Verzameld werk. Deel 2(1958)–P.N. van Eyck– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 106] [p. 106] Terugblik Die eerste tijd, in 't verre land, Zo vol, - zo snel voorbijgetogen, - Hoe trilde 't om mij, te allen kant, Hoe hield het licht mijn hart bewogen! Toen vlugger, vaster, voet na voet Me op 't hoge bergpad zee-langs droegen, Wijl zin en ziel, en 't sneller bloed Alles in 't ronde om blijdschap vroegen. En eensklaps mij verlustiging Zó zoet het sidderend hart kwam dringen Tot in zijn diepste mijmering, Dat het opeens naar zang wou dingen. Bijna een lied, nog geen gedicht, Want woorden kwamen, zweefden, weken, Of vlugge vleugen zingend licht Wuivend en strelend langs mij streken. Een zangdrift die mij, spoedig moe, Maar als een kind zo jong en blijde, Omlachte als 'k stil stond, de ogen toe, En later juichend huiswaarts leidde. Hoe kort is 't her, - nog weet ik het: Mijn hart herleeft het in 't gedenken. - Hoe langzaam gaat, met zware tred, Die 't nu vergeefs van ver ziet wenken... Vorige Volgende