Nieuwe algemeene beschryving van de colonie van Suriname
(1770)–Philip Fermin– AuteursrechtvrijBehelzende al het merkwaardige van dezelve, met betrekkinge tot de historie, aardryks- en natuurkunde
[pagina 190]
| |
hunne behoudenisse. Van hunne Geboorte af aan duizenden van zwakheden onderworpen, hebben zy, zekerlyk, al vroeg, alle middelen moeten zoeken, om zich tegen dezelven te beveiligen, of om 'er van geholpen te worden; doch ons blyft nog overig te weeten, op welke wyze zy allengskens, gekomen zyn tot de kennis der middelen, die bekwaam zyn om de verschreidene ziekten te geneezen, en om te bepaalen welken men, naar den aart of de omstandigheden van den zieken, by de hand moest neemen. Het ontbreekt ons niet aan eene menigte van schryvers, welken over de uitvindinge der geneeskunde handelen; maar hoe veel duisterheden, hoeveel strydigheden, en bygevolg hoe veele fabelen! Ieder volk heeft zich dezelve willen toeëigenen, noemende dezen of geenen hunner medeburgeren, welken zy voor de uitvinders dezer konst erkenden. Maar wat waarschynlykheid is 'er dat niet alle menschen, om zo te spreeken, gezamenlyk, zouden onderzocht hebben, wat tot hun eigen welzyn dienstig was, en dat zulks maar voor een enkel mensch, of eene enkele Natie zou bewaard zyn? Laaten wy liever gelooven, dat, wanneer het menschelyk geslacht in alle deelen der waereld verspreid was, een ieder in den hoek, dien hy bewoonde, niet alleen de wezenlyke voortbrengzels opgezocht heeft, maar ook die geenen, welken konden te pas komen, om zyn eigen lighaam te behoeden voor alle de zwakheden, | |
[pagina 191]
| |
daar hy aan onderworpen is, of hetzelve te herstellen als het 'er van aangedaan wordt. Het verwonderlykste is, dat, hoe ouder de waereld geworden is, hoe minder men zich bevlytigd heeft, om nieuwe ontdekkingen te doen, als men van de eene Kolonie naar de andere overging. Men heeft maar alleen op bekende middelen gedacht, zonder te bedenken, dat 'er anderen konden zyn, en men heeft de reeds bekenden mede gebragt, of, met groote kosten, laaten komen, zonder te overweegen, dat de schepper van dit Heelal, aan alle de deelen der waereld mede gedeeld heeft, al wat noodig was voor de schepselen, die geschikt waren om dezelve te bewoonen, zonder dat zy, ter zaake van hunne behoudenis, de toevlugt behoefden te neemen tot uitlandsch voedzel, of vreemde geneesmiddelen. Indien de Waereld het algemeen Vaderland van den mensch is, moet hy overal vinden het geene hem noodig is, door de zorg van het Opperweezen. Geene plant, geen dier, en, in één woord, niets moet 'er zyn, welk niet tot zyn nut geschikt is, en overeenkomstig met de luchtstreek, welke hy bewoont; daar al wat men derwaarts laat brengen, door het overvoeren, drie vierde van zyne kracht verliest, en het overige nog niet eens overeenkomt met den aart der geenen, voor welke men hetzelve schikt. Deze gansche redeneering strekt maar alleen, om te bewyzen, hoe kwaalyk men gedaan heeft van de Kruidkunde, in dit land, te verwaarloozen, welk overvloeit | |
[pagina 192]
| |
van allerleie planten, de eene heilzaamer dan de andere. Welk geluk zou het tegenwoordig voor de ingezetenen van Suriname zyn, indien een ervaaren Kruidkenner zich de moeite wilde geeven, om de planten in de uitgestrekte en fraeie velden van dezen oort te onderzoeken? Ik kan in waarheid, niet ontveinzen, dat zodaanig eene onderneeming hem oneindig veel werks zou kosten; doch, indien de belanghebbers maar eenigzins de handen in een sloegen, om hem de zwaarigheden, die hy ontmoeten zou in het doorkruissen der brandende landen, als die van dit Gewest, gemakkelyk te maaken, zo is het zeker, dat hy hetzelve, door zyne gewigtige ontdekkingen, verryken zoude. Hoe dikwyls heb ik my niet beklaagd, dat ik my niet toegelegd hebbe op dit gedeelte der weetenschappen, waar door de Egiptenaars, onder welken de kennis der kruiden haaren oorsprong genomen heeft, zo veel eere behaald hebben. Ik heb my, menigmaal, by verscheidene zwarte slaaven vervoegd, welken bedreeven zyn in de kennis van een groot aantal dezer planten; maar dit volk is zo jalours op hunne kundigheden dat ik niets van hun heb kunnen leeren, noch voor geld, noch voor goede woorden, en 'er nooit eenen heb kunnen overhaalen, op welke voorwaarde het ook weezen mogt, om my eenige onderrichting te geeven. Dit doet my, uit liefde voor de inwooners van Suriname, aan- | |
[pagina 193]
| |
