De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Aart van der Leeuw
(1973)–P.N. van Eyck, Aart van der Leeuw– Auteursrechtelijk beschermdE 8papier zonder gedrukt briefhoofd
23 Juni '26
Beste van der Leeuw, In de eerste plaats hartelijk geluk gewenscht met je 50st verjaardag, - gelukwenschen ook namens mijn vrouw, en voor de jouwe, - en met de hoop op een voorspoedig jaar, en vele mooie dingen in leven en werken. Je moet tot de menschen behooren, die na hun 50st hun mooiste gedichten gaan maken: stel die verwachting niet te leur. Als je mij weer eens schrijft, moet je mij vertellen, wat je gedaan hebt, en waar je mee bezig bent. Is je gezondheid ondertusschen bevredigend? Ook ik heb Verwey's laatste boek met veel bewondering gelezen en herlezen, al blijft De Weg van het Licht, ook om persoonlijke redenen, mijn liefste,Ga naar voetnoot232 | |
[pagina 94]
| |
en al heb ik, anders dan jij, met De Maker geen moeite gehad. Het meeste van wat je uit De Legende van de Ruimte op noemt, behoort voor mij eveneens tot het mooiste. In het bijzonder de afdeeling Schuilgaan. Maar De Toren noem je niet: toch bewonder ik ook dat gedicht zeer. Welke bundels zal Verwey, als hij 70 is, nog geschreven hebben!Ga naar voetnoot233 Ik hoop dat zijn professoraal werk hem niet hindert in zijn poetische productie. Wat mij betreft, ik heb maanden gewerkt op mijn studie over RHolst, een heel stuk daarvan geschreven en herschreven, maar toen kreeg ik eerst een griep aanvalletje, daarna kwam de staking, en toen ik weer begonnen was, kon ik niet meer. Ik heb het nog een paar weken volgehouden, maar ik kon niet meer schrijven. Nu ligt het een tijdje, en dat is beter. Wel zou ik het voòr de vacantie nog wel graag afmaken. In die rustige tusschenperiode, ben ik aan mijn bundeltjes getogen, met het resultaat dat Voorbereiding heelemaal af is, en Inkeer bijna (ik heb daarin nog gewerkt nl., van eèn gedicht de 2e helft heelemaal door een andere vervangen b.v.).Ga naar voetnoot234 Ik had met v. Dishoeck afgesproken, dat ik beide boekjes samen, dit najaar zou uitgeven, een boekje van een 64 blz. dan, - precies 40 gedichten. Ik aarzel nu echter. De zaak is, dat Voorbereiding een geheel is, en een heel eigen karakter heeft tegenover Inkeer. In het bundeltje zou het natuurlijk na Inkeer moeten komen. Maar Inkeer is, door de Palladium uitgave, en vooral door Costers actie voor bepaalde gedichten, nogal bekend geworden. Nu ben ik bang, dat Voorbereiding achter Inkeer niet zoo duidelijk in zijn eigenheid gezien zal worden, als wanneer het apart blijft, en vraag mij af, of het niet beter zou zijn het afzonderlijk uit te geven, in een boekje van, met wit papier en al, 40 blzn. Inkeer dan eveneens apart. Alleen heeft het met Inkeer samen, door het laatste misschien meer kans op onmiddellijk debiet, en | |
[pagina 95]
| |
wordt het voor de koopers natuurlijk duurder 2 boekjes te koopen. Zeg jij me nu eens, wat je mij raadt. Ik doe misschien het beste te denken, dat het er niet toe doet, of die eigenheid van het laatste wel onmiddellijk gezien wordt, - maar ik weet het toch niet. De heele geest van het boekje is zoo, dat ik hem niet graag in verband met heel andere verzen gebracht zie. Je moet mij dus je meening eens schrijven. Ik dank je nog hartelijk voor je 2 brieven, die ik veel te lang niet beantwoord heb, maar ik heb het dan ook erg druk gehad, en ik houd er niet van, aan menschen als jij plichtmatige vlugschriften te sturen, waarvoor ik de beste tijd niet kan kiezen. Uit Holland heb ik weinig meer gehoord. Marsman heeft als antwoord op mijn brief in De Vrije Bladen een zwak stuk gestuurd,Ga naar voetnoot235 welke zwakheid ik in een laatste stukje aangetoond heb. Maar ofschoon dit stukje maar 3 blz. was, en Marsman reeds 2x, ik echter maar 1 maal over de Gidskwestie, enz. geschreven had, heeft de red. het geweigerd!Ga naar voetnoot236 Er stond geen scherp woord in. Wel een bewijs, dat het terrein daar voor mij niet geschikt is. Ik heb het er dan ook maar