De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Aart van der Leeuw
(1973)–P.N. van Eyck, Aart van der Leeuw– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 85]
| |
E 7papier zonder gedrukt briefhoofd
Londen, 15 Maart '26
Beste van der Leeuw, Hartelijk dank voor je brief, die op een voor Nederl. post ongewoone tijd kwam, en dus een dubbele verrassing was. Ik had je natùurlijk allang willen èn moeten schrijven. Eerst kwamen de overdrukken van Gr. Ned. niet: ik heb er eindelijk gekregen, waarvoor de uitgever een aantal afleveringen geruineerd heeft. De maand was toen bijna om. Toen wou ik wachten tot De Vrije Bladen. Ook daarvan lieten de overvellen 3 weken op zich wachten. Om met de verzending niet te wachten, heb ik hen vervolgens maar vast gestuurd, bevroedend dat je niet begrijpen zoudt, waarom ik je toch geen overdruk van 't stuk over Jacques gezonden heb. Je brief komt dus vòor ik mijn eereschuld afbetaald heb, maar dat is dan ook een prikkel, om hem onmiddellijk na ontvangst te beantwoorden. Ik behoef je niet te zeggen, dat je oordeel over mijn arbeid mij veel goed doet. Toen je mij tot een principieel stuk aanzette, dacht ik: ‘daar moet een aanleiding toe zijn’ en ik kon toen niet vermoeden, dat die zich zoo gauw zou voordoen, en dat nog wel in het tijdschrift der jongeren.Ga naar voetnoot211 Neen, ik geloof niet meer in onmiddellijk resultaat. De Vrije Bladen is nu weer onder een andere redactie gekomen, door het uittreden van Marsman en HouwingGa naar voetnoot212 [lees: Houwink]. Alles wijst er op, hoe dwaas het zijn zou, wanneer ik mijn werk ook maar in het minst | |
[pagina 86]
| |
inrichtte op pogingen, om hen te winnen. Dat moet van zelf gaan, en als zij 't niet zijn, zullen lateren het, hoop ik, zijn. Marsman zal in De Vrije Bladen antwoorden,Ga naar voetnoot213 maar zijn vriendschap voor Jany Holst en Pom Nijhoff zal hem verhinderen, een werkelijk bevredigend antwoord te geven. Wat ik over Marsman als dichterGa naar voetnoot214 zei, berust voor een deel op de lezing van een gedicht, dat hij mij toezond en dat in De Gemeenschap gestaan heeft.Ga naar voetnoot215 Hij schreef mij,Ga naar voetnoot216 dat hij heelemaal in een periode van onzekerheid verkeert, en óók niet meer weet, of hij 't nog eens is met zijn vroegere verklaring over het creëeren, die ik geciteerd heb. Wat kan van De Vrije Bladen verwacht worden met menschen als van Wessem en Kelk in de redactie? Wat doet Buning daar in, vraagt men zich af. Dat neemt niet weg, dat het misschien op den duur belang krijgt, dat ik dit stuk geschreven heb. Ook Verwey is er zeer mee ingenomen. Ik citeerde hem als ‘een dichter die gij niet kent’. Heb je dat gemerkt? Voor het oogenblik heeft het stuk reeds dit resultaat gehad, dat Coster zich ziedend van zedelijke verontwaardiging van mij heeft afgewend. Hij heeft mij 2 brieven geschreven,Ga naar voetnoot217 en vindt, en blijft vinden - met welke reden is mij niet duidelijk geworden, dat mijn kritiek over hem een ‘gemeene’, ‘zijdelingsche’ ‘schop in de liezen’ is. Het is mij een raadsel hoe iemand zulke kinderachtig [e], naief-ijdele brieven kan schrijven. Dat ik hem indolent noemde, schreef hij niet toe aan het feit, dat ik hem geestelijk indolent vind, d.w.z. meen, dat hij zelden of nooit ergens tot in de diepte doordringt, maar aan ergernis