dringen op de noodzaakelykheid, die 'er is, om een' ervaaren' man te verzoeken, dat hy het werk daar ter plaatse op zich neeme, ten einde men niet meer genoodzaakt moge zyn, vreemde geneeskruiden te laaten komen, om redenen boven vermeld, of zyn leeven te waagen gelyk dikwyls geschiedt, aan slaaven, die juist niet altyd welgezind zyn, en een misbruik kunnen maaken van 't vertrouwen, welk pen in hun stellen moet. Tot bewys van 't geene ik gezegd hebbe, zal strekken het klein getal der planten, waarvan ik kennis heb, en welker beschryving ik alhier laat volgen. Hoe veele anderen zou men niet ontdekken! Ga naar margenoot+De eerste, welke my te binnen komt, is de wortel, of het hout, Kwassihout geheeten, welken naam het verschuldigd is aan eenen Neger, Kwassi genoemd, die 'er de eerste ontdekking van gedaan heeft. Ik zou den Leezer verzenden tot de geleerde beschryving, die de groote Zweedsche Natuurkenner 'er van gegeeven heeft, (op het verslag van den Heere van Halberg, welke deze plant in den jaare 1761 in Europa gebragt heeft) indien ik my niet voorgesteld hadde, in dit Boek niets over te slaan van al wat ik 'er buiten dat van weete. Zonder den Heere van Halberg over onwaarheden te willen beschuldigen, zo dunkt my, dat de Zweedsche Natuurkundige en hy zich wat te veel vertrouwd hebben op het verhaal van anderen; dit denk ik, gedeelte- | |
[pagina 194]
| |
lyk, om dat de Heer van Halberg, volgens het zeggen van den Natuurkundigen, de eerste is, aan wien de Neger Kwassi dit hout heeft leeren kennen; doch dit komt my niet waarschynlyk voor, dewyl het reeds, omtrent veertig jaaren lang, byna onder alle de inwooners van Suriname bekend was, die gebruik maakten van den bloessem dezes booms, en denzelven hielden zeer goed voor de maag te zyn; dit was op myne komst in 1754. Ik ontken echter niet, dat ik groote wonderen van dit hout heb hooren vertellen, doch om niet in 't geval te komen van zelf berispt te worden, by gebrek van waarneemingen, zal ik 'er hier maar eenvoudig van zeggen, wat ik 'er zeer wel van weet, en daar men staat op kan maaken. Deze wortel wordt gehouden voor een der beste maag-middelen, hebbende de kracht van dezelve te versterken, den eetlust te verwekken, en de kooking der spysen te bevorderen. By zommige zieken doodt hy ook de wormen. Maar hy wordt wel 't meest geroemd, om dat hy allerleie afgaande koortsen, en zelfs die reeds verouderd zyn, in den grond geneest, werkende sterker op de vogten, dan de Quinquina, om dat hy meer zoute deelen heeft. Zo dat men denzelven, afgekookt zynde, met volkomene gerustheid kan laaten gebruiken, in alle soorten van afgaande en aanhoudende koortsen, door persoonen van allerleie jaaren, door mannen en vrouwen; door jon- | |
[pagina 195]
| |
ge kinderen en volwassene menschen, door oude mannen, jonge dochters, zwangere, en zelfs door in 't kraambed liggende vrouwen. Doch men moet in acht neemen, dat men den zieken zonder verzuim, eens of tweemaal, indien hy zulks maar eenigzins lyden kan, moet laaten purgeeren, eer men hem dit onfeilbaar middel geeft. Ik zou hem zelfs liever een braakmiddel van Ipecacuanha doen inneemen, om de slymerigheid van de maag zo veel te beter los te maaken, en daar door de uitwerking van dit geneesmiddel te verhaasten. De manier, om het als een drank te gebruiken, is beter dan in zelfstandigheid, dat is te zeggen, als een poeder, om dat het, op de laatste wyze gebruikt wordende, niet alleen traager werkt, maar ook verstopping veroorzaakt. Zie hier dan hoe men doen moet: Men neemt eene halve once van de schors van den wortel dezes booms, welke men op zes ponden water tot op de helft laat afkooken, oppassende, dat de pot wel toegedekt zy; vervolgens doet men dit afkooksel door een linnen doek, en men laat 'er den zieken, alle twee uuren, zo lang tot dat de koorts geheel weg is, een kopje vol van inneemen: vyf of zes dagen daar na moet men den herstellenden lyder weder eene purgatie voorschryven. Zie daar alle de hoedaanigheden, of deugden, welken ik in dezen wortel kenne. Ga naar margenoot+De Simarouba is eigenlyk de schors van | |
[pagina 196]
| |
eenen boom,Ga naar voetnoot(a) die, wat de bladen en de hoogte betreft, niet kwaalyk naar eenen Appelboom gelykt. Deszelfs bloessem, die 'er uitziet als witte viooltjes, heeft een' onaangenaamen reuk; de vrucht, welke daar op volgt, is rood en in vieren verdeeld: men zegt dat ze van onder en van boven zuivert. De schors van dezen boom, of de Simarouba, is bleek geel, digt in een geslooten, zonder reuk, maar zeer bitter van smaak. Zy bestaat uit buigzaame vezels, en zit vast gehegt aan het witte, ligte en smaakelooze hout der wortels, struiken en stammen, daar men ze gemakkelyk afscheiden kan. Deze schors behelst veele harstachtige deelen, van eenen aangenaamen smaak, en is by uitstek goed, om de maag te versterken, door haare bitterheid. Ook stilt zy, door haare balzemachtige deelen, de hevige pynen, en snydingen in de ingewanden. Het is in 't algemeen bekend, dat een afkooksel van deze Simarouba een goed middel is tegen den rooden loop, en allerleie buikloopen. Schoon het beter is dezelve in een drank dan in een poeder te gebruiken, kan men 'er echter den zieken, indien hy ze liever op de laatste manier inneemt, tot vyf en dertig greinen, te gelyk van ingeeven, na dat men zorg gedraagen heeft, de eerste wegen te ontlasten. Deze gewigtige ontdekking is men verschuldigt aan de | |
