De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 20. Brieven 2987-3141
(2019)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd3134 [Van Heinrich Stromer] aan Johannes Cochlaeus
| |
[pagina 360]
| |
Griekse versie van Origenes.Ga naar voetnoot2. Terwijl de hevigheid van zijn ziekte zich op haar ergst deed gelden, ging hij nog zo op in zijn werk, dat hij er pas mee is opgehouden toen de dood zelf hem bij het schrijven de pen uit de handen heeft gewrongen. Zijn laatste woorden, die hij keer op keer diep zuchtend herhaalde (en waaraan zijn werkelijk christelijke overtuiging te herkennen is) en waarmee hij de aarde verliet, luidden: ‘O Jezus, zoon van God, erbarm u over mij: ik zal de lof zingen van Gods mededogen en oordeel.’ Terwijl hij dit steeds aan het bidden was, overviel hem ineens de dood. Men heeft gezorgd voor een eervolle uitvaart en een schitterend graf, op een prominente plaats in het grootste godshuis, volgens de riten van de christelijke Kerk. Bij de uitvaart waren de verschillende geledingen van het stadsbestuur en de elite van de hele stad Bazel aanwezig. Kortom, het beste wat zich in Bazel op het gebied van de wetenschap bezighoudt met de letteren en met een goede opvoeding, heeft zonder uitzondering diep bedroefd het overleden lichaam met deze plechtigheid de laatste eer bewezen. Aan de heer Johannes Cochlaeus, theoloog, kanunnik te Meissen |
|