Nieuwe algemeene beschryving van de colonie van Suriname
(1770)–Philip Fermin– AuteursrechtvrijBehelzende al het merkwaardige van dezelve, met betrekkinge tot de historie, aardryks- en natuurkunde
Negende hoofdstuk.
| |
[pagina 78]
| |
koophandel met hunne goederen te dryven, zonder met praeuwen of kanoo's te reizen. Zy vergeeten nooit, hunne hamacs, boog en pylen, zo voor de jagt als visscherye, met zich te neemen; want zy bekommeren zich nooit over de noodwendigheden des leevens, laatende de Voorzienigheid zorgen voor hun onderhoud; doch, zo hunne reisen van langen duur zyn, dan neemen zy eenig vleesch, en grookten visch mede; dien zy met peper, en koekjes van cassave, in plaats van brood, eeten. Zo ras de Zon onder is, gaan zy aan land, en hangen hunne hamacs aan twee boomen, bedekkende dezelven met bladen en takken, om te rusten tot den volgenden dag, wanneer zy met Zonnen opgang, hunne reis vervolgen. De vrouwen en kinderen verzellen hen altyd op de reisen, ten ware zy andere bezigheden hebben, op de plaatsen, daar zy slaapen of den nacht doorbrengen moeten. Dewyl de Indiaanen gansch onkundig zyn van de rekenkonst, zo bedienen zy zich in alle rekeningen, van een lang touw of eene koorde met knoopen. Zomtyds reizen zy, echter, te lande, en dan gaat het hoofd van de bende altyd voor aan, zynde, door zekere kleedinge, van de anderen onderscheiden; indien zy hunnen weg door de bosschen neemen, dan draagt hy zorg, om op de boomen, daar zy voorby gaan, met het mes een teken te maaken, om zich in het wederkeeren | |
[pagina 79]
| |
niet te vergissen. Daar is geen bekwaamer Natie dan deze, om de voet stappen na te spooren van menschen, die door plaatsen getrokken zyn, daar anderen het minste bewys niet van zouden ontdekken. Ga naar margenoot+De taal van dit volk is in ieder Natie zo verschillende, dat zomtyds nabuurige Indiaanen elkanderen niet verstaan. Men wil echter, dat zy eene algemeene taal hebben, welke byna iedereen verstaat, ten minsten het hoofd van ieder vlek, of Gemeente. Ga naar margenoot+Het hoofd van eene Gemeente, eenige beweegredenen hebbende om eene andere Natie te beoorloogen, vergadert, voor eerst alle de Kapiteins van zyne eigene Natie. Ten dien einde bereidt hy een' groote maaltyd, en als zy zich braaf dronken gedronken hebben, dan verklaart hy de oorzaak der klagten, die hy heeft tegen de Natie, op welke hy voorneemens is aan te vallen. Zo ras de gasten zulks goedgekeurd hebben, maaken zy hun geheele lighaam zwart met Genipa, en schikken zich op met vederen van roode papegaeien, daar zy kroonen en gordels van maaken; in deze toerusting begeeven zy zich naar eene plaats, alwaar zy, voor dat het gevegt begint, een voor een, hunne oorlogs-danssen danssen. Daar is 't, dat zy den roem hunner voorouderen, en hunn' eigenen zingen, veel ophefs maakende van de groote daaden, welken zy gaan verrigten. Het ongelyk, hun van de vyanden aangedaan, meeten zy breed | |
[pagina 80]
| |
uit, en eindelyk eindigen zy met een schreeuw, dat zy gedwongen zyn zich te wreeken. Zie hier hoe hun danssen toegaat. Zy hebben geene andere speeltuigen dan fluiten en bellen. De fluiten, die omtrent twee en een' halven voet lang zyn, hebben maar een gat, en tot mondstuk een rietje gelyk de hobo's, welk maakt dat ieder fluit maar eenen toon heeft. De bellen zyn gemaakt van uitgeholde steenen, van eene vrucht, abouai genoemd, die zy digt by malkanderen voegen, op dat dezelven, geschud wordende een zeker geraas geeven, welk gelykt naar den klank van kleine schelletjes. Ga naar margenoot+Hunne danssen bestaan, om eigenlyk te spreeken, maar alleen in gangen, onder welken zy met de beenen tegen elkanderen slaan, en het lighaam heen en weder slingeren als dronken lieden doen; en hier mede kunnen zy zich vyf of zes uuren achter een bezig houden; zo dat men een Indiaan moet weezen, om diergelyke sterke beweegingen uit te staan. Ga naar margenoot+Laaten we nu wederkeeren tot hunnen koophandel, die betrekking heeft met hunne handwerken. Dezelve bestaat in het verkoopen van hamacs, aardewerk, korven, pengalen, wapens, allerleie soorten van zeldsaame dieren, balsem van racaciri, en in schildpadden, van welken ik spreeken zal, uit hoofde van derzelver groote behendigheid in deze dieren te vangen. Ook | |
[pagina 81]
| |
