Dat dit werk tot de categorie van meerdelige geschriften behoort, bewijzen niet alleen de titels die er door de Grieken aan zijn gegeven, maar ook het onderwerp zelf. Ik weet niet wie het met welke bedoeling dan ook in preken heeft opgedeeld. Want nergens ziet men hier het bij preken gebruikelijke slot: normaal eindigen die met een lofprijzing van God, vaak in combinatie met een kort gebed. Verder tonen de titels van het Griekse manuscript aan dat aan deze commentaren, die wij onvolledig overhebben, tien delen ontbreken; daaraan hebben wij nu een elfde en een deel van een twaalfde toegevoegd. Konden wij maar op grond van een compleet exemplaar dit werk in zijn geheel voor wetenschappelijk geïnteresseerden in de oorspronkelijke staat herstellen, omdat het echt het lezen meer dan waard is.
Van het deel dat we in vertaling nog hebben, zet ik een enkele bladzijde vooraan, om twee redenen: in de eerste plaats om hiermee vast te stellen dat het gedeelte dat wij eraan toegevoegd hebben een onderdeel is van dat werk dat wij onvolledig overhadden; vervolgens om de lezer uit dit voorproefje te laten opmaken hoeveel de vertaler zich heeft veroorloofd, wie het ook geweest mag zijn. Hoewel ik toegeef dat zijn identiteit onzeker is omdat een voorwoord ontbreekt, laat het zich met enige waarschijnlijkheid raden dat het Rufinus is geweest. Want Hieronymus kent dit werk niet, en de vrije vertaling wijst op Rufinus, bij wie de betrouwbaarheid te wensen overlaat, meer dan zijn geleerdheid of taalvaardigheid, omdat bij een vertaler betrouwbaarheid het belangrijkste is dat lof verdient, zelfs meer dan bij een historicus.
Het ga u goed.