ven. Misschien zag Rosalia dit nu zelf ook wel in. Maar haar trots verdroeg het niet dat haar bevel gedwarsboomd zou worden.
‘Iemand moet hier de leiding hebben terwijl ik er niet ben, en ik heb beslist dat het Anninhas zou zijn. Jullie doen dus wat Anninhas zegt, en als ik over een paar dagen weer terugkom en zij heeft klachten over een van jullie, dan vliegt die de deur uit. Goed begrepen?’
‘Gaat u dan wéér weg, dona Rosalia?’ jammerde Olinda.
(Ik vernam dit met niet minder verrassing.)
Op dat ogenblik kwam juist Miguel binnen; hij moest de auto hebben zien staan en kon dus verwachten ons in het atelier te zullen vinden. Blijkbaar had hij ook verwacht dat er een storm zou waaien: ik las hem de bezorgdheid van het gelaat. Maar een snelle blik op de triomferende Anninhas schonk hem zijn rust terug. ‘Hebben ze zich durven beklagen?’ vroeg hij Rosalia, er niet zo gauw aan denkend ons eerst eens behoorlijk te begroeten.
‘Ja, over jou,’ zei Rosalia. ‘Waar bemoei jij je mee? Ik had Anninhas hier zo lang in mijn plaats aangesteld, niet jou.’
‘Maar als ze met hun allen tegen Anninhas beginnen, senhora, mag ik haar dan niet verdedigen?’
‘Dat zal ík wel doen, als het nodig is. Jij komt hier niet meer binnen terwijl ik weg ben, verstaan? Vooruit, hoepel op.’
Nu was het de beurt van Emilia en de andere meisjes om te zegevieren. Anninhas keek met betraande ogen naar haar namorado om, die bleek terugdeinsde.
En daarmee keerde de vrede op het atelier dan weer terug... zo lang wij er waren. Straks stond Anninhas, alleen, tegenover een taak die ik haar niet benijdde. Maar ik moet