De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 20. Brieven 2987-3141
(2019)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd3132 Van Damiaan van Goes
| |
[pagina 356]
| |
maar ook degenen die helemaal niet van plan zijn om hun huis en haard te verlaten. Toch zou ik, als dit onzeker zou zijn, zoals vaker met geruchten het geval is, niet geaarzeld hebben om mijn voornemen door te zetten. Maar degenen van wie ik dit alles en nog heel veel meer heb vernomen, voegen daaraan toe dat een zekere heer De Rous uit Arras, hofmeier van de keizer en iemand die ik heel goed ken,Ga naar voetnoot2. een leger van 20.000 soldaten heeft samengebracht bij Worms en Ulm. Hij zou op het punt staan om daarmee, samen met een Bourgondische troepenmacht, vanuit Bourgondië Zwitserland binnen te vallen, als de Zwitsers de Fransen te hulp zouden komen: men beweert dat zij al 30.000 soldaten hebben gestuurd. Vandaar dat ik geloof dat er bij jou enorme onrust is ontstaan. Ook al kwam mij dat ter ore, toch wilde ik mijn voornemen doorzetten. Vrienden, die ik hier heb, verzochten en smeekten mij in Gods naam om dat niet te doen, daar niet alleen in Bourgondië troepen waren, maar ook in Breisgau en in de Elzas. Daardoor kon men langs geen enkele route zonder levensgevaar Bazel bereiken, zeker een vreemdeling niet, die hoe dan ook al bij iedereen een verdachte indruk maakt; dat geldt des te meer voor mensen die spullen bij zich hebben waarvan ze beroofd kunnen worden en waarop vooral soldaten het altijd gemunt hebben, een slag mensen dat voortdurend heel weinig geld heeft. Als gevolg van hun waarschuwingen en adviezen heb ik er vanaf gezien om naar jou toe te komen. Toch spijt mij dat, zoals God weet. Maar als het mij niet gegund is om te genieten van de aanwezigheid van een zo hartstochtelijk beminde vriend, laten we dit dan goedmaken, zolang we niet bij elkaar kunnen zijn, met de wederzijdse genegenheid en de wederzijdse band waarmee Christus ons heel nauw verbonden heeft en laten we dit gemis door het schrijven van brieven compenseren. Je hebt in je vorige brief geschreven, zeer hooggeachte leermeester - daarop heb ik vanuit Padua heel kort gereageerd,Ga naar voetnoot3. omdat ik in de veronderstelling verkeerde dat ik snel jouw kant op zou komen - dat je bereid bent om de catalogus van jouw boeken met de juiste rubricering aan mij af te staan. Daarvoor ben ik je heel erkentelijk. Je doet iets dat jouw staat van dienst waardig is en waarmee het nageslacht zijn voordeel kan doen. En wat je liever niet over jouw leven wilt opschrijven, dat hoef je allemaal niet aan het papier toe te vertrouwen. Schrijf maar op wat je tot eer strekt en laat de rest zitten. Je kunt wat uitgebreider schrijven over je leven en je levenswijze, maar je ge- | |
[pagina 357]
| |
boorte slechts even aanroeren.Ga naar voetnoot4. Het zal ongetwijfeld in jouw eigen belang zijn om deze taak op je te nemen: nadat je op de voor jou bestemde dag zult zijn heengegaan zullen vast en zeker veel vrienden, maar ook vijanden van je, je leven heel nauwkeurig beschrijven. Wij kunnen dat soort geschriften, wanneer we publicatie ongepast en ongehoord vinden, de wind uit de zeilen nemen met behulp van datgene wat je mij hebt nagelaten, door jou samengesteld met het vakmanschap en de goede smaak die je steeds bij al jouw andere werken aan de dag hebt gelegd. Jouw levensbeschrijving zal ik samen met de catalogus van je geschriften aan het begin van jouw werken plaatsen, zoals ik je eerder heb geschreven. Ik zal zorgen dat die op mijn kosten worden gedrukt.Ga naar voetnoot5. Zo denk ik over deze zaak, zeer geliefde Erasmus. Jij die van veel dingen verstand hebt, kunt hierover misschien een beter idee hebben. Wat je ook besluit, ik zal er vrede mee hebben, als het maar in jouw belang is. Als je daarmee toch jouw Damiaan een beetje eer te beurt kunt laten vallen, dan doe je daar goed aan. Je weet hoezeer je mij na aan het hart ligt. In Ingolstadt, waar ik twee dagen heb verbleven, heb ik van scholastische vrienden van mij, die ik al lang heel goed ken, vernomen dat er enkele opgeblazen geleerden zijn die onder de bevolking en onder studenten verbazingwekkende dingen over jou verkondigen, zowel vanaf hun katheders als in hun kringen en in privégesprekken. Ze zeggen dat je naar Bazel verhuisd bent om je vrijer te kunnen aansluiten bij de partij van Zwingli, waaraan zij toevoegen dat je daar altijd al deel van hebt uitgemaakt, en nog heel wat meer. Het zou te ver voeren om dat hier op te sommen. Ik was voornemens om hen bij elkaar te roepen om hun duidelijk te maken hoe wars je bent van sekten en hen te confronteren met hun domheid en idiotie. Maar dat is mij niet gelukt. Want vanwege de inmiddels begonnen vakanties waren zij de stad uitgegaan. Toch heb ik al mijn vrienden met nadruk verzocht om hen er met klem op te wijzen niet door te gaan met dat dwaze gedrag, omdat ze best weten dat Erasmus anders is dan zij verkondigen. Zonder twijfel zijn er in Duitsland en onder een groot deel van de christenen veel mensen, die je hiervan beschuldigen: ik laat het aan jouw wijsheid over of het raadzaam is om hard tegen hen in te gaan. Als je een kaart van Zwitserland te pakken kunt krijgen, verzoek ik je om mij die toe te sturen; die zal mij buitengewoon van pas komen. Ik ga van hier binnen drie of vier dagen rechtstreeks naar Padua terug. Je kunt gerust schrijven. Je brieven zullen mij daar aantreffen. Het ga je goed en blijf mij een warm hart toedragen, in de wetenschap dat ik niets liever wil dan mijn Erasmus | |
[pagina 358]
| |
keer op keer terug te zien, waar ik (met Gods hulp) nog steeds op hoop. Het ga je nogmaals goed. Neurenberg, 15 juli 1536 Van harte je Damiaan van Goes Aan Desiderius Erasmus van Rotterdam, te Bazel |
|