Verzameld werk. Deel 2(1958)–P.N. van Eyck– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 481] [p. 481] De Dichter De ziel, waardoor ik leef, en die ik ben, Hij trekt haar uit mijn diepste wezen, en, Doorstraalt haar van zijn innerlijke licht, En vormt haar, naar zijn beeld van mijn gezicht. Hij maakt mij door zijn arbeid, vroom-gezind, Tot wat ik zelf niet worden kon: Gods kind. Maar 't schoonste dat ik heb verlangt het toch, - Mijn dagelijks bedrijf verbergt hem nog. Vorige Volgende