedeelte, en wel voornaamlyk dat men 't meeste van nooden zou hebben, zo hard is om te bewerken, dat de Negers, die uit de natuur lui zyn, zich door de zwaarigheden laaten afschrikken, en 'er niet veel werk van maaken. Zie hier eene lyst van alle die soorten van hout. Ga naar margenoot+Het Boltri-hout is niet alleen hard en vast, maar kan ook de ongemakken van de lucht verduuren; de kleur is donker bruin. Men gebruikt het gemeenlyk om 'er balken en ribben van te maaken, en de huisen 'er mede te dekken; want het land brengt geene pannen, noch leien voort; | |
[pagina 220]
| |
ook zouden die te zwaar zyn om huisen te timmeren, en te warm voor de luchtstreek. Ten dien einde hakt men dit hout vierkant, men zaagt het in stukken van twintig of twee en twintig duimen lang, welken men, vervolgens tot plankjes van eenen halven duim dikte klieft; met deze kleine plankjes worden in 't algemeen de gebouwen van de Kolonie overdekt. Zy kunnen zelfs vyf en twintig jaaren duuren, zonder dat men ze hoeft te vernieuwen. Het duizend dezer plankjes, die in 't land gemeenlyk Cingels genoemd worden, wordt van dertig tot veertig Hollandsche guldens verkogt. Men maakt 'er ook van eene andere soorte van hout, die maar twintig guldens het duizend kosten, doch verre na zo lang niet duuren. Ga naar margenoot+Het Lokus-hout is zekerlyk het puik van alle houtgewassen, zo om deszelfs fraeiheid, als grootte; het is, in een woord, de hoogste en zwaarste boom van allen, die tot timmerhout kunnen gebruikt worden. Het is zeer vast, hard, schoon van korl, en kaneel kleurig. Dit hout is zo geacht, dat men 'er maar alleen rollen voor de zuikermolens, en buffetten, kabinetten, kasten, en meer andere diergelyke meubelen van maakt. Naardien het zeer zwaar is om te bewerken, is het ook het duurste van allen. Uit dezen boom druipt eene soort | |
[pagina 221]
| |
van harst, welke de Drogisten gemeenlyk onder den naam van Copal-gom verkoopen. Ga naar margenoot+Daar zyn twee soorten van Letter-hout anders Koninglyk-Hout genoemd. De eene, zegt men, is van het mannelyk, de andere van het vrouwelyk geslacht. De eerste is zwart gespikkeld, op een grond-kleur als Armenisch hout, en gelykt naar het fraeiste marmer; de laatste heeft maar alleen hier en daar verspreide zwarte vlakken op een grond-kleur, die wat ligter is dan de eerste soort. Dit hout wordt zeer gezogt om dat het, in 't land zeer schaars is, en zich zeer ongemakkelyk laat bewerken, naardien het zeer ras splyt. Men gebruikt maar alleen het hart van deeze boomen, die zeer dik zyn; maar het hart is zelden dikker dan twaalf of vyftien duimen. Men maakt 'er veel schrynwerkers werk, en rottingen van, die, door langheid van tyd, zo zwart worden als Ebbenhout; voor 't overige is het onbedenklyk glad en effen. Ga naar margenoot+Het Yzer-hout is vry gemeen in 't land. Men vindt 'er twee soorten van; de eene roodachtig en de andere wit; gezaagd wordende schynt het zelfs van verscheidene kleuren gewaterd te zyn. De boom, daar dit hout van komt, is groot, regt en dik; doch deszelfs schors is niet dik, van buiten grys, van binnen roodachtig, en een weinig zamentrekkende van smaak. Men zegt, dat de Indiaanen zich van 't schraapsel van | |
[pagina 222]
| |
deze schors bedienen, om verscheidene ziekten te geneezen. Dit hout wordt te regt aldus genoemd; want het is zeer zwaar, en zo hard, dat de bylen, die gebruikt worden om hetzelve te hakken, van eene uitsteekend goede soort moeten zyn, om niet te rug te stooten, of in stukken te springen. Als de Negers verdriet krygen om 'er langer in te werken, slaan zy den regten slag niet, waar door de byl altyd springt: Indien men derhalve niets anders zoekt in hout, dan hardigheid, kan men zich verzekerd houden, zulks in dit hout te vinden; Daar wordt alleen maar schrynwerkers werk van gemaakt, om dat het bedekt wil zyn, en in den regen noch in het water, niet deugt. Ga naar margenoot+Het Purper of Paars hout, heeft zynen naam van deszelfs kleur, die zeer fraei en gemarmerd is. Daarenboven heeft het eenen zoeten en aangenaamen reuk; als men het maar een weinigje polyst, gelykt het naar yvoor; ook is dit hout zeer geacht, Het wordt maar alleen voor buffetten, tafels, lessenaars, en meer andere diergelyke huis-meubelen gebruikt. Dit hout komt van eenen vry grooten en dikken boom, die zeer zwaar is, doch gemakkelyk om te bewerken. Ga naar margenoot+Het Kanavatepi hout heeft ten naasten by dezelfde kleur als het mannetjes Letterhout, maar zonder vlakken en ongemarmerd. Nogthans wordt het door twee zaaken, van verscheidene andere soorten van hout onder- | |
