De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 20. Brieven 2987-3141
(2019)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd3100 Aan mijn dierbare lezers
| |
[pagina 296]
| |
willen publiceren. Want waar zijn die lieden allemaal toe in staat, voor wie een voordeeltje, hoe gering ook, of een beetje roem belangrijker is dan fatsoen en vriendschap? Niet alles is namelijk geschreven om gepubliceerd te worden. Sommige dingen heb ik in mijn jonge jaren wat speels geschreven bij wijze van stijloefening. Andere dingen heb ik tijdens een wandeling aan anderen gedicteerd, zonder ook maar een moment aan publicatie te denken. Enkele heb ik geschreven voor leerlingen die traag van begrip waren. Tot de laatste categorie behoorden de Gesprekken die ene Holonius, - ik weet niet hoe hij eraan gekomen is - (want ik heb nooit ook maar één exemplaar gehad) duur verkocht heeft aan Johann Froben, waarbij hij deed voorkomen dat er andere drukkers waren die het wilden kopen. Dat heet nu met recht winstbejag. Tot dezelfde categorie behoren ook de Parafrasen van het traktaat over de zuiverheid van taal en stijl, die tot mijn grote verbazing uitkwamen onder een misplaatste titel, terwijl ik daaraan geen enkele titel had gegeven. De afzonderlijke rubrieken waren in alfabetische volgorde gezet, wat de hele logische opzet verstoorde. Ten slotte is er van alles en nog wat, even dwaas als amateuristisch, aan toegevoegd, dat ik als kind nog niet aan een kind zou durven dicteren. Onlangs zag ik een boekje Over het opstellen van brieven, gedrukt in Lyon, met als aanhef ‘Erasmus aan Petrus Paludanus, gegroet’.Ga naar voetnoot2. Maar ik ken helemaal niemand met die naam. Na lezing van het boekje begreep ik dat het om ordinaire diefstal ging. Ooit heb ik voor een Engelse leerling in twee dagen een boekje geschreven Over het opstellen van brieven, onbehouwen geschreven voor een onbehouwen leerling.Ga naar voetnoot3. De dief heeft daar een aantal dingen uitgehaald en daar eigen inbreng mee vermengd. Hij heeft er een lange brief aan toegevoegd waar geen woord van mij in staat, die buitengewoon smakeloos is en niets uitstaande heeft met het onderwerp in kwestie.Ga naar voetnoot4. Als hij het werk in zijn zuivere vorm onder zijn eigen naam had uitgebracht, zou het een stuk acceptabeler zijn geweest. Maar winst op mijn kosten was zijn oogmerk. Ik weet inmiddels dat ook sommige anderen bepaalde stijloefeningen uit mijn vroegere jaren in bezit hebben.Ga naar voetnoot5. In de kist die ik nu heb leeggeschud | |
[pagina 297]
| |
hebben heel wat papieren uit mijn jonge jaren gezeten, geschreven in een heel ander handschrift dan ik nu gebruik. Ik heb ontdekt dat ze allemaal zonder uitzondering ontvreemd zijn en ik weet bij wie ze verstopt zijn. Maar literaire diefstal wordt met een even stalen gezicht goedgepraat als kleermakers dat doen met diefstal van lappen stof, koeriers met wijndiefstal, molenaars met graandiefstal, net zoals andere handwerkslieden hun diefstal elk op hun eigen wijze inkleuren. Maar laten we nu eens aannemen dat het zich toegang verschaffen tot andermans brievenkisten en het stelen van wat u verborgen wilde houden, een licht vergrijp is. Vindt u het dan soms ook nog een licht vergrijp om schaamteloos dingen onder een andere naam uit te geven, dingen waarvan u niet wilde dat ze in de openbaarheid kwamen, en dan ook nog verknoeid door dom lapwerk? Ik weet niet wat anderen ervan vinden, maar ik zou er minder moeite mee hebben als er geld uit mijn kisten wordt weggenomen, wat ik meermalen heb meegemaakt. Degenen die dit doen worden aan het kruis genageld. Maar die lieden krijgen de naam van ‘mensen met belangstelling’. Ik ben echter van mening dat dit soort belangstellenden het niet verdient om gewurgd te worden door de strop, maar om te moeten stikken door de rook van verbrand papier, zoals Turinus.Ga naar voetnoot6. Hoeveel vormen van misdaad zijn hier in één daad verenigd: diefstal, heiligschennis, vervalsing, smaad in geschrifte, bedrog! Wat zullen die lieden wel niet durven als ik dood ben, als ze dit al