Verzameld werk. Deel 2(1958)–P.N. van Eyck– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 99] [p. 99] De God Weg van de zee gekeerd, In 't strakke licht berg-op, Staag klimmend. Dan, verweerd, De tuin omtrent de top. Daar, plotseling, oud, grijs-geel, Door warrig blad omgloord, Laag, brokkelig fries-tafereel Aan half vervallen poort. Fluit, stem en bekkenklank! Dansend onstuimig tot Vlamlicht van druif en rank, Slank, rood en jong: de god. Cymbaal en rinkelbom, Juichkreten, schril, ontzind: Dronken Mainadendrom Springend om 't dansend kind. In 't helle zon-gelaai Om 't hoge dans-gedein Wild, schel, de schreeuw, de zwaai: Thyrsis en tamboerijn! Die gloed sloeg door mij heen, De berg was heet en stil, - Lucht, aarde, zee verdween... Toen heerste, alleen, zíjn wil. Dat blind moment, dat vuur Van licht-doorbliksemd licht, Vlamt op, nog eens, dit uur, Kort, in mijn fel gedicht. Vorige Volgende