De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 20. Brieven 2987-3141
(2019)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 216]
| |
3049 Aan Piotr Tomicki
| |
[pagina 217]
| |
van mensen die iets van mij nodig hebben, die mij er weer bij slepen. De noodzaak dwingt mij er toe om mijn werken, die zo ongeveer voor de vuist weg geschreven en zonder de vereiste zorgvuldigheid haastig in elkaar gezet zijn, op het aambeeld terug te leggen, omdat ik uitgevers niet kan verhinderen om steeds weer mijn broddelwerk te drukken, ook als dat van kinderlijk niveau is. Soms brengen zij, omwille van de winst, andermans werk onder mijn naam uit. Mensen die iets van mij nodig hebben zijn er in twee soorten. Sommigen zetten mij, door mij persoonlijk te benaderen, onder druk, als waren zij uitgevers die uit winstbejag op zoek zijn naar nieuwe boeken. Er zijn anderen die, omdat zij mij een dienst bewezen hebben, een onderwerp verlangen dat volgens hen goed zal zijn voor het algemeen belang. Of als ze mij helemaal geen dienst hebben bewezen, zijn ze zo dwingend dat zij mij met hun verzoeken onder druk zetten. Tot het uitvloeisel daarvan behoren het boekje Over de barmhartigheid van de Heer, opgedragen aan Christoph, bisschop van Bazel,Ga naar voetnoot4. Commentaar op een psalm, opgedragen aan de bisschop van Lincoln en nog een tweede, bestemd voor Turzo, bisschop van Olomuc. En dan nog twee boekjes, het ene Over de geloofsbelijdenis, opgedragen aan de graaf van Wiltshire, het tweede Over de christelijke dood. Maar nog feller zitten mij mensen op de huid die mij, omdat ik iets toegezegd heb, behandelen alsof ik voor het gerecht sta. Tot het uitvloeisel daarvan behoort onder meer de Prediker. Die breng ik nu heel serieus uit, hoewel ik die lichtvaardig toezegde. Mij overkomt nu hetzelfde wat sommige meisjes gewoonlijk gebeurt, die in onbezonnenheid ontvangen, wat zij later met pijn moeten baren. Wat het wezen van dit werk ook mag zijn, mijn wezen heeft in elk geval geen grotere hekel gehad dan aan dit onderwerp. Toch heb ik liever deze teerling willen werpen dan de indruk te wekken garant te staan voor onbetrouwbaarheid. Maar wat stelt mijn werk nu voor in vergelijking met uw activiteiten, u die zich met uw geleerdheid, adviezen, onkreukbaarheid, bereidwilligheid, wijsheid en gezag met luide bijval van iedereen bijzonder verdienstelijk maakt voor de koning, het koninkrijk en de Kerk van Polen? Wij mogen nu dan wel op leeftijd zijn, toch is er veel verschil tussen een ouderdom die schittert door alle mogelijke soorten van aanzien en een die verwelkt is en doelwit van allerlei pijlen van afgunst, om maar niet te spreken over de ouderdom van paard of zelfs ezel.Ga naar voetnoot5. Als het nieuwe jaar u, eerwaarde, de vroegere levenskracht heeft terugge- | |
[pagina 218]
| |
geven, is dat reden om Christus dankbaar te zijn. Mij heeft het echter tot half mei zo uiterst onbarmhartig behandeld dat ik uit afkeer van de bijna voortdurende folteringen een ander klimaat heb opgezocht. Want bij hopeloze ziektes nemen artsen gewoonlijk hun toevlucht tot dit uiterste redmiddel. Wellicht vind ik zo enige verlichting van mijn kwaal, of in het uiterste geval bereik ik door te sterven het einde van mijn pijnen. Ik ben in een vrouwenrijtuig naar Bazel gereden. Ik heb heel wat jaren gebruik gemaakt van de gastvrijheid van deze vermaarde en aangename stad. Men had daar, hopend op mijn terugkeer, uit erkentelijkheid een kamer voor mij ingericht, op een wijze die mij, zoals ze wisten, wel aan zou staan. Toen moest de Prediker nog gedrukt