Verzameld werk. Deel 2(1958)–P.N. van Eyck– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 119] [p. 119] De Vogel In 't dichte loof Van gindse boom, Zij zegt, dat daar Een vogel zat, - Eergister was 't En de avond viel - Als hier nog nooit Gezongen had. Die vogel die Zij zocht, maar in De groene glans Van 't loof niet zag, Zij zegt, hij zong In 't laatste licht Met volle, diepe, Donkere slag. - De houtduif koert, Groen-glanzig staat Waar tóen die toon Uit klonk: de boom. Hij zwijgt, en 't lied Waarvan ze zei, Dat ken ik, en- kel, in mijn droom. [pagina 120] [p. 120] Het klonk (zo peinst Die droom) als zang Van merel noch Van nachtegaal, Het klonk alsof Een eeuwig iets Zich uitzong in Geheime taal. En wat zo zong, Die stem, waart gij, Een geest nu, ve- derlicht en vrij. O kom en daal In 't lover neer, En zing nog een- maal, óok voor mij! Hoe straalt, hoe teer Verglanst de dag Van morgenrood Tot middernacht! Mijn hart is stil En de aarde schoon, - Maar weet, dat ik U altijd wacht. Vorige Volgende