[pagina 197]
| |
Inboorlingen van het land, een volk dat anders zeer onweetend is in de Geneeskunde. Ga naar margenoot+De boom, die de Kassia voortbrengt, wordt zeer groot en wast in alle heete landen van Oost-Indie. Deszelfs bladen zyn lang, smal en van eene bleek groene kleur; hy draagt bloessem als dikke ruikertjes, die eenen aangenaamen reuk hebben. Op den bloessem volgen peulen, welken hard, rolrond, omtrent een' voet lang, en een' duim dik, en van eene houtachtige en dunne zelfstandigheid zyn, die bedekt is met een vliesje, waarvan de kleur in 't eerst, groenachtig is, en vervolgens naar het zwarte trekt, waar aan men derzelver rypheid gewaar wordt. Het binnenste wordt weder verdeeld in verscheidene huisjes of celletjes, daar het zaad in begreepen is, welk in 't midden van het merg zit, dat zoet is, eerst witachtig, vervolgens geel en eindelyk zwart wordt. De peul, die dit merg bevat, komt nooit alleen te voorschyn; men telt 'er van twaalf tot vyftien, en zelfs tot twintig aan elkanderen gehecht, en hangende, afzonderlyk aan den tak, door middel van een klein steeltje, welk haar toelaat zich te beweegen als het waeit, door welke beweeging zy min of meer geraas maaken, zich stooten en afvallen. Deze peulen doorryp zynde, welk men, gelyk ik gezegd heb, aan derzelver zwartheid gewaar wordt, moet men de zwaarste, jongste en volste kiezen, die geen geluid geeven, | |
[pagina 198]
| |
dat is, wier zaad geen geraas maakt, als men ze schudt; om dat zulks dan een bewys is dat de zelfstandigheid vet en schoon zwart is. Zy zuivert de galachtige vogten zeer zagt, en laat geen indruksel van brandigheid na in 't lighaam der geenen, die 'er van gebruiken. Ga naar margenoot+De Sarssaparilla van dit land is eene getakte plant, welke zich slingert en vasthegt aan de nabuurige boompjes en heggen. Zy bestaat uit een oneindig getal takken of wortels, die zeer lang, zo dik als ganseveeren, buigzaam en in de lengte gegroefd zyn, hebbende eene dunne schors, die uitwendig van eene rosachtige, of aschgraeuwe kleur, en inwendig wit is. Deze wortels draagen, van plaats tot plaats, bladen, gelykende naar die van de klimop. Deze soort van Sarssaparilla is niet zo groot als die van Spanje, waarom ik dezelve eerder zoude houden voor eene soort van Smilax aspera dan voor de waare Sarssaparilla. Dit belet echter niet, dat dezelve goed zy om het bloed te zuiveren. Ga naar margenoot+Het blad van Malabatrum, dus genoemd om dat het zynen oorsprong heeft van Malabar, wordt ook te Suriname gevonden. In 't Hollandsch noemt men het Indiaansch blad. Dit blad is zo groot als eene hand, bleek groen, en gelykende niet kwaalyk naar een citroen blad. Het is langwerpig, puntig, | |
[pagina 199]
| |
vast in een gedrongen, glimmende, onderscheiden door drie peesen, of zenuwen, welken van den steel naar de punt loopen, en heeft eenen lieflyken reuk volkomen als de kruidnagels. De boom, die dit blad draagt, brengt eene vrucht voort, welke eene soort van bezie is, die eirond en zo groot is als een klein erwtje, en beslooten in een donker-bruin kelkje, dat gerimpeld en hard is, en aan een klein steeltje vast zit. Deze vrucht is zuur en geurig van smaak. Die my dit blad en de bezie leerde kennen, heeft my verzekerd, dat het blad, inwendig gebruikt, eene overvloedige doorstraaling veroorzaakte, en alle vogten, door middel van de waterloozing, verdreef; doch naardien ik 'er de proef niet van gezien hebbe, kan ik my maar alleen op deszelfs getuigenis beroepen. Ga naar margenoot+Het schynt dat de GemberGa naar voetnoot(c) oorsprongklyk van 't land is, naardemaal zy 'er gemakkelyk voortkomt. Het is eigenlyk de wortel van eene vry digt groeiende plant, welker blad lang smal, en eenigzins zagt is, gelykende naar het blad van een' rooseboom. De steel wast nooit hooger dan twee voeten, en draagt aan de beide zyden, bladen, welken twee aan twee zitten, ligt groen zyn, als zy jong zyn, eene geele | |
[pagina 200]
| |
kleur krygen, wanneer zy ryp worden, en geheel verdroogen, als de wortel zyne volkomene rypheid ontvangen heeft. Deze wortels zyn plat, breed, en van verscheidene figuuren. Zy zyn niet zeer diep in den grond, ja zomtyds daar boven, en dikwyls geheel bloot. Men vindt 'er, die zeer breed, en een' duim dik zyn. Hun schil is dun, vleesch-kleurig, als zy groen, en grys, wanneer zy droog zyn. De binnenste zelfstandigheid is wit en vast, en zelfs redelyk in een gedrongen en zwaar. Zy is doorsneeden door peesen, of zenuwen, ontstaande ter plaatse daar zy aan den steel vast gehegt is, en zich in de geheele lengte en breedte uitstrekkende, even gelyk de aderen in de leden van 's menschen lighaam. Deze zenuwen zyn vervuld met een scherp vogt, sterker dan het overige vleesch, dat zoeter is naar maate het verder van de zenuwen af zit, of minder ryp is. De gekonfyte Gember is voortreflyk 'om de verteering der spysen te verhaasten; zy verteert de slym in de maag; zuivert de toegangen derwaarts, verwekt honger, bevordert de waterloozing, en veroorzaakt eenen zoeten en aangenaamen adem; doch, gelyk men alles met maate moet gebruiken, dus moet men zich van deze plant ook met veel omzichtigheid bedienen, om dat zy zeer heet is, en men haare scherpte niet weg kan neemen, nog haare hitte verminderen, men doe ook wat men wil. | |
