De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 20. Brieven 2987-3141
(2019)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 226]
| |
genoeg door monniken aan de man wordt gebracht. Herborn is, naar men zegt, in Savoie overleden. Johannes Clauthus is mij in alle toonaarden aanbevolen door Jan Huysman, tot voor kort kapelaan van de grote kerk van Antwerpen, nu kerkvoogd te Edingen,Ga naar voetnoot1. een man die allerwegen en bij iedereen uitstekend bekend staat. Ik stuur u zijn eigenhandig geschreven brief. Hij schreef ook nog een tweede met hetzelfde onderwerp, maar veel uitvoeriger, die ik niet bij de hand heb (ik weet niet waar ik die gelaten heb). Daarin schilderde hij mij Clauthus in zulke prachtige kleuren af, dat iedereen zo'n bediende graag tot de zijne zou rekenen. En zo valt ook op Lieven, over wie u uw bedenkingen heeft, niets aan te merken. Toen ik onlangs aan het hof was, sprak hij alleen maar zeer lovend over Erasmus. Ook mij treft geen verwijt, omdat ik volledig afging op het gezag van de man die hem zo warm heeft aanbevolen. Want hij wist mij niet alleen door zijn brieven maar ook tijdens een persoonlijke ontmoeting omstandig ervan te overtuigen dat Clauthus aanbevelenswaard was. Maar ook degene die hem zo sterk aanbeval treft geen enkele blaam. Want het kan zijn dat hij helemaal niet heeft geweten dat hij (zoals u schrijft) een aanhanger is van allerlei sekten. Ik heb namelijk zowel aan hem als aan Clauthus uw brief laten zien, waarin u aangeeft niet te willen dat wie dan ook tot enige sekte zou behoren. Zo heeft Clauthus echter mij en waarschijnlijk ook hem een rad voor ogen gedraaid. Mijn Erasmus, ik zou wat mij aangaat willen dat u ervan overtuigd bent dat ik altijd tegenover u degene ben en zal blijven die ik, zoals u weet, ook altijd geweest ben. Dat ik wat laat op uw brief geantwoord heb, kwam door het boek van Herborn, dat ik dankzij een vriend met moeite uiteindelijk heb kunnen bemachtigen, aangezien het hier niet te krijgen is en niet verkocht mag worden vanwege een verbod van de koningin. Het ga u goed, Erasmus, die mij boven ieder ander zeer dierbaar is. Ik zou willen dat u van mij aanneemt dat ik u dat in alle oprechtheid zeg. Antwerpen, 2 september 1535 C. de Schrijver |
|