De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 20. Brieven 2987-3141
(2019)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd3102 Van Pierre Richardot
| |
[pagina 304]
| |
Luzern aan u geschreven brief van mijn meester, de heer officiaal, ontvangen en gelezen,Ga naar voetnoot2. waarin hij aangaf dat u kunt beschikken over zijn huis en alles wat hem toebehoort, zelfs zo dat u zich rechtens alles kunt toe-eigenen. Iedereen zou het besluit van mijn meester, die van harte zichzelf en zijn bezittingen aan een zo groot man ter beschikking heeft willen stellen, vast heel verstandig vinden en zou hem bovendien gelukkig prijzen als u wilt aannemen wat hij aanbiedt. Wat mij betreft, zou ik heel graag de gelegenheid hebben om u zo niet mijn begunstiging, dan toch in elk geval mijn hulp of dienstvaardigheid te kunnen tonen. Want ik zou mij buitengewoon vereerd voelen, als u mij gewoon opdrachten zou geven en ik gedienstig daaraan gevolg geef, bij welke onbeduidende gelegenheid ook. Étienne heeft mij de aan hem gerichte brief laten zien waarin u melding maakt van ene administrateur van een abt, die mij en Étienne volkomen onbekend is tenzij u naam en toenaam van de abt toevoegt.Ga naar voetnoot3. Intussen zullen wij nog een keer proberen om achter de naam van de man te komen. Maar om de wagen niet leeg te laten vertrekken heeft de thesaurier, de heer Bonvalot, die naar uw brief uitkeek en die in dankbaarheid heeft ontvangen, met mij afgesproken dat hij u met de wagen een vat van zijn beste wijn als cadeau zal sturen. Ik zal hetzelfde doen namens mijn meester. Dat vat komt verzendklaar bij mij. Van Étienne verneemt u de rest, met name dat wij het wel hebben gehad over de oude wijn, maar dat die nauwelijks geschikt bevonden is, ook omdat die eigenlijk niet goed tegen transport kan. Om nu uw onuitputtelijke welsprekendheid niet langer zonder dat ik mij moet schamen met mijn onbeholpen taalgebruik op te zadelen, beperk ik mij als antwoord op uw brief tot het hoogst noodzakelijke, en dat dan op mijn onbeholpen en ongepolijste manier. Het ga u daarom goed, lichtend voorbeeld van de welsprekendheid. Besançon, 24 februari 1536 Pierre Richardot, uw zeer onderdanige dienaar Opdat u mijn naam en onnozelheid weet, ik ben Pierre Richardot aan wie u twee jaar geleden al schertsend heeft geschreven over vlooien en een in brand gestoken oude vrouw,Ga naar voetnoot4. ik denk om mij te leren voortaan wat minder dwaas te schrijven. Ik heb het boek Prediker ontvangen, dat u mijn meester heeft gestuurd. Zodra zich een koerier aandient, zal ik het hem sturen. Aan de heer Desiderius Erasmus van Rotterdam, onbetwist de vorst der welsprekendheid en zijn respectabele meester. Te Bazel |
|