[pagina 201]
| |
Ga naar margenoot+Zommigen zeggen, dat de Jalapa wortel oorsprongklyk is van Peru; anderen dat hy uit de Madera-Eilanden komt: wat 'er van zy, het is zeker dat men denzelven 'er niet te minder om in Suriname vindt, vooral op de hooge landen. Het is een langwerpige wortel, van maaksel als een knol, groot in een gedrongen, schuins doorsneeden, en zwaar; van buiten zwartachtig, van binnen bruin; harstachtig, moeilyk om te breeken, en zeer wrang van smaak. Volgens de beschryving, welke my de Eigenaar van de Plantagie Knopomoribo van het blad van deze plant gedaan heeft, zou men hetzelve, zonder zich te bedriegen, kunnen houden voor eene soort van Belle de Nuit (of Merveille de Peru) welke vader Plumier, en de Heer Tournefort Jalap officinarum, fructu rugoso noemen. Schoon dit blad zo zuiverend niet is als dat van Peru, welk de kracht heeft van alle scherpe vogten geheel en al te verdryven; maaken 'er de Negers echter gebruik van. Ga naar margenoot+Indien 'er weinige menschen zyn, die het Zoethout niet kennen, daar zyn 'er ook weinigen, die weeten, dat de Scyten de eerste uitvinders waren van de hoedanigheden dezer plante, en dezelve in gebruik bragten. Deze plant, of wortel is groot, lang, en verdeelt zich in verscheidene takken, waarvan zommigen dikker zyn dan een duim, anderen zo dik als een vinger: Zy | |
[pagina 202]
| |
wast laag by den grond, en verspreidt zich, van alle kanten, in de aarde; de uit wendige kleur is grys of roodachtig, de in wendige geel; de smaak is zeer zoet en aangenaam; zy is zeer goed voor de borst, verzagt de scherpe verkoudheden, maakt de fluimen los, en bevogtigt de borst en longen. Deze plant wordt, voornaamlyk, in moerassige plaatsen gevonden. Ga naar margenoot+De Rozemaryn is gemeen genoeg in alle warme landen; dit is de reden, dat men dezelve te Suriname ook in menigte vindt, alwaar dit boompje in alle hoven aangekweekt wordt. Ingenomen zynde, versterkt zy de harssenen, tegen de vallende ziekte, en de opstygingen van de lyfmoeder. Men maakt Rozemaryn wyn, laatende dezelve aftrekken, die uitsteekend goed is, ter bevordering van de vruchtbaarheid, en voor de zwakheid der zenuwen; uitwendig wordt hy ook gebruikt om de gewrichten en zenuwen te versterken, en de koude vogten te ontbinden. Ga naar margenoot+De Wynruit is eene plant, die byna in alle hoven aangekweekt wordt, en in warme landen gemaklyk voort komt. Zy is zeer goed om de kinder-stuipjes te stillen, als men ze met een weinigje zuurdeeg mengt, en op den pols legt. Ingenomen zynde, is zy zeer bekwaam om het vergif tegen te staan, de maandstonden der vrouwen te verwekken, en de dampen te verdryven; in winderige kolyken, en tegens de beete van dolle honden, wordt zy met geen minder vrucht gebruikt. Een aftreksel van | |
[pagina 203]
| |
haare bladen is een voortreflyke gorgeldrank voor de geenen die met scheurbuik aan het tandvleesch gekweld zyn, of de kinderziekte hebben. Ga naar margenoot+Schoon 'er verscheidene soorten van Jasmyn zyn, zal ik echter maar alleen spreeken van die in Suriname aangekweekt wordt. Het is een struikgewasch, welk eene menigte van stammen of takken schiet, welken allen regt zyn, zich in malkanderen vlegten, sterker worden, en buitengemeen vermenigvuldigen, indien men zorg draagt dezelven, eens of tweemaal in 't jaar, naamelyk in 't begin en 't einde der regens, te snoeien. De bloessem begint zich te vertoonen met een' langachtigen en purperverwigen knop, die zich opent, en verdeelt in vyf witte bladen, waarvan de grond een kelk uitmaakt, uit wiens midden zich een klein zuiltje of steeltje verheft, dat ryp zynde, een' dop voortbrengt, daar twee korrels, digt by elkanderen in besloten zyn; deze korrels zyn plat aan den kant, daar zy elkander raaken, en rond aan den anderen kant, maakende eigenlyk het zaad dezer plante uit. De reuk van dezen bloessem, schoon zeer zagt, verspreidt zich echter zeer ver; men geeft voor dat hy goed is om het kraamen der vrouwen voorspoedig te maaken, als mede om de koude vogten te ontbinden. Ga naar margenoot+De MuntGa naar voetnoot(d) is eene plant, die looten | |
[pagina 204]
| |
