De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 20. Brieven 2987-3141
(2019)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd3052 Aan Conradus Goclenius
| |
[pagina 225]
| |
Lambert, die je mij stuurde, bevalt mij wel,Ga naar voetnoot2. ook al had ik reeds een ander uit Antwerpen gevonden. Dan heb ik er drie, totdat Gilbert vertrekt, die nu kanunnik is geworden. Met geen van mijn nieuwe bedienden heb ik iets afgesproken. Mocht ik degene die je aanbeveelt nodig hebben, dan laat ik dat weten. Voor jouw hulpvaardigheid ben ik je erkentelijk. In Freiburg heb ik een onbetrouwbare vriend: via hem ben ik er niet in geslaagd om een fatsoenlijke huishoudster of een bediende te krijgen. Zijn naam zal ik je een andere keer geven, zodat je gewaarschuwd bent. Want misschien dat ik na de jaarbeurs een eigen koerier stuur. Aleander heeft opnieuw een idioot boek uitgegeven, nu onder de naam Dolet.Ga naar voetnoot3. Daarin rekent hij af met More, over wiens gevangenschap hij had vernomen, en met Villeneuve, die straatarm gestorven is.Ga naar voetnoot4. Hij maakt van de indrukwekkende More een verlegen spreker. In Rome heeft zijn razernij Corsi ertoe aangezet om tegen mij te schrijven. Wat er in Milaan wordt gedrukt weet ik niet. In Rome doet men zijn best, of ik dat wil of niet, om mij de middelen te verschaffen waarmee ik binnenkort kardinaal kan worden. Want daarover heeft men serieus gesproken. De paus is mij bijzonder goed gezind en zes kardinalen en de ambassadeur van Portugal doen daarvoor hun uiterste best. Maar ik heb geschreven dat ik noch de functies noch de jaargelden zal aanvaarden. Ik stuur je de brief van de paus toe. Het ga je goed. 2 september 1535 Wil je Rescius de groeten doen en de hoogleraar Hebreeuws?Ga naar voetnoot5. Balthasar von Künring, jouw leerling, was bij mij. Hij leek mij een uiterst vriendelijke jongeman, een goed latinist en zeer op je gesteld. |
|