Verzameld werk. Deel 2(1958)–P.N. van Eyck– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 482] [p. 482] De Bal Een nieuwe bal kreeg, kind en heel gevoelig, hij Zó schoon in de ongereptheid van zijn ronde vorm, (Klein Al van kleur en glans) dat plotseling een storm Door zijn gemoed ging, en hij uitbrak in geschrei. ‘Te mooi voor mij!’ Kreet van nog onbewuste schroom, Die hem, zijn leven lang, U, ongenaakbaar ver, Schoonheid! Huiveringwekkende! Onbekende Ster! Altijd deed vrezen als een té vermetele droom. Van al wat de oude in dat jongere hart bemint, - Ik zie zijn gaaf geduld, zijn gulle menselijkheid, - Is, Gods onmiddellijke afglans huiverend toegewijd, Dat stil ontzag het diepst bezit dat ons verbindt. Vorige Volgende