schiet ter hoogte van drie voeten. Men kweekt ze in de tuinen aan, om dat ze eene windverdryvende kracht heeft, en tegen de opstygingen werkt. Zy versterkt de harssenen, het hart, en de maag; verdryft de winden, verwekt eet-lust, en bevordert de maanstonden der vrouwen. Daarenboven is zy wondheelend, ontbindend, en tegen de wormen werkende; en byna onfeilbaar om het braaken te doen ophouden, vooral, indien men het water gebruikt dat van deze plant overgehaald is. Ga naar margenoot+De Marjolein is eene al te bekende plant om 'er eene lange beschryving van te doen. Men kweekt dezelve in alle hoven aan, om den aangenaamen reuk. Men gebruikt 'er van in de spyzen, of om die aangenaamer te maaken, of om de winderigheid te beneemen, en derzelver verteering te bevorderen. Deze plant is ook goed voor zenuw ziekten, voor de maag, en om de winden, en andere koude ongemakken uit de lyfmoeder te verdryven, als mede om alle waterachtige vogten, door de waterloozing, af te zetten. Ga naar margenoot+Schoon men vyf soorten van Maluwe onderscheidt, heb ik 'er nogthans in Suriname maar eene van dezelven gezien, welke men in de tuinen aankweekt, om de fraeiheid van haare bloemen, die eenigzins naar ontlookene roosen gelyken: ook wordt ze Malva-rosea genoemd. Deze plant is goed om te verkoelen en te verzagten, en pynen te stillen, de scherp- | |
[pagina 205]
| |
heid van de pis te beneemen, en eene zagte loslyvigheid te veroorzaaken Haare bloemen, gekookt in melk, zyn uitsteekend goed om te gorgelen, als men ongemak in de amandelen of keel heeft. Ga naar margenoot+De Honds-wortel, of Honds-tand, is in de Savaanen, of weiden van Suriname, niet minder gemeen dan in Europa. Deszelfs wortels zyn wit, laag by den grond, hier en daar knoestig, twee linien dik, hebbende weinig smaak, en, als zy droog zyn, eene kleur als stroo. De looten zyn twee of drie voeten lang, en voorzien met vier of vyf lange bladen, die ieder uit een knoest schieten en de loot omwinden. Deze plant is gesteld onder het getal der vyf openende wortels, (waarvan de vier anderen zyn de venkel, de peterceli, de mêkrap, en de kleine hulst) om dat zy de pis afdryft en de verstoppingen wegneemt. Ga naar margenoot+De Fenkel komt gemaklyk in alle hoven voort. Deze wortel is zo dik als een vinder, regt, wit, welriekend, en heeft eenen zoeten en geurigen smaak. Hy schiet eene loot, die vier voeten hoog, regt, gegroefd, knoestig, glad, en overtogen is met eene dunne donkerbruine schors. De Fenkel, gelyk ik gezegd heb, zeer afzettende zynde, is, by gevolg ook goed om het bloed te zuiveren. De bladen zyn zeer goed voor ongemakken aan de oogen, en verzagten ook de scherpheden van de borst. Het zaad is goed om de winden te verdry- | |
[pagina 206]
| |
ven, de maag te versterken, en de kooking te bevorderen. Ga naar margenoot+Het Vrouwen-hair, welk te Suriname wast, gelykt veel naar 't Varen-kruid. Deze plant schiet een loot, die iets roodachtig, en tien of twaalf duimen lang is, zynde voorzien met groenachtige, lange bladen, wier eene zyde getand, doch de andere zonder tanden is; de reuk en smaak dezer bladen is zeer aangenaam. Men vindt dezelve in zekere Savaanen, alwaar veele kruiden zyn, en in moerassige en vogtige gronden. Zy is grooter dan die van Europa. Dit kruid is goed voor de borst, om dat het de taeie slym, die zich aldaar vastgezet heeft los maakt; het geneest den hoest, verdunt de dikke vogten, aan de ingewanden kleevende, en daar verstoppingen veroorzaakende. In de geelzugt en in nierkwaalen gebruikt men het ook met veel vrucht. Ga naar margenoot+Het Basilicum is, om deszelfs aangenaamen reuk, in alle hoven zeer gemeen. Dit kruid wast zo hoog als een voet, en verdeelt zich in veele takken, wier bladen naar glas-kruid gelyken. Men wil dat een treksel van deze plant zeer heilzaam is voor hoofd-pynen. Ook is zy goed om de winden te verdryven, en het hart en de harssenen te versterken naardien zy veel vlug zout behelst. Ga naar margenoot+Schoon 'er twee soorten van SalyGa naar voetnoot(e) zyn, | |
[pagina 207]
| |
zal ik echter maar van de kleine spreeken, die in alle de tuinen van Suriname zeer zorgvuldig aangekweekt wordt, om het groot gebruik, welk men 'er van maakt; naardien zy goed voor 't hoofd, hartsterkende en losmaakende is. Men schryft ze voor, getrokken als thee, wanneer zy de slym verdunt, en de harssens versterkt. In melk gekookt, wordt ze ook veel gebruikt als een gorgeldrank, als men eene kwaade keel heeft. Ga naar margenoot+De kleine Santorie is eene der bitterste planten, en wordt gevonden in de moerassige Savaanen. Zy schiet hoekige en gladde looten, die zich omtrent over den grond spreiden. De wortel is zeer klein, wit en smaakeloos, de bladen zyn ten naasten by gelyk die van het St. JanskruidGa naar voetnoot(f), en zeer bitter. Met deze plant, daar een drank van gekookt wordt, geneezen de Negers de afgaande koortsen; en wanneer dezelve niet helpt, neemen zy hun toevlugt tot het groot koortsverdryvend middel van den Neger Kwassi. Ga naar margenoot+De Bastaard-kaneel is de schors van een' boom, wiens stam zo dik als een mans dye, en met twee schorssen overtoogen is, waarvan de buitenste redelyk dik, en aschgraeuw van kleur en doorzaeid is met eenige witachtige en hobbelige vlakken, hebbende eenen geurigen en eenigzins | |