worden: die had men nauwelijks kunnen voltooien als ik niet ter plaatse was geweest, omdat het werk nog vol hiaten zat en onaf was. Ik heb deze stad, die ik ongeveer zeven jaar geleden had verlaten terwijl ze broeide van onrust, teruggevonden in grote rust, helemaal bedaard tot de normale gang van zaken. Ik ben mij er zo langzamerhand wel van bewust dat de meningen van mensen uiteenlopen en dat de aard van de meesten, meer dan wenselijk is, neigt tot achterdocht. Maar ik denk dat ik door mijn leeftijd, mijn levenservaring en kennis, wat die ook moge voorstellen, op een zodanig punt ben aangekomen dat ik waar dan ook veilig kan wonen. Ik ben evenwel niet uit mijn nest komen kruipen met de gedachte om mij voorgoed in Bazel te vestigen, behalve als onoverkomelijke noodzaak mij daartoe dwong. Mijn bedoeling was namelijk om, als mijn stoutmoedigheid verkeerd zou uitpakken, terug te keren naar mijn huis in Freiburg, gewoon een prachtig huis dat ik daar gekocht had. Dat heb ik met zorg naar mijn smaak ingericht en met doelmatige huisraad aangekleed. Maar als de verandering van klimaat resultaat zou hebben, overwoog ik om van hier naar Brabant of naar Bourgondië te gaan. Naar Brabant nodigde mij onder meer het hof van de keizer uit en, als ik zou terugkeren, een in het vooruitzicht gesteld inkomen. Al eerder had keizer Karel mij heel attent in een brief aanbevolen bij het gemeentebestuur en de clerus van Besançon, toen ik had besloten om daarheen te verhuizen: zonder Bourgondische wijnen kom ik in acuut gevaar. Dat ze alleen tegen hoge kosten naar hier worden getransporteerd, zou ik nog wel kunnen accepteren als ze niet ook nog voor een flink deel door stelende koeriers waren opgedronken of ons met bedorven smaak bereikten als gevolg van allerlei toevoegingen. De universiteit van Freiburg behoort naar men zegt tot de meest vermaarde en maakt in elk soort van studies een behoorlijke bloei door. En ik woonde heel graag in het gebied van koning Ferdinand, wiens bijzondere genegenheid ik bij vele gelegenheden heb ondervonden. Maar het klimaat aldaar ervoer ik altijd als weinig heilzaam voor mijn broze lichaam, en ook het huis zelf, hoe fraai ook, deed enigszins on- | |
[pagina 219]
| |
prettig aan. Hier voel ik mij wat minder slecht; want iedere hoop om mij goed te voelen is mij ontnomen, althans tijdens dit leven. Al sinds mijn jeugd heb ik een fragiel en kwetsbaar lichaam en ben ik (zoals de artsen zeggen) heel mager van bouw: daardoor was ik eerder vatbaar voor slechte weersomstandigheden. Maar de kracht van de jeugd stond deels niet stil bij deze ongemakken en deels overwon ze die ook. Nu het inmiddels niet zozeer mijn drukke werkzaamheden zijn, maar veel meer al die dodelijke niersteenaanvallen en de daarop volgende helse gewrichtspijnen, die van mijn uitgeteerde lichaam alleen maar vel en botten hebben overgelaten, kan men zich indenken dat ik met mijn meer en meer verzwakte lichaam met de dag gemakkelijker ten prooi val aan de grillen van het weer. Ik ben de hemel al zo dicht genaderd dat ik mij, afhankelijk van de toestand van de atmosfeer, slechter of beter voel. Ellende die niet meer zo lang kan duren is beter te verdragen. Ik heb mij flink geamuseerd met wat u even geleerd als treffend aanhaalt over de toneelspeler Roscius, die met het ouder worden zijn manier van fluitspelen aanpaste.Ga naar voetnoot6. Kon ik maar tenminste ten dele voor de Kerk betekenen, wat Roscius was voor het theater. Waar hem echter het gezond verstand van overtuigde, leerde mij de noodzaak. Dat is het verschil tussen ons. Uw