De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 20. Brieven 2987-3141
(2019)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd3120 Van Philipp Melanchthon
| |
[pagina 338]
| |
ger bewoordingen te kiezen. Want ik ben nu ongeveer op een leeftijd gekomen dat men het mij niet kwalijk moet nemen als ik aan de behandeling van onderwerpen als deze wat meer zorg en aandacht besteed dan vroeger. En als ik toch iets niet genoeg nuanceer, dan doe ik dat niet om kritiek te leveren - zo is mijn aard allerminst - maar om rekening te houden met eenvoudigen van geest, mochten die mijn geschriften lezen. Ik heb evenwel nooit de bedoeling gehad om tegen u in te gaan, wiens oordeel ik heel hoog acht en wiens welwillendheid ik zeer waardeer. U ziet dan ook dat ik bepaalde dingen in met name de rubricering van de verschillende dogma's van u heb overgenomen. Ook ben ik niet zo doldriest om mij nog meer controverses op de hals te halen. Ik zie best hoe veel publieke verschillen van mening er zijn. De lieden die hun best doen om die verder aan te wakkeren door telkens nieuwe botsingen te laten ontstaan, worden gedreven door heel andere sentimenten dan ik en dan het belang van de Kerk nodig heeft, om het netjes te zeggen. Maar als ik het over sceptici heb, begrijpt u precies wat ik bedoel. Op het punt van de geloofsartikelen, de in het vooruitzicht gestelde beloningen en straffen, verlang ik een zekere steunbetuiging; u doet dat daarbij ook. Als bepaalde onderwerpen en discussies buiten het bereik van de Schrift vallen, dan geef ik er de voorkeur aan om net zoals de aanhangers van de Akademie, mijn oordeel op te schorten. Ik zie nog steeds niet wat dit verschilt met uw opvatting. Want ik heb er steeds op gewezen dat men niet moest applaudisseren voor twijfelachtige en dwaze meningen, maar moest blijven zoeken naar een overtuigende opvatting die ook zinvol is voor de goede zeden en de godsvrucht. Daarbij geef ik keer op keer duidelijk te kennen dat ik geen bedenker noch aanhanger ben van nieuwe dogma's. Ik heb slechts zo eenvoudig mogelijk de godsdienstleer waar ieder het over eens is, verwoord, zelfs zonder paradoxale stellingen van mijn geloofsgenoten te verdedigen. Het zou namelijk te ver voeren om de oorzaken op te sommen die mij, zelfs tegen mijn zin, ertoe gebracht hebben om die zowel te verzamelen als te publiceren, alhoewel ik het in deze tijd, bij zo'n wirwar van opvattingen, heel nuttig zou vinden als over dit onderwerp enige behoedzaam geschreven methoden of samenvattingen zouden worden gepubliceerd, die de reikwijdte van de leer van de Kerk markeren. Aangezien ik in het voorafgaande al aangaf dat ik in kwesties als deze mij graag aansluit bij het oordeel van wijze mensen, is het duidelijk genoeg dat ik anderen niet de wet voorschrijf om te bereiken dat zij opvattingen verdedigen waarmee ze het oneens zijn. Ziehier mijn korte en eenvoudige rechtvaardiging. Ik voeg er, zoals redenaars dat doen, nog een smeekbede aan toe. Ik zou vele, uiterst betrouwbare getuigen van mijn respect voor u kunnen opvoeren. Want ik bewonder u niet alleen om uw intellectuele vermogens, uw uit- | |
[pagina 339]
| |
zonderlijke geleerdheid en kwaliteiten, maar ik sluit mij in de beoordeling van menige controverse ook graag bij uw mening aan. Daarom verzoek ik u om de vijandige gedachten jegens mij van u af te zetten en ervan overtuigd te zijn dat ik uw gezag en vriendschap hogelijk waardeer. Van mijn oordeel over de hier tegen u gepubliceerde geschriften zeg ik nu daarom niets, niet alleen omdat ik om privéredenen daar een slecht gevoel over heb maar ook vanwege het feit dat dit soort geschriften geen bijdrage levert aan het algemeen belang. Ook dit oordeel heb ik nooit onder stoelen of banken gestoken. Een student heeft hier met mijn hulp een dialoog tegen Dolet opgetuigd.Ga naar voetnoot1. Hoewel Dolet niet alleen in geschreven woord ervan langs had moeten krijgen maar het veeleer verdiende om, gelijk Zoïlus, wegens verregaande brutaliteit van een rots gegooid te worden, geloof ik toch dat de moeite die de studenten hebben gedaan om hem de mond te snoeren niet voor niets is geweest, omdat zij zich daarvoor heel wat kennis hebben moeten eigenmaken uit allerlei takken van wetenschap en uit de verschillende formuleringstechnieken, wanneer zij alles waarmee u lof heeft geoogst naast elkaar leggen. De jongeman die u deze brief zal bezorgen is heel bescheiden en een goede bekende van Grynaeus en Gelenius.Ga naar voetnoot2. Hij wilde u ontmoeten en groeten. Staat u hem dit blijk van complimenteuze aanhankelijkheid toe: verder zal hij u niet tot last zijn. Ik verzoek u om hem een briefje voor mij mee te geven, waaruit ik kan opmaken dat u zich met mij verzoend heeft. 12 mei. Het ga u goed in voorspoed. Philipp Melanchthon Aan de zeer beroemde heer Erasmus van Rotterdam, zijn zeer hoog te achten beschermheer |
|