[pagina 223]
| |
scheiden: voor eerst, als men hetzelve hakt en schaaft, komt 'er een reuk uit byna als die van kruidnagels; ten tweeden, verleppen de bladen van deszelfs boom, in 't begin van de droogte; maar komen korten tyd daarna wederom te voorschyn; hier op volgt een bloem of soort van purperverwige kroon, hebbende zeer donkere groene bladen. Men gebruikt dit hout, welk niet ongemakkelyk is om te bewerken, tot raamen en ribben. Ga naar margenoot+De boom daar wy het Ceder-hout van krygen is zeer groot; het hout zelf is hard, ligt, dan wit, dan roodachtig, zynde, om deszelfs groote bitterheid, noch aan wormen, noch aan eenig ander ongedierte onderworpen, Behalve deze goede hoedaanigheid, heeft het eenen alleraangenaamsten reuk. Uit dezen boom druipt een gom of heldere harst, die zo doorschynend en welriekend is als de Arabische gom, en eene verteerenrende, verzagtende, versterkende en vast hegtende kracht heeft. Dit hout wordt zeer gezogt, om beschotten, en deuren in de vertrekken te maaken, en om sloepen, en booten te timmeren, daar ik in 't vervolg van zal handelen. Ook maakt men 'er kabinetten, koffers, en kasten van, om dat al wat men 'er in bergt, bewaard wordt tegen alle soorten van ongedierte en wormen. Ga naar margenoot+Het Kopie-hout komt, zegt men, van eene soort van wilde Kasstanje boom, maar | |
[pagina 224]
| |
ik zou eer denken, dat het van eene soort van bastard-Ceder-boomen komt, om dat deszelfs kleur, zwaarte, en korl met den voorgaanden net overeenkomen, uitgezonderd dat hy dien reuk niet heeft. Men zaagt 'er planken van, van vyftien tot twintig voeten, welken dienen om de huisen te omringen, in plaats van muuren. Ga naar margenoot+Het Groen hard-hout is groenachtig van kleur, waarom men het, te regt, groen hout zou kunnen noemen. Daar benevens heeft het dezelfde hoedaanigheid als het Purperhout; doch het byzonderste van den boom, welke dit hout voortbrengt, is, dat hy tweemaal 's jaars van blad verandert, en in plaats van bloem eene soort van kroon vertoont, die de kleur heeft van een' Oranje-appel Als men dit hout op het vuur legt, vat het vlam als eene toorts, verspreidt eenen zwavel reuk, tot een bewys dat het veele zwavelachtige deelen in zich bevat. Men gebruikt het tot balken of ribben, in 't bouwen van huisen. Ga naar margenoot+Het Bruin hard-hout is ten naasten by als het voorgaande, de kleur uitgezonderd, die naar het bruine trekt. De korl en de zwaarte zyn gelyk; maar het heeft geen zwavelachtigen reuk, als men het brandt. Ga naar margenoot+Het Byl-hout is ten naasten by van dezelfde hoedaanigheid als het Boltri hout, uitgenoomen dat het eenige keepen of zwarte streepen meer heeft. In gebruik en hardigheid zyn ze volstrekt dezelfden, en de bosschen verschaffen 'er overvloedig van. | |
[pagina 225]
| |
Ga naar margenoot+Het Kraphout gelykt in kleur, korl en ligtheid naar het Cederhout, behalve dat het geen' reuk heeft. Men zaagt 'er planken van om beschotten, deuren, kleine vaartuigjes of booten, en verscheidene meubelen te maaken; doch het is niet bevryd van wormen en ongedierte, gelyk het Cederhout. Ga naar margenoot+Het Sassafras-hout komt van eenen grooten boom, hebbende de gedaante van een' pynboom; deszelfs bladen gelyken naar vygebladen; de kleur is eenigzins geelachtig. Het riekt als Venkel; doch aangaande deszelfs gebruik kan ik niets bepaalen. Ga naar margenoot+Het Tapouripa-hout is zeer gemeen; ook gebruikt men hetzelve maar alleen om kleine gebouwen, van korten duur te maaken. Dit hout is witachtig, en zeer ligt, echter redelyk vast, maar weinig geacht. Ga naar margenoot+Het Kwari-hout is weinig meer in achting dan het voorgaande, om dat het zo ligt is, en in geenen deele tegen de ongemakken van de lucht kan, en daarenboven zo wel aan wormen onderhevig is als het Tapouripa-hout. Ga naar margenoot+Het Goyave-hout is, ten naasten by van dezelfde soort als de twee voorgaanden; ik weet 'er geene eigenschappen van. Ik heb den boom, daar dit hout van komt, als ook deszelfs vrucht, in het twaalfde Hoofdstuk beschreeven. Ga naar margenoot+Het Nooten-boomen-hout is te wel bekend om 'er hier eene beschryving van te doen; ik moet echter zeggen dat het in 't land zeer | |