mijnerzijds, omdat hij een brief van mij, van September of October niet beantwoord had! De eerste brief heb ik rustig weerlegd. De tweede niet meer beantwoord. Dan heb ik een vreemde brief van Nijhoff gekregen,Ga naar voetnoot218 een poging om mij te ‘redden’, vol ‘vriendschap’ en goede bedoelingen, op ieder punt natuurlijk niet minder een karikatuur van mijn wezen, dan de wilde aanval van Jacques. Wat Coster ter verontschuldiging van Holst, Nijhoff tot verontschuldiging van Bloem aanvoert, als ik je dat vertelde, zou je werkelijk verbaasd staan, maar 't is zonde voor de ruimte, [een asterix verwijst naar onderaan de bladzijde, waar staat: Hij noemt ‘Colenbrander een bijzonder braaf en eenvoudig man’.] Nijhoff meent, dat ik bezig ben, al mijn schepen achter mij te verbranden, een ‘daad van leegzengende verarming’, jammer, omdat ik ‘au fond een goed hart’ heb. Wat je over Jacques' verloving zegt, spijt mij. Ik had gehoopt, dat wij hier een keerpunt kregen. Ik hoor dat het een pas-klaar H.B.S- | |
[pagina 87]
| |
Dirk Coster
| |
[pagina 88]
| |
meisje is. Dat wil nog niet alles zeggen, maar is het een schaapje? Ook je oordeel over mijn studie van Het Verlangen deed mij pleizier. Ja, het criterium voor deze groep is uitsluitend het ontgoocheld geluksverlangen geweest. Misschien doordat je iets ouder bent dan wij, hoor je daar niet toe. Roland Holst heb ik ook niet bij de groep genoemd, hoewel ook hij door het geluksverlangen gedreven wordt. Ik ben op 't oogenblik druk bezig met mijn studie over hem:Ga naar voetnoot219 daaruit zal je blijken, hoe ik dit zie, en later, in vóór- of tusschenhoofdstukken kan ik de verschillende vragen beantwoorden, die ik op de eerste bladz. aanroer. Roland Holst is voor stukken als de mijne prachtige stof. Ik werk er met gespannen aandacht aan, en hoop dat het goed wordt. Hij is een veel interessanter figuur dan Jacques, en ik hoop dat dit in de studie ook duidelijk zal uitkomen. Je denkt toch niet, dat ik je niet geschreven heb om je opmerkingen over mijn citeeren van je brief. Ik had niet zoo laks moeten zijn en je dadelijk antwoorden. Ik kan heel best voelen, wat je bedoelt, als een kwestie van beginsel. Ik heb de zaak dan ook van te voren getrouw overwogen. Ik wou Jacques, om te toonen dat ik spontaan niet-boos was, onmiddellijk antwoorden, en schreef alleen het zakelijke, en niet alleen wat vóór mij sprak, maar ook je volkomen juiste opmerking, dat de aanvankelijke, ofschoon onbewuste fout al in mijn aanvaarding van het kritikusschap lag. Ik deed dat, om volmaakt ‘fair’ tegen over jou te zijn. Volgens Nijhoff - die menschen zetten alles altijd zoo aan - zou Jacques ‘hunkeren naar verzoening’ met mij! Het middel is eenvoudig: de simpele erkentenis dat hij in geen enkel opzicht het recht had mij te schrijven als hij deed. Als hij dat niet erkennen kan, hoe kan er dan een grondslag bestaan voor een vriendschappelijk verkeer? Jacques wordt dan altijd weer opnieuw agressief, - dat verhindert een goede, gezonde athmosfeer en maakt de heele omgang steriel. Het is hier, je weet het, geen kwestie van gerechtvaardigde kritiek, maar van fundamenteel misverstaan, met het gevolg, dat Jacques door mij altijd geprikkeld wordt. Gelukkig, dat ik je over Traherne gesproken heb! Kon ik hem je nu ook maar bezorgen. De zoons van Dobell, de vinder en uitgever, - hijzelf is dood -, hebben de zaak voortgezet. Ik kom er wel, maar zij hebben geen enkel exemplaar, en de prijs voor zeldzame antiquarische exn. is gestegen. Maar toen Jacques hier een paar jaar geleden was, heeft hij 't bij Dobell gekocht, en als je 't hem ter leen | |