mensen roepen u weg van uw dagelijks werk om het staatsbelang zo lang mogelijk te dienen, waaraan u heel veel bijdraagt. Maar die van mij zadelen mij, of ik nu weiger of mij terugtrek, keer op keer op met nieuwe taken. Hoe het ook zij, uw vermaning, of liever uw troost, was mij zeer dierbaar en maakt dat ik voortaan meer rekening zal houden met mijn gezondheid. Wat zich ook aan onaangenaamheden mag voordoen, ik zal dat met meer berusting dragen. Uw bericht over Hieronim Łaski doet mij goed. Want een of ander vaag gerucht had hier gemeld dat hij samen met graaf Gritti was onthoofd. Over de overwinningen van de keizer wordt even veel geschreven als het volk in het rond strooit. En dat is denk ik niet allemaal slechts wind, om met Homerus te spreken. Op veel plaatsen in het keizerrijk getuigt het volk openlijk van zijn blijdschap door vreugdevuren aan te steken. Hetzelfde is in Rome gebeurd. Maar de paus heeft dat verboden, zolang hij niet zelf door een brief van Karel daarover zekerheid heeft gekregen. Er gaat een hardnekkig gerucht dat La Goulette, de ruïnes van het oude Carthago, ingenomen is en ik denk dat het waar is. De rest betwijfel ik. Over wat hier plaatsvindt is niets vreugdevols te schrijven. In veel steden van Duitsland ontvlamt de pest. De stad Münster in Westfalen, die de wederdopers hadden bezet, is met geweld veroverd, waarbij iedereen boven de twaalf jaar werd gestraft. Deze epidemie is eerder wat onderdrukt dan uitgedoofd. Vanuit Holland komen wederdopers in drommen deze kant op en zij steken hun geloof niet onder stoelen | |
[pagina 220]
| |
of banken. Men tolereert hen, slaat geen acht op hen, op voorwaarde dat ze geen onrust veroorzaken. God weet waar dit op uitdraait. De harten van de koningen zijn in Gods hand en ik bid dat hetgeen onze Karel onderneemt met Christus' zegen goed afloopt. Toch was het volgens velen meer de moeite waard geweest als hij de gebieden aan de benedenloop van de Rijn van die plagen had gevrijwaard dan La Goulette in te nemen. De kwestie is namelijk het stadium van woordenstrijd gepasseerd: de wederdopers gaan nu tekeer met zwaarden druipend van bloed. Met hinderlagen, listen en geweld bezetten ze steden, met moord en doodslag dwingen ze mensen om tegen hun zin tot hun sekte toe te treden, kiezen nieuwe koningen en koninginnen en maken nieuwe wetten al naar het hun belieft. Een maand geleden schreef mij de eerwaarde heer Johannes Faber, bisschop van Wenen en raadsheer van koning Ferdinand, dat van de kant van de Turken een gezant naar Ferdinand was gekomen en korte tijd later nog een. Hetzelfde gebeurde van de kant van de woiwode. Hij meldde dat het nog niet zeker was, maar dat hij vermoedde dat het over het sluiten van vrede ging, waartoe de koning ten volle bereid was. Dat is ook verstandig gezien de omstandigheden waarin de Duitsers en de Hongaren verkeren. Heden ten dage bestaat er niets eerbiedwaardigers en menselijkers dan deze vorst. Ik hoop dat de Heer hem ooit evenveel voorspoed zal geven als hij talenten heeft, zodat hij voor de mensheid zoveel kan betekenen als hij wil. Men zegt dat hij de landgraaf van Hessen - die de hertog van Württemberg zijn hertogdom heeft teruggegeven - met alle egards heeft ontvangen. Rond half augustus waren de twee zusters, voormalig koningin van Hongarije Maria en de koningin van Frankrijk, bezig voorbereidingen te treffen voor een ontmoeting te Kamerijk. We zullen zien wat dit miniberaad oplevert. Laten we hopen dat dit meer resultaat heeft dan wat ooit in Rome plaatsvond, waar de moeder van Heliogabalus de vergadering