De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Aart van der Leeuw
(1973)–P.N. van Eyck, Aart van der Leeuw– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 111]
| |
E 10papier zonder gedrukt briefhoofd
Londen 22 Maart '27
Beste van der Leeuw, Hartelijk dank voor je brief. Ja, ik had al lang moeten schrijven, maar er is altijd zooveel te doen en te schrijven. Het stuk over Leopold heeft, zooals je wel begrijpen kunt, heel wat arbeid gekost, en daarna ben ik bijna onmiddellijk met mijn studie over Roland Holst verder gegaan. Toen ik daar mee bezig was, kwam plotseling de poezie tusschen beide en heb ik ruim een week aan een nieuw gedicht gewerkt, dat ik Voorzang genoemd ben [lees: heb].Ga naar voetnoot267 En daar tusschen door de Nieuwe Rotterd. Ct., en de Z. Afrik. Burger, en een Indische Courant.Ga naar voetnoot268 Je begrijpt dus wel, dat ik niet altijd tot correspondeeren kom, hoevaak ik mij zelf ook herinner, dat ik jou, of Verwey, of anderen schrijven moet. Het doet mij leed, dat je gezondheid nog altijd niet geheel naar wensch is, maar [ik] hoop dat de lente je veel goed zal doen. Het was een verrassing in de krant te lezen, en van jou te hooren dat je bundel zoo gauw al te verwachten is. Voeg daarbij Verwey's bundelGa naar voetnoot269 (waarvan hij mij niets gezegd heeft!) en je kunt vermoeden, met hoeveel spanning ik deze beide boeken tegemoet zie. Je hebt je boek dus toch Het Aardsche Paradijs genoemd. Mijn boekje eindigde aan de grens. Het verhoogt mijn belangstelling naar je verzen en ik hoop dat zij nu spoedig komen zullen, en dat het net zoo'n fleurig uitgaafje als je vorige bundeltje zal zijn. Mea schreef mij, of ik ook niet bij hen wou uitgeven, maar ik moet rekening houden met mijn vroeger werk en ik blijf liever bij dezelfde uitgever.Ga naar voetnoot270 Je roman kunnen wij dus zeker voor 't eind van dit jaar nog verwachten. Zoo rustig voortwerkend, produceer jij toch heel wat! Is het een geheel onafhankelijke roman, of in zekere zin een voortzetting van De Mythe? Het eerste vermoed ik. Een paar weken geleden zag ik hier ergens bij een dame je Mythe en de Begroetingen liggen: er wordt hier niet veel gelezen: het is dus een onderscheiding!! Je Odysseus boekje heb ik toch na- | |
[pagina 112]
| |
tuurlijk gekocht, ondanks al je zelfkritiek; ik heb net echter nog niet gelezen. Na Roland Holst en Gossaert en de Haan zou ik eigenlijk het liefste een studie over jou gaan schrijven. Ik werk terug, om zoo te zeggen. Het heeft zijn bezwaren en misschien wacht ik met jou nog een paar jaar. Het is verstandiger voorloopig voornamelijk figuren met zoo goed als afgesloten werk te behandelen. Jij produceert voort, en dan moet ik er later, voor mijn boek verschijnt, weer aan werken. Maar wie weet! Over Leopold heb ik nu twee studies van samen 100 blz. geschreven, en toch moet ik nu mijn definitieve en volledige studie nog schrijven, die nog heel wat werk en inspanning zal kosten.Ga naar voetnoot271 Ik vraag mij soms af, of ik ‘het’ boek wel ooit zal afkrijgen.Ga naar voetnoot272 Het deed mij veel plezier, dat je dat stuk over Leopold met genoegen gelezen hebt. De tweede helft bevatte ook veel interessante gegevens en afleidingen, vindt je niet? Ik heb nog veel meer,Ga naar voetnoot273 maar natuurlijk viel dat allemaal maar zoo niet te verwerken. Ik heb toch al de ruimte van 2 stukken voor eèn studie gebruikt en met Roland Holst zal het wel het zelfde lied worden. De correctie van Gr. Nederland is daarbij liederlijk slecht. Je kunt zeker zijn, dat die drukker bij 't corrigeeren altijd weer nieuwe fouten maakt en Coenen schijnt er niets aan te doen. Ik wou dat er een behoorlijk tijdschrift voor mij was, - maar dat zal nog lang duren, en als er een tijdschrift van goede omvang door jongeren opgericht zou worden, dat werkelijk in aanmerking komt, dan ligt het voor de hand, dat de oprichters zelf hun kritiek daarin schrijven willen. Wat ik zoo over het literaire leven in ons land hoor, is overigens weinig bemoedigend. Verwey sprak een tijd geleden over een mogelijk Roomsch worden van Henr. Roland Holst, en vermeldde Houwink en Marsman in het zelfde verband. Stel je toch voor dat Henr. Holst werkelijk in de schoot der moederkerk eindigde! Wat is er over haar en haar poezie nog een massa te zeggen, dat nog niet gezegd is! Het zal een heele kluif voor mij zijn, wanneer ik eenmaal met haar begin. In de grond is zij de dichter sinds 80 die ik 't minst goed ken. Er is een hoop in, dat ik tot nu toe vrijwel onleesbaar vond, ook al zag ik ook daar altijd wel mooie dingen in. Andere gedichten zijn onbetwijfelbaar prachtig. Soms denk ik er al met pleizier aan, dat er nog zooveel in haar werk is, waarin ik nog heelemaal moet doordringen. Mon Dieu, wat zou ik het heeerlijk vinden, als nu binnen kort eens een jong en sterk geslacht van dichters opstond. Jij ook niet? Pasgeleden is het nieuwe boekje van Marsman uitgekomen: een verzameling van al zijn werk.Ga naar voetnoot274 Dat behoort tot het beste der jongeren, maar wat is het nog schraal, in zijn geheel | |
[pagina 113]
| |
genomen. Wat mij betreft, ik heb de laatste maanden, als ik las, uitsluitend HudsonGa naar voetnoot275 gelezen, en daar veel aan gehad. Het was een soort, ik zou haast zeggen, staalbad, als 't harde begrip staal met Hudson's geest wat meer overeenstemde. Ken jij hem? Ik snak er meer dan ooit naar, om buiten te wonen, en lange wandelingen te maken, en, nu ik zoo ver gekomen ben als ik ben, stil te groeien, zoo natuurlijk weg, uit een innerlijke noodzaak, en daarom te vanzelfsprekend, dan dat er uit die groei voor mij zelf nog probleemen zouden kunnen voortkomen. Natuurlijk, als een boom, ieder jaar een ring, en iedere ring onmisbaar! Is zoo iets nog mogelijk? Ik geloof het. Het moet ook tusschen de huizen mogelijk zijn, maar hoeveel heerlijker zou het nog zijn, wanneer het buiten was! Misschien kan ik nog eens buiten gaan wonen, - als de kinderen wat grooter zijn. Antwoord je mij spoedig nog eens, - al kun je bijna zeker zijn, dat mijn antwoord niet spoedig komt. In ieder geval hoor je van mij eenige tijd na je bundel, en vóór die tijd hoop ik nog op een brief van je. Ons beider hartelijke groeten, ook aan je vrouw
je toegenegen P.N. van Eyck |
|