3129 Van Johann Paumgartner
Augsburg, 25 juni 1536
Zeer hooggeachte heer etc. Ik heb uw brief ontvangen, waaruit ik opmaakte dat de door mij gestuurde beker bij u is gearriveerd.Ga naar voetnoot1. Het was niet nodig om mij zo omstandig te bedanken. Want ik ben u voor wat u allemaal voor mij heeft gedaan veel meer verschuldigd en blijf in alle opzichten bij u in het krijt staan. Wil niet het voorwerp zelf, dat weinig imposant is, wegen, maar koester de gezindheid die getuigt van bereidheid om u te dienen. U zegt dat men een oude man geen dienst moet bewijzen. Maar ik zit zo in elkaar dat ik mij doorgaans niet alleen aan vrienden op leeftijd, maar ook aan mensen die mij door het lot ontvallen zijn verplicht voel en met het maken van kosten op een prettige manier aan hen terugdenk. Zasius was, zoals u weet, een goede vriend van me. Ik zorg nu dat de zoon van de overledene, Johann Ulrich, zich op mijn kosten in Padua kan verdiepen in de vrije kunsten, vooral omdat hij meer dan de andere kinderen op zijn vader lijkt, naar men mij verteld heeft.Ga naar voetnoot2. Maar als het goed is om zich in te zetten voor vrienden die overleden zijn, hoeveel te meer moet ik u dan, ook al bent u op leeftijd, een plezier doen zolang u leeft.
Ik sta tot uw beschikking, voor wat ik waard ben, en zal dat blijven zolang ik leef.
Het ga u goed in voorspoed. Vanuit Augsburg, 25 juni in het jaar 1536
Van harte uw Johann Paumgartner von Paumgarten
Aan de keizer van alle theologen en hersteller van de schone letteren, de heer D. Erasmus van Rotterdam, zijn zeer achtenswaardige meester