| |
| |
| |
Toneel te Londen
Capek: The Insect Play
Londen, 12 juni [1923]
Er is, voor waarschijnlijk slechts een korte tijd, iets te doen in de Londense toneelwereld. De Guitry's zijn er. Eleonore Duse geeft een zestal matinees. Greins Volkstheater speelt Shaw en Ibsen. Een ondernemer heeft Drinkwaters Cromwell aangedurfd. En tegelijkertijd zijn twee, uit het Tsjechisch vertaalde stukken van de gebroeders Capek vertoond, R.U.R. en The Insect Play, die veel opzien gebaard hebben en waarvan het minst goede, R.U.R., het langste gespeeld zal worden. Er is op dit ogenblik dus keuze, hetgeen in lang niet gebeurd was en zo koos ik The Insect Play, vooral hierom, dat de enkele critici, wier oordeel lezenswaard is, er veel voor voelden, dat het gros er verschrikkelijk veel op tegen had, en dat al spoedig aangekondigd werd, dat de vertoning gestaakt zou worden. Het totaal gebrek aan begrip in de dagbladpers, en de weerzin van het publiek tegen wrangheid, die eigen kleinheid ontmaskert, zonder de ontmaskerde tegelijk een bonbon tussen de lippen te duwen, hebben The Insect Play vermoord. Men hekele de dwaasheid zó, dat zij in een gevoel van zelfvoldane superioriteit om haar eigen naarheid lachen kan, - dan kunt gij succes hebben, maar wee, wanneer gij het een spiegel ophoudt, waarin het zich bij voorbeeld als een krioeling insekten - en niet van de onschuldigste - aanschouwen moet. Al de onaangename gevoelens, die zich dan van de toeschouwer meester maken, worden op u, als de schuldige veroorzaker overgedragen. Zeg de waarheid lachende, maar hoed u haar grimlachend te zeggen, want gij wordt naar de buitenste duisternis gedrongen.
The Insect Play heeft een motto, waaraan het zijn eigen- | |
| |
lijke titel ontleent. Het is van Dean Swift, een van de scherpste satiristen der Engelse literatuur. De keuze van deze schrijver voor een motto is instructief. Het luidt aldus:
So, Naturalists observe, a flea
Has smaller fleas that on him prey
And these have smaller still, to bite 'em;
And so proceed ad infinitum
en de titel van het stuk is ‘and so ad infinitum’. Zoals ik alreeds te kennen gaf, het stuk is in zijn uitvoerigste delen een satire. Wat het tot meer dan een satire maakt, dat is zijn ‘setting’, waarin de drie satirische bedrijven opgenomen zijn als stenen in een ring en waardoor The Insect Play in stede van enkel wrange kritiek een dichterlijke creatie wordt, - een dichterlijke creatie die zeker uit niet minder bitter levensgevoel voortkomt, dan de satire, maar die in haar schoonheid Capeks toneelwerk tot een hoger plan verheft dan het als enkel satire bereikt had. Wat die satire is, begrijpt men. Capek heeft de drie hoofdmomenten van het menselijk bestaan: liefdeleven, gezinsleven en gemeenschapsleven aangepakt, hen ontdaan van de ideële hul, waarmee de mens hen voor zich zelf aannemelijk gemaakt heeft, en toont hen ons nu als de werkingen van het blinde instinct, dat hard, kil en wreed zijn eigen weg gaat en zich van al die noties onzer specifieke menselijkheid, die hen eerder vervalsen dan louteren, niets aantrekt. Capek heeft daarbij gemakkelijk spel. Voor het liefdeleven kiest hij de paardrang onder de vlinders, die hij ons laat zien als een felle opwinding van lust in vergankelijkheid met de bijvorm der perversie, die de lust heter maakt naarmate de vergankelijkheid de natuurlijke wreedheid prikkelt. Voor het gezinsleven kiest hij mestkevers, die aan niets denken, dan aan de vergroting van hun balletje vuiligheid, de krekels, die met rustige aanvaarding van anders ellende slechts zorg voor eigen huiselijke genoeglijkheid hebben, de moord- | |
| |
dadige sluipwesp, de ganse dag bedrijvig, om zoveel mogelijk krekels en andere weerlozen te overvallen, enkel om met hun lekkerste delen haar afschuwelijke larf van een dochter te voeden, een parasiet, die de larf opslokt voordat deze de huiselijkheidlievende krekels nog niet eens verteerd heeft. De allegorie behoef ik niet te verklaren. Voor het
gemeenschapsleven kiest hij de mieren, die dan niet enkel voor eigenbelang hun afschuwelijke daden bedrijven, maar als machines voor de gemeenschap werken tot de ene mierengemeenschap de andere overvalt, uitmoordt en het land tussen berk en pijnboom ten behoeve van het ‘Grotere Vaderland’ overmeestert.
