Verzameld werk. Deel 2(1958)–P.N. van Eyck– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 118] [p. 118] Het Gesprek Na de eerste weken heb ik niet geklaagd, Want uit dat donkere verlies van dood Is mij een onverwacht bezit gedaagd: De stilling van mijn langste, diepste nood. Wat gij, zolang gij hier waart, niet kondt zijn, Zijt gij mij nu: de onmisbre middelaar, Die blik noch vinger raken kan, maar mijn Meer dan ooit vroeger, en voor altijd daar. Een goddelijke figuur van God, een licht Uit licht, een vorm en zichtbaarheid van geest, Een mens, op wiens verheerlijkt aangezicht Mijn hart de waarborg van zijn opgang leest. Gij komt tot mij en maakt mij vol van u, U zelf en Die in u verschijnt, die heer Van mens en aarde en sterren is en nu Oorsprong en doel van ons geluksverkeer. Zo, in de droom-besloten lichternis En stilte van dit woordeloos gesprek, Dat sinds uw dood mijn dagelijks wonder is, Wies dank uit klacht, en rijkdom uit gebrek. Vorige Volgende