[pagina 208]
| |
scherpen smaak. De bladen van dezen boom, welken naar die van eenen laeuwrier-boom gelyken, hebben den regten smaak en geur van de kaneel. Men kent maar eenen boom van deze soorte, in de gansche Kolonie, staande op het hoogste der landeryen, in eene Plantagie in de Kreek Cassi-vinica. Ga naar margenoot+De Aloë is redelyk gemeen in Suriname; maar deszelfs gebruik in de geneeskunde is 'er nog onbekend. Men bedient zich van de bladen, die zeer dik zyn, en steekels van eene schoone groene kleur hebben, om het tinnen vaatwerk schoon te maaken, of liever, te schuuren. De steel van deze plant is buiten gemeen sterk en hard, en behelst eene soort van harst, of olieachtig sap. Men braakt het pit ook gelyk hennip, en de Indiaanen maaken 'er touwen van voor hunne hamacs. Ga naar margenoot+De Roozeboom wordt in alle de hoven zeer aangekweekt, niet alleen om den reuk en de fraeiheid der bloemen, maar ook om dat men 'er een water van overhaalt, welk in alle Apothekers winkels gevonden, en tot een huismiddel voor oneindig veele zaaken gebruikt wordt. Ga naar margenoot+De Nicotiana, of tabak, welke eene algemeen bekende plant is, naardien een ieder 'er gebruik van maakt, komt in Suriname, hoe zeer men zich ook toegelegd heeft op derzelver aankweeking, zo wel niet voort, als in andere landen, schoon zy oorsprongklyk is uit Amerika, zo dat men | |
[pagina 209]
| |
verpligt is geweest die moeite te staaken; omdat de Negers nooit de scherpheid, uit te veel olieachtige deelen ontstaande, hebben kunnen verdraagen, en om die reden de tabak, welke daar gebragt wordt door de Engelschen, liever hebben. Daarenboven weet men, dat de Nicotiana, met zeer veel hevigheid, van onder en boven, doet ontlasten. Men gebruikt ze met veel baat, in beroerten, lammigheden, en byzonder in klisteeren. Ga naar margenoot+Dezen naam geeft men aan den bloessem van den wilden granaat-boom, die in 't land gevonden wordt. Een afkooksel van denzelven is zeer goed voor den rooden loop, de loslyvigheid, den sterken afgang, en de bloedspuwing. Ga naar margenoot+Men onderscheid twee soorten van Brandnetels, naamelyk, de mannelyke en de vrouwelyke. De eerste soort draagt, op voeten die niet bloeien, celletjes, gemaakt als de yzeren punt van eene lans, die, als men ze aanraakt, branden, en ieder een eirond en glimmend zaad behelzen.. De tweede soort draagt alleenlyk bloemen zonder vruchten. Men bedient 'er zich van in de Geneeskonst, om dat ze openen, en de verstopte maanstonden spoedig doen wederkomen. Ook doen zy, in 't byzonder, het bloeden van den neus ophouden, en men wil dat zy den kanker, of het koude vuur beletten verder door te dringen, al ze kort gewreeven, en op het geraakte deel gelegd worden. | |
[pagina 210]
| |
Ga naar margenoot+Dit is eene plant, die in de aarde niet wast, en haar voedzel krygt van andere boomen, 't welk maakt, dat zy geen zigtbaaren wortel heeft. Men heeft my doen opmerken dat ze, in Suriname, maar alleen op de Oranje, Mispel- en de Goyava-boomen voortkomt. Men zegt, dat zy uitsteekend goed is voor de stuipen, lammigheid en wormen. Ga naar margenoot+De soort van Gouden RoedeGa naar voetnoot(g) welke in dit land voortkomt, wast in de bosschen. Het is eene plant, die looten schiet ter hoogte van twee of drie voeten, welken rond, gegroefd en vol zyn van een sponsachtig merg. De bladen zyn langwerpig, puntig en eenigzins getand aan de kanten. De bloemen, hebbende een goud geele kleur, zyn straalswyze geschikt, en worden ondersteund door eenen kelk van verscheidene bladen, als schubben. Deze plant is goed om in vleeschnat en garstenwater gebruikt te worden, om dat zy wat bitter is; ook is zy heilzaam in nierzuchtige kolyken, en in staat, om den steen in de nieren en de blaas te verkleinen. Ga naar margenoot+Men kent in dit land maar een soort van de Veronica, welke in de bosschen wast. Haare wortel is zeer dun, vezelig, en kruipende; hy schiet verscheidene looten, welken een voet hoog, dun, rond en voorzien zyn met bladen, die tegen over elkanderen zitten, en aan de kanten eenig- | |
[pagina 211]
| |