De lezer ziet, dat de hele allegorie doorzichtig is. Ik bedoel dit niet als een oordeel. De gebroeders Capek zijn er over het geheel in geslaagd, de satire uitstekend uit te werken. Zij hebben dat gedaan, door in de beste stukken alleen bij implicatie satirisch te zijn. Wat de mestkevers, sluipwespen, parasieten doen, is geen ogenblik gecharcheerd: daarom is het tweede bedrijf als satire ook het beste. Het is onmiddellijk overtuigend en het wordt ons terecht als algemeen voorgesteld. Charge is er misschien in het mierenbedrijf, al ben ik niet zeker, dat die niet aan de vertoning te wijten was. Charge vond ik stellig in het vlinderbedrijf aanwezig. Daarin is een element van menselijk gedenatureerde natuur, dat het bedrijf iets van zijn algemeenheid ontneemt. Verplaatsing van de mannelijke erotomaniak, van de vrouwelijke moderne demi-vierge, van de slechts in woorden levende, lievende en lijdende dichterling in de vlinderwereld is niet voldoende, om de satire op de mens overtuigend te maken. De vlinders zelf blijven daarvoor te menselijk, terwijl de mestkevers ons voorgesteld worden als wat ook de vlinders zijn moesten: insekten, maar zo gegeven, dat zij tegelijkertijd aanschouwelijke menselijkheid te zien geven en die voor een zelfvoldaan mens zó te zien geven, dat zij de noodzakelijke weerlegging vol hoon van zijn zelfvoldaanheid zelf zijn. Het is jammer,
| |
| |
dat de Capeks deze, overigens (het grondeuvel eenmaal aangewezen) verdienstelijke scène niet op de hoogte van het tweede bedrijf gebracht hebben.
De drie insecten-bedrijven zijn, als ik het wel heb, de droom van een niet geheel drankvrije vagebond, die op zijn laatste benen liep voor hij neerviel en aan het einde sterft. De vagebond is de commentaar sprekende chorus van het stuk, die er een essentieel element van vormt. Zijn commentaar bestaat veelal uit plat-engelse versjes, die de bewerker uitnemend gelukt zijn en die hier en daar in hun kortheid van dictie en in hun vermenging van humor en verachting, vooral bij lezing, een uitnemend effect bereiken. De schrijvers hebben van de vagebond een levend mens weten te maken. Niet alleen door de humor, maar voornamelijk, dunkt mij, doordat het hem onmogelijk blijkt, de parallel tussen mens en insekt als geheel juist en volledig te aanvaarden én te erkennen, en dat die onmogelijkheid in de vagebond onbewust haar werking doet. Daardoor hebben zij kunnen vermijden, dat de vagebond een out-sider en een kapstok zou blijven. Enerzijds immers is het de mens onmogelijk zich zelf volstrekt objectief van niet menselijk, maar van algemeen dierlijk standpunt uit te beschouwen, - anderzijds is de mens, ook in zijn dierlijkste, d.w.z. instinctiefste verrichtingen, niet geheel met het dier te vergelijken en schiet er na aftrekken van de twee getallen ten gunste van de inhoud der mensen een tegoed over, dat het essentieel menselijke is, en dat men niet negeren mag, zonder de satire haar draagkracht te ontnemen, omdat het satirische het vooronderstelt.