leidde. Afgelopen winter is in Parijs hard opgetreden tegen degenen die grote onlusten ontketenden, waarbij ze zelfs de koning bedreigden door overal, tot bij het paleis aan toe, plakkaten op te hangen, als hij niet zou ophouden zich kritisch uit te laten over het woord Gods (want van zulke termen bedienen ze zich). Zo'n 24 Parijzenaars zijn met verschillende vormen van terechtstelling omgebracht. Zeer velen zijn uit angst gevlucht, onder wie nogal wat edelen. Sommigen van hen heeft de koning, wat milder geworden, teruggeroepen, met teruggave van hun bezittingen en (naar men vertelt) met vrijheid van geloofsopvatting, op voorwaarde dat zij niet zouden tornen aan het koninklijk gezag. Men zegt dat het de koning van Engeland en Paulus iii zijn geweest die deze mildheid hebben bewerkstelligd. Wat in Engeland de bisschop van Rochester en Thomas More is overkomen - Engeland heeft nooit iets eerbiedwaardigers en beters | |
[pagina 221]
| |
gehad dan dit tweetal mensen - kunt u lezen in een gedeelte van de brief die ik naar u doorstuur. Met het verlies van More lijk ik wel opgebrand: zozeer hadden wij getweeën één ziel, om met Pythagoras te spreken. Maar dit zijn nu eenmaal de woelingen van het menselijk bestaan. Maar ik belast u te zeer met zo zwaarwichtige zaken. Verneem nu iets lachwekkends. Paulus iii is voornemens om bij het komende concilie enige kardinalen van uitzonderlijke geleerdheid te benoemen, onder wie ook Erasmus is voorgedragen: pimpernel onder de groenten, zoals dat heet. Maar er waren beletselen. Naast andere toch met name mijn al te geringe inkomen. En verder mijn hoge leeftijd en mijn gezondheid, die te weinig mogelijkheden bieden om de kerkelijke taken aan te kunnen. Dus is men nu met een grote omweg bezig om mij te belasten met proosdijen, hoewel ik protest aanteken en mij met hand en tand verzet en mij ook steeds zal blijven verzetten. Zal ik dan als nietig wezen dat leeft bij de dag, nu de strijd aanbinden met tegenstrevers die zeeën van tijd hebben, niets ontziend en vermogend zijn, om rijk te mogen sterven? Ik stuur u de brief van de paus, wiens intentie ik erg waardeer. Ik zal het pakzadel niet als een os op mij nemen.Ga naar voetnoot7. Aan de bisschop van Rochester is in de gevangenis de kardinaalshoed gepresenteerd, maar hij had al besloten om te sterven. Uw koning, die in overeenstemming met zijn wijsheid zeer vredelievend is, wens ik alle voorspoed. Hij had aangenamer buren verdiend. Het geschenk dat u mij in uw goedheid stuurde, waarom ik niet gevraagd had en dat ik niet verwacht had, heb ik in goede orde ontvangen. Een zo geleerde en aardige brief, ook als die niet vergezeld was gegaan van een cadeau, zou hebben opgewogen tegen het duurste geschenk. Nog nooit heb ik een brief van u ontvangen zonder dat die mij bijzonder veel troost bood. Zij die zich met magie bezighouden weten te vertellen dat het boze geesten eigen is om schrik en afkeer teweeg te brengen. Bij goede geesten is dat blijdschap en opgewektheid. Als uw brieven zo vrolijk stemmen, is dat dus helemaal niet verwonderlijk. Zo verdrijven zij iedere neerslachtigheid, omdat ze voortkomen uit een voortreffelijke en waarlijk christelijke geest. Ik zou u graag een Prediker-exemplaar hebben gestuurd, als iemand het als pakket mee had willen nemen. Nu zullen kooplui het bij u bezorgen. Omdat ik in fijnzinnigheid niet aan uw brief kon tippen, heb ik wat ik te kort kom aan welsprekendheid, gecompenseerd met praatzucht. Moge de Heer u, eerwaarde monseigneur, nog lang voor ons in gezondheid bewaren. Bazel, 31 augustus 1535 |
|