zins getand, groen, gerimpeld en rond zyn. Deze plant is zeer goed om het bloed te zuiveren, en voor verzweeringen in de borst of de longen. Men gebruikt ze ook als thee, om het graveel uit de nieren te verdryven. Een afkooksel van dezelve wordt ook met baat gebruikt, in de geelzucht en verstoppingen, zo dat men haar gebruik, in alle deeze kwaalen, niet genoeg kan aanpryzen. Ga naar margenoot+Het Yzerkruid wordt ook gevonden in de Savaanen en bosschen. Deszelfs wortel is langwerpig, naeuwlyks zo dik als een vinger, een weinigje wit, en bitter van smaak, schietende scheuten van twee of drie voeten hoog. De bladen zyn langwerpig, diep in gesneeden, groenachtig, en zeer bitter van smaak. Men zegt, dat deze plant en haare bladen zeer ontbindende, en een goed middel zyn om hoofd kwaalen en wonden te geneezen; tot poeder gemaakt, en vervolgens als thee gedronken, is zy ook goed in eene eerst beginnende waterzugt. Ga naar margenoot+De Waterroos is eene waterplant, die vry gemeen is in alle moerassige gronden. Schoon men 'er geen gebruik van maakt, is zy echter wel bekend in de geneeskunde. Zy schiet zeer groote, breede en byna ronde bladen, die dik en vleezig zyn, op het water dryven, veele aders en eene groene kleur hebben, op den rug witachtig, van onder donker groen zyn, en ondersteund worden door lange, tedere en | |
[pagina 212]
| |
sponsachtige steelen, zo dik als een vinger, wier kleur roodachtig is. Men gebruikt dezen wortel, gemeenlyk, in verkoelende dranken voor ontsteekingen in de nieren en de blaas, als mede in heete koortsen, slaapeloosheid, en, in een woord, in alle gevallen daar men den drift, van 't bloed noodzaakelyk temperen moet. Ga naar margenoot+De MilisseGa naar voetnoot(h) wordt in eenige tuinen aangekweekt. Men noemt ze ook citronelle, om dat haare bladen inderdaad den reuk van citroenen hebben. Deze plant schiet looten van twee voeten hoog, zommigen meer, anderen minder. De bladen zyn langwerpig, puntig en redelyk breed, donker groen van kleur, blinkende, en eenigzins scherp van smaak. De bloemen, die klein, wit of bleek rood zyn, brengen, als zy afvallen, vier zaadjes, in eenen kelk, voort. De plant is goed in beroerten, en wordt ook, met veel baat, in droefgeestigheid en kwaadaartige koortsen gebruikt. Zy versterkt de maag en de harssenen, en bevordert de maanstonden by de vrouwen. Ga naar margenoot+Het Moederkruid wast gemakkelyk in de hoven, zo ras het 'er aangekweekt wordt. Deszelfs wortel is wit, en schiet verscheidene scheuten; de bladen die talryk zyn, hebben eenen sterken reuk, en zeer bitteren smaak. Na dat men deze plant, eenen tyd lang, in zommige hoven aangekweekt hadt, heeft men ondervonden, dat zy een | |
[pagina 213]
| |
onfeilbaar middel is voor alle ziekten, ontstaande uit opstygingen; en, heden ten dage, wordt zy nog van alle Artsen, gehouden, als zeer goed, om alle hardigheden in de baarmoeder te verdryven, de maanstonden der vrouwen te bevorderen, en om verstoppingen en opstygingen weg te neemen. Ga naar margenoot+De Linaria, of het Vlaskruid,Ga naar voetnoot(i) wast in poelen, moerassen en stilstaande wateren. Het is maar twee duimen hoog. De bladen gelyken naar vlaskruid, en zyn zeer bitter van smaak: Deszelfs wortel is zeer dun, vol bogten, een weinig hard, en wit. Men zegt, dat dezelve goed is voor de waterzucht, en de geelziekte. Ga naar margenoot+Men heeft my den stam van eene roode Lelie, bygenaamd St. Jan, laaten zien, over welker uitsteekende schoone vuurkleur men zich niet genoeg kan verwonderen. Naardien het de eenigste is, die ik gezien heb, en men my niet onderricht heeft, of zy eenige hoedaanigheid bezit, kan ik 'er niets van melden: Ga naar margenoot+De Herniola is eene kruipende plant, welke eenige gelykenis heeft met het Serpyllum, of de wilde tym, en zich, in de rondte, over den grond verspreidt. Men vindt ze niet dan in zekere Savaanen. Deze plant is zeer afdryvende, en bygevolg zeer goed voor de geenen, die met het graveel gekweld zyn. | |
[pagina 214]
| |
Ga naar margenoot+Het Varen-kruid is, in Suriname, eene waterplant wassende in moerasgronden. Deszelfs wortel bestaat in eene verzameling van lange en zwartachtige vezelen. Deszelfs scheuten zyn, omtrent, twee of drie voeten hoog, groen en getakt; de bladen lang en smal. Ik weet geene hoedaanigheid van deze soorte van Varen-kruid; indien 'er van de twee andere soorten, die by alle Artsen bekend zyn, gehandeld moest worden, zou ik 'er met meer kundigheid over kunnen spreeken, Ga naar margenoot+Daar zyn twee soorten van Bryonie, kwartelbezien of wilde wyngaard,Ga naar voetnoot(k) waarvan de eene roode, en de andere zwarte bezien draagt. Deze plant schiet klimmende ranken, voorzien met lange draaden, door welken zy zich aan de naastbygelegene planten vast hechten. Haare bladen gelyken naar wyngaards bladen; doch zy zyn iets kleiner, wit, en zitten als trossen by elkanderen, daar naderhand beziën, gelykende naar vlier-beziën, van komen, die groen in den beginne zyn, maar rood of zwart worden, naar maate zy tot rypheid komen. Deze beziën zyn vol van een ondeugend sap, en eenige eironde en puntige zaadjes. De wortel van de eene en andere soorte is van maakzel als een groote knol, voor 't overige wit, vol sap, en van eenen scherpen en bitteren smaak. | |
[pagina 215]
| |