Toegeven, dat de mens meer is dan het insekt, is daarom nog niet toegeven, dat het leven een zin heeft. En een zin heeft het leven, in The Insect Play althans, voor de broeders Capek, niet. Al wat in de mens van onbaatzuchtigheid, wijsheid en schoonheid droomt, en hoopt en gelooft dat het individuele zowel als het gemeenschapsleven door die onbaatzuchtigheid tot wijsheid en schoonheid doorstraald
| |
| |
kan worden, hebben de schrijvers gesymboliseerd in de pop van het lentemotje, dat, in de kever- en mierenbedrijven, ter zijde van het toneel het ogenblik wacht, waarop het zich zal bevrijden, om de aarde haar geheim te openbaren en van al de wanen en misvattingen, waaraan wij lijden de bevrijding te brengen, waarop de wereld wacht. Want de pijn van haar geboorte voelt de pop als de pijn der ganse aarde, die zich zelf verscheurt om haar te kunnen voortbrengen. Dan zal iets onmetelijks, oneindigs gebeuren. Zij zal de wedergeboorte der wereld inspireren, zelf zal zij haar scheppen. Telkens horen wij haar stem, in korte regels, in verzen, van haar verwachting spreken. Enkel het geluk van geboren te worden, van te leven! Haar vleugels wassen al, zij zullen spreiden tot ver over de geweldige zonnen daarboven! Stil, wilde stemmen dezer wereld. Uw lijden is ten einde, ik kom, Ik kom! Telkens, zeg ik, tussen het spreken en doen der insekten, horen wij de extatische stem van de kleine zilveren pop daar ter zijde, negatie van, maar ook, genegeerd door wat daar om haar gebeurt. Want de sluipwesp vindt haar wel, maar laat haar enkel omdat zij ‘nog niet rijp is’. Wanneer de moorddadige strijd der mieren gestreden is, en het stil is in de nacht, dansen reeds geboren motten een ogenblik in de schijn van een vuur, zingen en dansen, en vallen neder. ‘Vonken van een oneindig vuur, uit het donker geboren, in het donker verloren’. ‘Druppels op de kruif van een springende bron, rusteloos uit de diepte omhoog, en weer omlaag in de diepte’. ‘Het Leven is eeuwig, het kan niet falen’. Dan barst de pop en de mot, die wij zolang hunkeren hoorden, wordt geboren.
O light! O love! O extasy
Of being, Life has entered me.
‘Luister, roept zij, luister hemel, luister aarde. Ik wil u hier een geheim openbaren. Het raadsel van alle dingen zal
| |
| |
ik u oplossen. Ik zal u de zin der ganse wereld vertellen. Luister...’ En valt dood. Daarna sterft ook de vagebond, eerst tegenstrevend, ten slotte berustend. Een houthakker, die 's morgens door het bos komt, een jonge vrouw met een kind symboliseren het altijd onveranderlijk voortgaande leven in de kringloop van worden, welken, sterven. Schoolkinderen gaan voorbij en zingen: ‘As I went down to Shrewsbury Town’. Is het toevallig, dat
And all so gay, I gave it away
I gave it away - my silver crown,
de laatste woorden van het stuk zijn?
Een woord van grote waardering ten slotte voor de gehele vertoning, die, behoudens een paar punten, voortreffelijk was. Modern in de beste zin en uitnemend gespeeld. The Insect Play boeide mij van het begin tot het eind. Wonderlijk, dat het publiek het niet heeft willen steunen. Misschien vooral om het derde bedrijf, waarin het applaus luid was, toen de legers van het ene mierenrijk, en de aanvoerder daarvan, allen met pickelhauben op het hoofd, een getrouwe karikatuur van Wilhelm en zijn Wilhelmieten gaven, maar het applaus verstomde, toen het overwinnende leger, met de Britse en Franse stalen helmen, daarna een getrouwe kopie leverde van het leger der Wilhelmieten, wier bevelhebber door de hunnen nauwkeurig nagebootst werd, tot de vagebond hem - zijn enige daad - in een opwelling van walging vertrapte. Dit kon het publiek te pijnlijk zijn. Mij was het een bewijs, dat de leiders dezer vertoning het gegeven aandurfden, dat wil zeggen, dat zij artiesten zijn, en niets anders.
|
|