De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 20. Brieven 2987-3141
(2019)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd3137 Van Jan Antonin
| |
[pagina 363]
| |
Ik heb u door anderen op de hoogte laten stellen van de dood en de rampspoed van enkele prominente mensen, geweldige beschermheren die met recht moeten worden gerespecteerd.Ga naar voetnoot2. Ik heb u namelijk zelf niet lastig willen vallen omdat u toch al zo druk bezet bent met talrijke belangrijke bezigheden. En nu uw zo broze, vermagerde en tengere lichaam zo slecht reageert op de geneesmiddelen, doet het mij vreselijk verdriet dat u niet hier bij ons bent: dan zouden we u kunnen helpen, want u bent iemand die echt de onsterfelijkheid verdient. Maar de Heer zal u verlichting geven wanneer het hem goeddunkt. Josef, een familielid van me,Ga naar voetnoot3. is teruggekeerd. Hij geeft blijk van een intellectuele vorming die je bij een jongere zelden tegenkomt. Aan hem draag ik nu de fakkel over. Als u mij vraagt hoe ik het maak en waarmee ik mij bezighoud: wel, ik maak het goed, zij het dat ik een sterke wissel trek op mijn eigen toch al verzwakte lichaamskrachten doordat ik menig ander ondersteun met niet aflatende medische zorg. Het hof heb ik vaarwel gezegd. Dagelijks roep ik de Heer aan en vertrouw hem mijn zonden en nalatigheden toe, in alle rust onderricht ik mijn dochters, mijn dierbaarste bezit, tot vroomheid. En als het ware wakker geworden door het waarheidsgetrouwe verslag van de dood van Thomas More, zie ik in hoe gelukkig Diogenes moet hebben geleefd in zijn schelpGa naar voetnoot4. en hoe uitmuntend de filosofie van Democritus is geweest. Ik kan niet onder woorden brengen hoeveel genoegen dat kostbare kleinood van u over de zuiverheid van de christelijke Kerk mij heeft gedaan.Ga naar voetnoot5. De dag voordat onze bisschop, Piotr Tomicki, ons ontviel, heeft hij aan Uwe Hoogheid nog een brief laten schrijven om u over te halen om de kardinaalshoed te aanvaarden.Ga naar voetnoot6. Maar de executeurs, zoals men die noemt, vonden het niet gepast om die na de dood van hun meester nog naar Uwe Hoogheid te versturen, omdat hij als gevolg van zijn ziekte niet meer in staat was om de brief te ondertekenen. Omdat die brief echter duidelijk blijk gaf van de gezindheid die de vermaarde hogepriester bij zijn leven jegens u had, vond ik het op mijn beurt niet gepast om die achter te houden: daarom stuur ik die Uwe Hoogheid alsnog. Georg Werner, raadsheer van koning Ferdinand en thesaurier van Hongarije, dringt er voortdurend bij mij op aan dat ik de grootste hoogachting die hij voor Uwe Hoogheid heeft bij u onder de aandacht breng. Het is niet verzonnen wat ik schrijf: hij verdiept zich graag in uw boeken en vereert en | |
[pagina 364]
| |
bewondert u in hoge mate. Als u hem ooit op mijn instigatie een brief wilt sturen, zal dat geen vergeefse moeite blijken. Mijn lieve vrouw en dochters wensen Uwe Hoogheid het allerbeste toe. Moge de Heer onze God Uwe Eerwaarde Hoogheid nog lang in goede gezondheid voor ons bewaren. Geschreven te Krakau, 9 augustus 1536 Uwe Eerwaarde Hoogheid zeer toegewijd. Jan Antonin, medicus Aan de eerwaarde en illustere heer meester Erasmus van Rotterdam, zijn grootste en beste beschermheer |
|