‘Schaamt u zich dan helemaal niet, zo te staan liegen?’ vroeg Rosalia driftig en ongelukkig.
‘Waarom zou ik me schamen? Armoede is geen schande, en ik ben trots op m'n dochter, die het tot een dame heeft gebracht en dat op een eerbare manier, zonder zich te koop aan te bieden. - Niet dat het haar aan liefhebbers zou hebben ontbroken,’ voegde zij er nog obsceen grijnzend aan toe.
Rosalia zou mij dankbaar zijn geweest, als ik nu de tact had getoond, het veld te ruimen. Maar ik kon niet weg komen: de Oude fascineerde me.
‘Het is waar: u hebt een dochter waarop u trots mag zijn,’ zei ik.
Al wat vrouw was in de kamer, hoorde deze woorden. De meisjes bogen zich dieper over de bloesjes die ze bezig waren te borduren. De Oude keek me even aan, en van mij dwaalde haar blik naar Rosalia daar op de trap. Toen hapte ze in de worst en vroeg met volle mond: ‘Wat is Uwe Excellentie? Engelsman? Duitser?’
‘Meneer is buitenlander.’
‘Goed, maar waar komt hij vandaan? Uit het land der kaalkoppen?’
‘Moeder!’ Rosalia hief in toorn de hand op. De Oude trok er zich niets van aan: ze wist dat het een leeg gebaar was. Nimmer zou haar dochter zich zo ver durven vergeten haar grijze moeder te slaan. En ik verbrak de benauwende spanning door in een lach te schieten: de vraag van het brutale oude wijfje werkte onweerstaanbaar komisch op me.
‘Zie je wel, Zijne Excellentie lacht er zelf om,’ zei ze. Dit beviel haar in mij; ik kon het uit haar stem horen.
‘Ik kom uit Duitsland,’ lichtte ik haar nu in.
‘En wat zoekt Uwe Excellentie dan in Portugal? Waar