Verzameld werk. Deel 2(1958)–P.N. van Eyck– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 100] [p. 100] Non incedo... Dicht bij Rapallo, in een nauwe straat, Kwam ik, reeds tegen de avond, iedere dag, Langs de oude poort, waar 't ingebeiteld staat. Een opschrift, haast een vers, van vreemd gezag: Wie 't, stil staand, leest en nadenkt, hem vergaat Voor 't streng latijn, dat maant, zijn vroegere lach. 't Roept: ‘Kom. Door mij. Ik ben de veilige poort.’ Dan: ‘Mijd (hier leert gij 't) wat uw redding stoort.’ Maar, hete smeekbee, klinkt het uit hem voort: ‘Wanneer mijn zonden onverholen zijn, En niet gelijk die sintelvuren zijn, Die in bedriegelijke as verscholen zijn, Laat hen niet zulke als eeuwig duren zijn, Laat er een eind aan al dit dolen zijn, Laat er een licht in donkere uren zijn! Dit zal voortaan mijn enig zinnen zijn: God, mocht ik eenmaal bij u binnen zijn, Bij hen die u, àltijd, beminnen zijn.’ Vorige Volgende