3087 Aan Ferdinand
Bazel, 27 januari 1536
Het eerbiedwaardige landsbestuur van Bazel, Ferdinand, sieraad onder de koningen van deze eeuw, lijkt een nogal hoge dunk van mij te hebben, daar het mij verzoekt om in een brief van mij bij Uwe Majesteit de kwestie van de ambassadeurs te bepleiten, waarbij men denkt dat aanbeveling van mijn kant bij u enig gewicht in de schaal legt. Ik heb inderdaad in veel gevallen tot nu toe uw onbaatzuchtige en bereidwillige goedgunstigheid jegens mij ondervonden. Toch geloof ik dat zij meer gebaat zullen zijn met uw bewonderenswaardige goedheid, waardoor u niemand teleurgesteld bij u laat vertrekken, dan met mijn aanbeveling. Bovendien denk ik dat zij hoog zullen opgeven van uw welwillendheid, waar ieder die Uwe Majesteit om iets verzocht heeft de mond vol van heeft. Ik kon hun vanzelfsprekend deze dienst niet weigeren, omdat ik vele jaren heb genoten van de wel degelijk aangename gastvrijheid van deze beroemde stad; kort geleden, toen ik om dwingende redenen hierheen terugkeerde,Ga naar voetnoot1. hebben ze mij met alle egards ontvangen.
Ik wens u, net als alle mensen die het goed met u voorhebben, zoveel geluk als uw kwaliteiten groot zijn, zodat u voor de mensheid zoveel kunt betekenen als u maar wenst.
Bazel, 27 januari in het jaar 1536 na Christus