3118 Van Gilbert Cousin
Nozeroy, 7 mei 1536
Gilbert van Nozeroy aan de heer Erasmus van Rotterdam, man van uitzonderlijke geleerdheid, zijn leermeester en beschermheer, meer dan wie ook hoog te achten
Allerhartelijkst gegroet. Zie hier, zeer geleerde leermeester, wat mij links en rechts in jouw Adagia is opgevallen. Als ik te horen krijg dat je het ermee eens bent, waaraan ik allerminst twijfel, zal ik zorgen dat je ook in andere gevallen wel van mijn hulp gebruik wilt maken en je daar ook niet omheen kunt. Want ik denk dat er op aarde nauwelijks nog een ander bestaat die zo op je gesteld is als ik. Ik zal je ook nog andere opmerkingen sturen betreffende je Apophthegmata en je commentaar op Seneca. Misschien moet je die niet zomaar terzijde schuiven en zullen ze je heel welkom zijn.
Vat alstjeblieft mijn inzet goed op en blijf mij je genegenheid geven, omdat ik geheel de jouwe ben, anders gezegd, omdat ik geheel van jouw oordeel afhankelijk ben. Wat mij aangaat, ik houd mij hier met name bezig met studies die vooral betrekking hebben op geloofszaken, want ik denk dat er niets belangrijker is dan dit. Ik heb al een commentaar gemaakt op de psalmen 13, 50, 53 en 115.
Wil je de hartelijkste groeten doen aan de heren Bonifacius Amerbach, Hieronymus Froben en Nicolaus Episcopius? Het ga je goed en je kunt mij tegen 1 oktober verwachten.
Nozeroy, 7 mei in het christelijke jaar 1536