De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 20. Brieven 2987-3141
(2019)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd3095 Aan Gilbert Cousin
| |
[pagina 290]
| |
dieven uitroeien. Ik had er wel veertig florijnen voor over gehad als dat ene vat nog de kwaliteit had gehad waarmee het was opgestuurd. Ik zou er voor een heel jaar voldoende aan hebben gehad en voor meer dan dat. Als je mij hierin een plezier zou willen doen, zal je moeite niet voor niets geweest zijn. Deze winter heeft mij onaangenaam behandeld. Begin november begroette die mij niet plezierig, met een eerste kou. En ik was daarvan nog niet hersteld of wervelwinden velden mij. Ik begon daarvan net een beetje op te knappen, had nergens meer pijn, was totaal niet meer verkouden, mijn maag voelde iedere dag beter, en zie, daar kwam N. mij na de lunch opzoekenGa naar voetnoot5. en hij liet mij drie uur bij het vuur zitten door een discussie aan te gaan over geloofsdogma's. Die inspannende aandacht en het zitten bij het vuur bezorgden mij alle ellende opnieuw, want beide zijn voor mij desastreus. Maar hij was niet van plan om voor de nacht ermee te stoppen. Ik heb het gesprek afgebroken en hem weggestuurd, maar al gauw voelde ik mijn hoofd vreselijk warm worden, had ik in beide oren een hevig gesuis en een maag die van slag was. De ergste pijnen zijn weliswaar nu voorbij, maar toch lig ik bijna voortdurend op bed, op drie uur na rond de lunch en even lang rond de avondmaaltijd. Onlangs heeft ook Koler mij vanaf zijn bed geschreven, vreselijk gepijnigd door jicht. Ook onze theoloog uit Breisgau klaagde in een brief dat hij zo veel pijn had gehad dat hij wel dood wilde.Ga naar voetnoot6. De zwager van Amerbach, een overigens sterke en stevige vent, gaat gebukt onder dezelfde ziekte. In Polen hebben wij Piotr Tomicki, bisschop van Krakau, verloren, die mij nog een troostrijke brief met dertig dukaten gestuurd had.Ga naar voetnoot7. Het ga je goed. Houd de vriendschap die wij bij je vertrek sloten in ere. De rest komt wel als we elkaar spreken. Hieronymus Froben, Bonifacius Amerbach en je vriend Sigmund Gelenius doen je de groeten. Bazel, 12 februari in het jaar 1536 na Christus |
|