Men zegt, dat deze zelfde wortel, gansch versch zynde, en tot een drank gemaakt, de verstoppingen wegneemt, en van de scherpheden zuivert. Ga naar margenoot+Het Bastard leverkruid is eene waterplant, die in de moerassen wast. Haare bladen gelyken naar die van hennip, en de wortel is vezelig. Men verzekert, dat zy goed is tegens de beet van slangen, en dat men 'er een nieskruid van maakt, om te gebruiken in hoofd-kwaalen. Ga naar margenoot+Daar zyn twee soorten van Mouron, of Guichenheil, waarvan de eene in het water en de andere op het land wast. Het is eene plant, die verscheidene dunne en kruipende steelen schiet; de bladen zyn klein, langwerpig, en zitten twee aan twee tegen over elkanderen aan de steelen, en hebben eenen grasachtigen smaak. Deze plant, schoon goed om de vogels mede te voeden, wordt echter ook, in de geneeskunde gebruikt, om dat zy verfrischt, verkoelt, en verzagt, gelyk de porcelein. Men wil, dat een afkookzel van dit kruid den vloed der ambeien stuit, en derzelver smert verzagt. Ga naar margenoot+De Braak-Noot van Suriname is eigenlyk de steen van eene vrucht, die my onbekend is. Deze steen is plat, bolrond en omtrent zo groot als een boon, geelachtig, en zomtyds wit van kleur; hy scheidt zich in twee deelen, en heeft in ieder zyde een pit, welk met een vliesje overtoogen is, dat eene | |
[pagina 216]
| |
slegte hoedaanigheid bezit, gelyk men uit het volgende zien zal. Wanneer men zich in Suriname wil vermaaken, ten koste van eenen vreemdeling, die daar pas aankomt, of van iemand anders, die deze vrucht niet kent, geeft men hem eerst van deze geschilde pitten, welken zeer aangenaam smaaken, vervolgens geeft men hem stil, zonder dat hy zulks merke, drie of vier andere ongeschilden, daar men hem een glas water op laat drinken. Zo ras hy dit in 't lighaam heeft, voelt hy buitengemeene benaeuwdheden, die door mislykheid en braakingen gevolgd worden, in welken staat hy meer dan twee uuren blyft; deze poets schynt den aanschouweren zeer vermaaklyk toe, doch my geenszins. Die de vrucht kennen, of daar van gewaarschuwd zyn, ligten 'er het vlies, met de punt van een mes af, en eeten het pit, zonder het minste ongemak te gevoelen; betrekkende dus de geenen, die zich met hun dagten te vermaaken. Ik wil dit Hoofdstuk niet eindigen zonder te spreeken van eene plant, die ik in verscheidene tuinen gezien hebbe, en die aanmerkenswaardig is om haare byzonderheid, als men ze aanraakt, te weeten het Kruidtje roer me niet. Ga naar margenoot+De Heer Tournefort onderscheidt 'er, in zyne Institutiones Rei herbariae bladz. 605, verscheidene soorten van; doch ik zal maar alleen gewag maaken, van de plant die ik | |
[pagina 217]
| |
gezien hebbe, zynde de anderen my onbekend. Zy wast als een boompje ter hoogte van vier voeten; men zou dezelve gemakkelyk den naam van eene levendige of levende plant kunnen geeven, om dat haare bladen die lang en als linzen gemaakt zyn, zo ras men haar aan raakt, het zy met een stok of met de hand, al is het nog zo zagtjes, zo digt in een krimpen, dat zy zich sluiten, en eenige minuuten onbeweeglyk blyven, waarna zy zich weder openen, en hunnen gewoonen stand herneemen. Als de zon ondergaat, schynt de plant te verwelken, als of zy dood was; doch als dit groote Hemellicht weder opkomt, herneemt zy haare leevendigheid; en hoe klaarer de lucht is, en hoe minder wolken daar in zyn, hoe groener zy weder schynt te worden. Ik kan dit wonder nergens aan toe schryven, dan aan eene soort van stuipen van de plant zelve, welke, zonder twyfel, veroorzaakt wordt, door de werkende beginzels, waar uit zy moet zamengesteld zyn, en die, waarschynlyk, zo gevoelig moeten zyn, dat de minste schudding, of aanraaking der bladen, dezelven doet opzwellen, zo dat daar door de vezels of vaaten, welken zy behelzen, uitgezet worden of inkrimpen. Men heeft my verzekerd dat de bladen van deeze plant, gekaeuwd wordende, de fluimen doen opgeeven, den hoest bedaaren, de stem helder maaken, en de pyn in de nieren | |
[pagina 218]
| |
verzagten; maar dewyl ik daar geen blyken van gezien heb, zal ik my houden by het geene men 'er my van gezegd heeft, zonder hetzelve voor eene vaste zaak te willen opgeeven. Zie daar al wat ik by een heb kunnen verzamelen raakende de Kruidkunde, zo door my zelven, als door hen, die 'er my de onderrichtingen van bezorgd hebben. Ik wensche, dat zy, die hunne behoudenis lief hebben, al wat ik hier omtrent gezegd heb, met bedaardheid overweegen; dewyl ik geenszins twyfele, of zy zullen my den een of anderen tyd eenigen dank weeten, dat ik hun de middelen onder het oog gebragt hebbe, waar door zy van zo veele ziekten, die hen maar al te dikwyls plaagen, kunnen geneezen worden. Mogten de beweegredenen, die my bestieren, indruk maaken op alle de geenen, die de menschelykheid tot hun deel hebben, en hen aanzetten, om overeenkomstig met myne oogmerken te handelen, en dus mynen arbeid tot nut der inwooners van deze Kolonie te doen gedyen. |
|