durven nu ik nog leef? Het is te hopen dat deze vorm van brutaliteit zich verre houdt van de boeken van de klassieken. Een Venetiaans bedrijf heeft ons een afschuwelijk verminkte tekst van Festus Pompeius geleverd.Ga naar voetnoot7. Het is niet Aldus die ik beschuldig. Dat soort werk besteedt hij doorgaans uit aan een of andere schoolmeester. Een paar jaar geleden ben ik vaak van plan geweest om mijn papieren door te kijken en alles te verbranden wat niet voor publicatie geschikt was. Maar doordat ik, gehinderd door allerlei bezigheden, dat voornemen uitstelde, waren anderen mij voor. Ik hoop dat dit hun slecht bekomt! De werken die ik zelf publiceer leveren mij al voldoende smaad op, ook zonder dat zij mijn niet voor het publiek geschreven gebeuzel wereldkundig maken. Toen ik tussen de brieven een groot aantal vond dat met de grootste genegenheid was geschreven door vorsten, bijna geen enkele uitgezonderd, hertogen, kardinalen, bisschoppen en pausen, of door buitengewoon geleerde heren, leek het mij goed om enkele ervan te publiceren om daarmee aan te tonen wat voor mensen ik als drinkmaten heb - want zo wauwelen sommi- | |
[pagina 298]
| |
gen die denken dat ordinaire laster hetzelfde is als woordkunst. Ik heb alleen die uitgekozen waarvan ik constateerde dat ze niet door secretarissen op schrift waren gesteld, maar voortkwamen uit hun eigen brein en eigenhandig geschreven waren. Want zelf heb ik al een aantal jaren niet de moeite genomen om van mijn brieven ook maar één exemplaar te bewaren, deels omdat er niet voldoende klerken beschikbaar waren om ze allemaal over te schrijven, deels omdat ik, daar ik nogal wat mensen terugschrijf, onder tijdsdruk moet schrijven en sommige brieven ook moet dicteren. En ik schaam me een beetje voor de vorige uitgaven. Uiteindelijk vind ik mensen verstandig, die hun brieven bewaren voor publicatie na hun dood. Daar komt bij dat brieven die worden geschreven over een vergezocht onderwerp met als doel om geleerdheid te etaleren, naar mijn mening geen brieven zijn, omdat ze elke vorm van betrokkenheid missen. Maar tussen brieven die vanuit het hart worden geschreven, zult u er niet gemakkelijk vinden die weliswaar geschreven zijn aan één persoon, maar toch door iedereen gelezen kunnen worden zonder het risico iemand te kwetsen. Kardinaal Cajetanus heeft mij een paar keer geschreven. Zijn laatste brief wilde ik hier toevoegen, maar ik kon hem niet terugvinden.Ga naar voetnoot8. In mijn laatste brief aan hem heb ik mij beklaagd over de lieden die op een kwalijke manier met mijn boekje Over de eendracht zijn omgegaan.Ga naar voetnoot9. Paus Clemens heeft die brief gelezen. Want men leest liever brieven die aan anderen dan aan zichzelf gericht zijn, omdat men denkt dat daar meer waars in zit. Hij vroeg hem of hij dat boekje gelezen had. Hij zei ja. En wat hij ervan vond. Hij zei dat hij er niets verkeerds in zag. Met dat antwoord was de paus buitengewoon ingenomen. Toen hij bij de passage kwam waarin ik mij beklaag over Nicolaus von Herborn, commissaris van het gebied aan deze zijde van de Alpen, ontbood hij direct de pauselijke paleisheer en vroeg hem of hij het was die zo'n man tot commissaris had aangesteld. Dat ontkende hij. Daaruit bleek overduidelijk dat de paus geen waardering had voor de brutaliteit van Herborn en dat die opgeblazen titel waarop hij zich liet voorstaan, hem door de franciscanen was gegeven en niet door de paus. Bij het doornemen van de brieven was dit wat mij aan het denken zette over het menselijk lot, namelijk dat er tussen zoveel brieven, waarvan de meeste de laatste tien jaar waren geschreven, zo weinig tevoorschijn kwamen waarvan de schrijvers nog in leven waren. De mens is een luchtbel.Ga naar voetnoot10. Dit wil- | |
[pagina 299]
| |
de ik u schrijven, beste lezer, opdat u niet onmiddellijk gelooft, wanneer u ergens mijn naam op ziet staan, dat het ook werkelijk van mij is, maar ook niet denkt dat niemand het goed voorheeft met Erasmus op een stelletje drinkmaten na. Het ga u goed. Bazel, 20 februari in het jaar 1536 na Christus |
|