[pagina 89]
| |
vraagt, kun je het houden zoolang je wilt, want dat hij 't zal gaan lezen, is hoogst onwaarschijnlijk. Ik hoop dat dit een manier blijkt, om je aan een exemplaar te helpen. Misschien kan ik het eens antiquarisch laten vragen. De verhuizing is vervelend. De schrik slaat mij om 't hart, als ik er aan denk, dat ik ooit zou moeten verhuizen. De zaak is, dat het een van mijn weinige hartewenschen is, te eeniger tijd veel meer buiten te gaan woonen, midden in het verrukkelijke Engelsche landschap. Ook zal het huis, dat aan de NRC. behoort, te eeniger tijd, met het groeien der kinderen,Ga naar voetnoot220 te klein worden. Hoe ik dat moet inpikken, - denk eens aan mijn niet onaanzienlijke bibliotheek! - is een raadsel, waar ik mij nog maar niet aan waag, - Je hebt eèn ding in je brief vergeten: over je werk, proza of poezie, te schrijven. Toch is het eenige maanden geleden, dat je schreef, en ik zou graag weten, of je deze winter iets gemaakt hebt. Ik kan nog altijd niet zeggen, dat Voorbereiding heelemaal af is. Ik sluit hier in de drie gedichten die ik in Erts gehad heb.Ga naar voetnoot221 Ik hoop dat ze je bevallen zullen. Ik heb erover gedacht mijn herschrijving van De Sterren in een klein boekje van 10 blz. in 50 exn. te laten drukken,Ga naar voetnoot222 om het aan de vrienden en kennissen te zenden, met de kans, dat ik de rest en bloc kan verkoopen, om de kosten goed te maken. Ik wou die bewerking nu eens heelemaal geobjectiveerd zijn [lees: zien]: je zult er de oude Sterren - daargelaten dat 't nog maar 12 blz. van 5 strofen is, niet in herkennen,Ga naar voetnoot223 dunkt mij. Ik verlang naar de lente, vooral als die komt wanneer ik mijn stuk over Holst af heb. Als dat naar wensch geslaagd is, en ik ben vrij, dan... Maar laat ik niet antecipeeren, want dat is niet verstandig. De wind waait niet alleen waar hij wil. Jammer dat je geen geld hebt, om de huizen wat te ontvluchten! Zou dat niet mogelijk geweest zijn? Het doet mij verdriet, dat je zoo met allerlei bekommernissen te kampen hebt, en ik hoop dat je mij gauw zult kunnen schrijven, dat je althans van zulke als huizenzwarigheid en geldzorgen afbent. Of is op dit laatste geen kans? Verwey schreef mij dat zijn Legende van de Ruimte binnenkort verschijnt. Ik ben er heel erg naar benieuwd naar.Ga naar voetnoot224 BlokGa naar voetnoot225 vertelde Geyl, dat hij in de | |
[pagina 90]
| |
collegezaal van de aanvang af zoo juist opgetreden was, - als ‘born to the manner’. Ik zou hem wel eens willen hooren. Op 't oogenblik leest hij o.a. de eerste jaargang van De Nieuwe Gids. Wij moesten hem er toe krijgen, zijn Memoires over zijn jeugd en de Nieuwe Gids tijd te schrijven.Ga naar voetnoot226 Wat een interessant boek zou dat worden, en een schat van gegevens blijven ongeschreven, als hij 't niet doet. Als ik deze zomer in Noordwijk kom, zal ik er eens op aandringen. En nu, beste vriend, ik heb mijn scha ingehaald. Laat gauw van je hooren, en wees, namens mijn vrouw mede, en met de jouwe hartelijk gegroet.
Je toeg. Van Eyck |
|