De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 20. Brieven 2987-3141
(2019)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 248]
| |
3067a Aan Bonifacius Amerbach Bazel, na 22 oktober 1535Dit is een fragment van een eigenhandige brief van Erasmus aan Bonifacius Amerbach: begin en einde ontbreken en het stuk begint midden in een zin, waardoor niet zeker is over welke personen die zin gaat. Het fragment is in 1950 ontdekt in de universiteitsbibliotheek in Bazel, tussen nog ongeordende papieren van Amerbach. Het handelt over de bezwaren die de koper van Erasmus' huis in Freiburg tegenover Amerbach had geuit, in een brief van 22 oktober 1535, over de afhandeling van de koop. ... [Erasmus heeft] onomwonden en in alle oprechtheid [verklaard] dat hij liever een verlies zou willen nemen van dertig kronen dan hem voor drie blafferts tekort te doen etc. Over de zes florijnen had hij het helemaal niet hoeven hebben.Ga naar voetnoot1. Hij heeft de door mij getekende akte. Gilbert had ik mondeling en schriftelijk de opdracht gegeven om ze hem cadeau te doen voor het geval er iets onverwachts zou gebeuren. Toen ik hem na zijn terugkeer het verwijt maakte dat hij hem niets cadeau had gegeven, voerde hij als excuus aan dat de eerwaarde heer niet aanwezig was geweest, maar hij had ook wel wat aan te merken op de kapelaan.Ga naar voetnoot2. De luiken van de ramen op de verwarmde kamer op de bovenverdieping heb ik laten weghalen en voor andere doeleinden gebruikt omdat ze er boers uitzagen en geen nut hadden. Dat is al meer dan drie jaar geleden gebeurd. De eigenaar van een huis is gerechtigd om zelfs wat vastzit te demonteren, zij het dat dit niet meer kan bij de verkoop en de overdracht. In de verwarmde kamer op de bovenverdieping bevonden zich drie aan de muur bevestigde opbergkastjes. Eén daarvan heb ik naar mijn slaapkamer overgebracht. De opbergkast die in de keuken stond, had ik nieuw gekocht toen ik in het huis van Villinger woondeGa naar voetnoot3. en die heb ik bij mijn verhuizing meegenomen. Die was net zo min als de boekenkasten aan de muur bevestigd. Mocht er toch | |
[pagina 249]
| |
buiten mijn weten op onrechtmatige wijze iets door de huishoudster weggehaald zijn,Ga naar voetnoot4. dan heb ik dat, om de Joden te kalmeren, met batzen gladgestreken. Aan de secretaris heb ik drie florijnen betaald voor het opmaken van de akte. |
|