[pagina 226]
| |
schaars is, en dat deze boom aldaar eene andere byzonderheid heeft, naamelyk, dat hy, schoon hy zeer fraei wordt, en op zynen tyd bloeit, gelyk in Europa, echter nooit vruchten draagt,'t welk vreemd voorkomt, zonder dat men 'er reden van kan geeven; dus ziet men dat dit hout nergens nut toe is dan om te timmeren. Ga naar margenoot+Het Kuttentrie-hout komt van eenen wilden katoenboom, die zo hoog wast als de hoogste Eikelboom, en wiens schil meer dan zes duimen dik is. Deze boom is zo vervaarlyk dik, dat hy zyns gelyken niet heeft in de gansche Kolonie. Hy verandert alle jaaren van blad, welk zeer breed is, waarop alle drie jaaren een bloessem volgt, die eene vrucht, of eenen bolster voortbrengt, daar het katoen in besloten is. Dit katoen is grysachtig van kleur; de Kolombyntjes maaken 'er hunne nesten van. Dit hout, zynde van kleur als eikel-hout, is redelyk vast en hard. Men maakt 'er meubelen, doch byzonder tafels van. Ga naar margenoot+Het Palm-hout komt van verscheidene soorten van Palmboomen; van welke soort hetzelve kome, het is altyd goed voor timmerhout, maar niet voor meubelen; om dat men het zo effen niet kan maaken als ander hout, om de menigte van kwasten, die 'er in gevonden worden. Ga naar margenoot+Men geeft het Guiaba-hout den naam van verf-hout, om dat het beter is dan al het ander hout, om zwarte verf te maaken. Deszelfs schil is grys van kleur, doormengd met | |
[pagina 227]
| |
eenige zwarte vlakken. De bladen zyn zeer groot en dik. Of dit hout van eenig ander gebruik is, weet ik niet. Ga naar margenoot+De Janipabas-gom druipt uit eenen boom, die zeer naar eenen Palmboom gelykt. De bladen zyn lang, en vallen, alle jaaren, in Wintermaand, af, doch komen, korten tyd daarna, wederom. Deze boom draagt, in Lente-en Grasmaand, bloessem, die van eene geele vrucht gevolgd wordt, welke zo groot is als een kolf bal, en eenen aangenaamen reuk heeft; uit den stam van dezen boom druipt de genoemde gom, welke graeuw, en week is, en eenen goeden en lieflyken reuk heeft. Men geeft voor, dat deze gom de slymachtige stoffen krachtiglyk losmaakt, de zenuwen versterkt, en de pyn in de leden stilt. Ik geloof dat deze gom dezelfde is als die men Caranna, in 't Fransch Caregne, noemt. Ga naar margenoot+De boom, daar het Mabouja-hout van komt, is niet zeer gemeen in 't land; echter vindt men 'er op de hooge landen. Deszelfs wortel is zwart, lang, redelyk dik, vast, en noestig, harder en zwaarder dan het Yzer-hout. Van dit hout, of dezen wortel, maaken de Indiaanen knodsen of stokken. Indien de inwooners van Suriname klaagen over gebrek van hout, zal men uit al het geene ik dien aangaande gezegd hebbe, zien, dat zy zulks te onregt doen; want de duurte van hetzelve ontstaat niet uit het | |
[pagina 228]
| |
gebrek, welk men daar aan heeft, maar de arbeidsloonen maaken, dat men het niet goedkoop kan hebben; te meer, dewyl de boomen eerst in de bosschen moeten gekapt, en vervolgens door de slaaven geschaafd worden, die in diergelyken arbeid zeer traag zyn; zonder te rekenen, dat alle de planken met de hand moeten gezaagd worden, 't welk, zekerlyk, meer tyds wegneemt, dan wanneer zulks met zaagmolens geschiedt, gelyk in Europa. Indien men derhalve de vervaarlyke duurte van het meeste hout overweegt, moet men niet meer verwonderd zyn, dat de huisen zo duur in koop of huur zyn. Dit alles zo omstandig verhandeld hebbende, als mogelyk was, zal ik overgaan tot de Plantagiën, daar ik zo breedvoerig over handelen zal, als een onderwerp, welk de zenuw van den handel in dit land is, vereischt.
einde van het eerste deel . |
|