De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 20. Brieven 2987-3141
(2019)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd3068 Van Gilbert Cousin
| |
[pagina 250]
| |
werpen even geleerd als indrukwekkend van gedachten te horen wisselen. Dat alles heb ik tot mijn ongeluk prijsgegeven. Daarmee gooi ik precies datgene weg wat de meest gefortuneerde met geen mogelijkheid zou kunnen kopen. Ik voel mij dan ook ellendig en werkelijk ongelukkig, ik die in plaats van te kunnen terugkeren naar mijn vaderland, verbannen ben naar de steengroeven van deze wereld. Ik zal de ellendige ruzies nu voor eeuwig de verdoemenis toewensen:Ga naar voetnoot2. eeuwige verdoemenis aan hen die ervoor gezorgd hebben dat ik onbezonnen de kameraadschap heb vergooid die alle vormen van geluk kende en die mij hoog aanzien zou opleveren. Maar wat kun je ertegen doen? Het juiste moment heeft aan de voorzijde haar, maar daarachter is het kaal.Ga naar voetnoot3. Heeft zich dat moment eenmaal aangediend, dan is het ook alweer verdwenen. Mijn ongeluk heeft mij zover gebracht dat ik deze tegenslagen maar moet verwerken. Omdat er niets anders op zit, zal ik zelf deze pijn met geduld moeten stillen. Blijf ondertussen, allergeleerdste Erasmus, met de mildheid jou eigen denken aan je beschermeling, die over het algemeen zo aan je verknocht is dat, mocht hij ooit weer de macht over zichzelf terugkrijgen, hij die helemaal aan je zal overdragen. Jouw ondergeschikte wil ik zijn en wil ik genoemd worden. Want mocht je mijn hulp kunnen gebruiken, dan zal niets mij dierbaarder zijn dan dat aan iedereen duidelijk is dat jij totale zeggenschap over mij hebt. Het ga je goed in voorspoed, sieraad en eer van onze eeuw, voortreffelijke en zeer geleerde Erasmus. Inderhaast geschreven, de dag na Allerheiligen. |
|