bij gelaten. Met Jacques heb ik nog een paar brieven gewisseld: hij zelf had mij het eerst geschreven. Onder de vele dwaasheden, die hij schreef, was o.a. dat jij ook ‘zoo ontsticht’ geweest was over mijn gebruiken van je brief. Ik heb daarop geantwoord: 1o dat het van zijn kant natuurlijk ten volle onjuist was, om over ontstichtheid te spreken, en dat als een argument tegen mij te gebruiken, 2o dat jij wel zeer onsticht zoudt zijn, wanneer je hoorde, dat hij eenige opmerking van jou als wapen tegen mij, met wie je het eens bent, gebruikt had, 3o dat die heele bewering van hem overigens het absurde op het gelaat droeg, daar hij zelf hier immers precies deed, wat hij mij verweet, n.l. iets gebruiken uit een particulier gesprek. Met dit verschil, dat ik je woorden gaf, en ook, wat die aan bedoelingen tegen mij bevatten, terwijl hij daarentegen maar raak beweert. Het spreekt trouwens van zelf, dat iedereen scrupuleus behoort te wezen in het gebruiken van een andermans uitlatingen, maar dat te veel scrupules, of onjuiste scrupules beleedigend voor hem kunnen zijn. Een brief is niet iets anders dan een gesprek, althans niet voor iemand, die in het buitenland woont, en geen sterveling zou er aan denken, om nooit iets tegen een ander te zeggen, van wat hij in gesprekken gehoord heeft. Het leven zou onmogelijk worden. Karakteristiek voor Jacques heeft hij op deze gerechtvaardigde opmerkingen weer niet geantwoord. De correspondentie is vastgeloopen. Wij hadden afgesproken, dat wij elkaar deze zomer ontmoeten zouden, maar daarna vond Jacques het plotseling nog eens noodig precies te vertellen, waarop zijn meening vaststond. Dat was op alle belangrijke punten, en ik heb daarop maar geschreven, dat ik onder die omstandigheden in besprekingen geen nut zie. Maar zooals ik zei, verder heb ik het wat ons land betreft, heel | |
[pagina 96]
| |
rustig gehad, hetgeen mij zeer verblijd heeft. Je zult het ongetwijfeld met het bovenstaande eens zijn. Alleen zou ik, van mijn kant, kunnen zeggen, dat het beter geweest ware, wanneer je maar heelemaal niet over dat citeeren van jou gesproken had. Je ziet, dat alles gebruikt wordt, om er een wapen tegen mij van te maken. Waar ik deze zomer heenga, heb ik, wat de eerste week betreft, dezer dagen eindelijk vastgesteld. Die week ga ik naar de Fransche Alpen: Argentière, maar daarna is nog onbekend. Ik heb een hoop, dat ik naar de Noord Italiaansche meren trek, als 't niet te heet is, hetgeen op sommige plaatsen, als Stresa, niet het geval schijnt. Over 't algemeen is October, tweede helft Sept. misschien, de beste tijd om Zuidwaarts te tijgen. Heb je in de NRC het debat Gerretson-van Blankenstein gevolgd?Ga naar voetnoot237,Ga naar voetnoot238 De houding van Gerretson is in de hoogste mate zwak, naar het mij voorkomt, en ik geloof dat Blankenstein hem nog heel anders had kunnen aanpakken. Gerretson heeft zich altijd op de achtergrond gehouden, anoniem, onder pseudoniem of voor anderen gewerkt. Nu hij voor 't voetlicht komt, is 't voor een zaak als deze. Ik geloof, dat wij aan zijn wederopstanding als dichter langzamerhand wel moeten wanhopen, - maar men kan het per saldo nooit weten. 't Zou voor hem zelf misschien ook een uitredding zijn. De moeilijkheid is deze: zijn eigen groote innerlijke conflict zelf is het, dat hem ook tot zwijgen gebracht heeft. Zou dat conflict niet opgelost moeten zijn, vóor de dichterlijke stem weer een kans krijgt? Is dit laatste niet, zoolang dat niet het geval is, door het conflict zelf onmogelijk? Gerretson is wel een van de merkwaardigste, gecompliceerdste menschen, die ik ken. En als hij maar niet zoo... diabolisch | |
[pagina 97]
| |
scherpzinnig in oratio's pro domo sua was, die feitelijk, in werkelijkheid, contra domum suam zijn! Maar nu zwijg ik. Schrijf mij spoedig, want je brieven zijn steeds welkom. Hartelijke groeten van huis tot huis
Je toeg. PN vEyck
In slordig schrift heeft Van der Leeuw onder de datum geschreven: vEyck Londen (adres op brieven) |
|