ruilen zy alle deze koopgoederen van de Europeaanen, tegen al wat zy van noden mogen hebben, of gebruiken kunnen in hunne Fabriken. Dikwyls kan men goedkoop van hun koopen, om dat zy, den meesten tyd, de innerlyke waarde hunner goederen niet weeten. Dus verre een naeuwkeurig verslag gedaan hebbende van al het geene deze volken betreft, zal ik dit Hoofdstuk eindigen met, in gevolge myner belofte een bericht te geeven van de wyze, waarop de groene zee schildpadden gevangen worden; voorneemens zynde in het volgende te spreeken van de Europeaanen, die de Kolonie bewoonen, eer ik overga tot de beschryving der zwarte slaaven. Ga naar margenoot+Om een goed begrip te krygen van de manier, op welke de Indiaanen de zee schildpadden vangen, zo moet men weeten dat deze dieren hunne eieren op het zand leggen. Dan keeren zy de schildpad op den rug, wel verzekerd, dat zy zich niet wederom zal keeren; want daar zyn 'er van twee tot vyf voeten lang, en twee of drie voeten breed, die tot vier honderd pond toe weegen, daarenboven zyn deze schildpadden genoegzaam plat van rug, en, by gevolge, buiten, staat, om deze beweeging te onderneemen, of in dezelve te slaagen. Met de Carette, eene andere soort van schildpadden, waarvan de schulp kostbaar is, maar het vleesch van weinig waarde, is het echter zo niet gesteld. Dit dier eenen ron- | |
[pagina 82]
| |
den rug hebbende, en zeer gaeuw zynde, beweegt zich met geweld, en gaat terstond weder op den buik leggen. Eene dezer groote schildpadden, waar van ik spreek, legt tot drie honderd eieren, waar van ieder zo groot en zo rond is als een kaatsbal. De schaalen der eieren gelyken naar nat parkement; en men wordt 'er altyd eene kleine ledige plaats in gewaar; wat het wit aanbelangt, dat wordt nooit hard; doch het geel wordt zo hard als dat van hoendereieren, en is zeer lekker. Deze schildpad is de beste om te eeten; maar haare schulp is nergens goed toe; zy voedt zich met gras en kruiden, onder het water, alwaar zy haar gewoon verblyf heeft, en behoeft niet op het land te komen, om voedzel te zoeken, welk zy vindt in weiden, die op de grond van de zee, langs de nabuurige eilanden van Suriname liggen, en waarop zo weinig water staat, dat men, by eene stille zee, en schoon weder, deze groene tapyten, en de daar opgraazende schildpadden, gemakkelyk zien kan. Eene eenige dezer schildpadden heeft zo veel vleesch, dat zy in staat is, om by de tagtig menschen te voeden, en is zo lekker als het beste kalfsvleesch, mits zy versch zy; zy is doormengd met vet, 't welk, gekookt zynde geel groen van kleur is. Daar zyn maar vier maanden in 't jaar, waarin men ze vangen kan, naamelyk, February, Maart, April en Mei. De blanke Creolen onderscheiden tweeërleie soort | |
[pagina 83]
| |
van vleesch in deze dieren, te weeten eene grove en eene fyne soort, welke laatste inderdaad het lekkerste is van het gansche dier. Zy noemen het Kalpé, en bereiden het op de volgende wyze. Ga naar margenoot+Zy laaten dit fyne vleesch aan den schulp, welk zy, een' ganschen nacht in limoen sap laaten weeken, om hetzelve zo veel te vaster te doen worden; daarna laaten zy het kooken in den ooven, zonder het uit den schulp te neemen, en doen 'er by een' saus van eieren, vet, darmen van beesten, en meer andere dingen, die my onbekend zyn, doch veel gelds kosten: by deze gelegenheid, kan men te regt, het gemeene spreekwoord gebruiken: dat de saus duurder is dan de visch: want een diergelyke schotel komt omtrent op twintig Hollandsche guldens te staan. De Indiaanen verkoopen deze schildpadden gemeenlyk aan de vleeschhouwers; en vervoegen zich, ten dien einde, meest by de tollen van deze laatsten, die gewoonlyk bokke-ruilers genoemd worden, om dat de Blanken dit amt gemeenlyk bezitten. Ga naar margenoot+De Carette verschilt, in alles, van de voorgaande schildpadde: het wyfje legt haare eieren niet op het zand, maar op gruis, en daar de meeste keisteentjes zyn. Haar vleesch is, inderdaad, niet van het aangenaamste, maar de eieren zyn smaakelyker, dan die der Zee-schildpadden; haar schulp wordt zeer gezocht, niet alleen om dat dezelve zeer fraei is, maar ook, om dat men 'er | |
[pagina 84]
| |
alles van maaken kan, wanneer men hem, in warm water, laat zagt worden, en vervolgens in eenen vorm doet, waar van men hem terstond de gedaante naeuwkeuriglyk doet aanneemen; wordende op het oogenblik weder hard. Nu blyft my niets meer overig te melden van de Indiaanen, dan dat zy, de vrouwen zo wel als de mannen, in en voor het water schynen gebooren te zyn; want als 'er eene pirouge in zee omslaat, 't welk dikwyls gebeurt, vooral wanneer zy de zeilen willen dwingen, of dronken zyn, zo verliezen zy niets van hun bagagie; en weeten zo wel te zwemmen, dat de kleine kinderen, aan de borsten van de moeders liggende, niet het minste gevaar loopen, terwyl de mannen in het water bezig zyn, om het vaartuig op te beuren, en 'er het water uit te werpen, waar mede het vervuld is. |
|