3117 Van Johann Georg Hermann
Speyer, 18 april 1536
Gegroet. Ik wens u alle goeds toe, uitzonderlijk sieraad van onze eeuw. Dat u mijn brief, die ik na langdurig stilzwijgen aan u heb geschreven, waarmee ik gehoor gaf aan de wens van mijn vader, zo bereidwillig heeft ontvangen, doet niet alleen mij heel veel genoegen, maar zal ook voor mijn vader ongetwijfeld heel aangenaam zijn.Ga naar voetnoot1. Hij zal van mening zijn dat aan zijn wens ruimschoots tegemoet gekomen is, omdat u de moeite heeft willen nemen om op ons beider brieven te reageren.Ga naar voetnoot2. Aangezien hij brieven van u waardevoller vindt dan welke edelstenen of parels ook, hebt u er goed aan gedaan om die naar mij te sturen. Zo kan ik, door mijn brief te voegen bij de uwe, ook van zijn kant misschien op enige dank rekenen. Net zo goed als hij zelf graag brieven van u ontvangt, is hij er ook op gebrand om u wederdienst te bewijzen als blijk van dank. Ik op mijn beurt blijf hem aansporen om u uit ons beider naam onze dank te betuigen, aangezien ik besef dat ik volstrekt niet in staat ben om uw welwillendheid te verdienen.
Het is een goede zaak dat ik hier weer verenigd ben met de heer Van Zwichem, zodat ik van hem, door wie ik in de rechtswetenschap onderwezen ben, nu ook de rechtspraktijk kan leren. De heer Andreas von Könneritz heeft