3140 Van Eustache Chapuys aan Erasmus Schets
Londen, 23 september 1536
Het getuigt van mededogen en wellevendheid, mijn beste Schets, dat u zo liefdevol terugdenkt aan onze Erasmus, ik bedoel die unieke Erasmus, ook nu die niet meer onder ons is. Met recht betreuren alle weldenkende mensen het heengaan van zo'n groot man. Maar om de waarheid te zeggen, ik ben er nog niet helemaal uit of we verdriet om hem moeten hebben of hem gelukkig moeten prijzen. Natuurlijk moeten we deze formidabele en uiterst rechtschapen man op leeftijd gelukkig prijzen, nu hij, na zijn onafgebroken strijd tegen ziekten, na zijn voortdurende botsingen met onfatsoenlijke lieden die onverdraaglijker waren dan welke ziekte ook, als bevrijd bij zijn Jezus is gearriveerd, die hij zijn leven lang met zijn hart, zijn pen en zijn mond vol hartstocht heeft gepredikt. Als wij daarnaast iets moeten betreuren, waar genoeg reden voor is, dan zou het moeten zijn dat ons zo'n lichtend voorbeeld is ontnomen: hoewel het misschien christelijker zou zijn om de barmhartige God te bedanken, omdat hij ons in staat heeft gesteld zo lang over een zo groot man te kunnen beschikken. Toen hij nog leefde was mijn vurige wens om de man persoonlijk te ontmoeten, als mijn bezigheden mij daartoe enigszins de kans zouden hebben gegeven. Maar nu die kans verkeken is, zal ik proberen - meer kan ik niet doen - om uit de werken die hij heeft nagelaten iedere dag zijn sterkste kant steeds beter te leren kennen. Ik zal graag bevorderen dat ook anderen dat doen.
Het ga u goed, beste Erasmus, Londen 23 september 1536
Van harte uw Eustache Chapuys, voor wat het waard is
Aan de weledele en onkreukbare heer Erasmus Schets. Te Antwerpen