De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 20. Brieven 2987-3141
(2019)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd3048 Aan Bartholomeus Latomus
| |
[pagina 213]
| |
platte plichtplegingen de maat te nemen. Het zou dom van mij zijn als ik van u zou eisen, wat u mij met evenveel recht zou kunnen verwijten. Uw Oratio heb ik met grote instemming gelezen, hoewel ik een verminkt exemplaar had ontvangen. Ik heb nooit iets van u gelezen dat mij geen groot genoegen deed, aangezien ik er een geest met passie maar zonder fanatisme in bespeur, vrijmoedig maar zonder vrijpostigheid, vriendelijk maar zonder vleierij, verheven maar zonder hoogmoed. Budé heb ik steeds van harte hooggeacht vanwege zijn buitengewone geleerdheid en zijn bijzondere verdiensten voor de literaire zaak, ofschoon sommigen geprobeerd hebben om onze vriendschap enigszins te verduisteren met ik weet niet wat voor sluierwolk. Ik heb nu nog veel meer achting voor hem, omdat hij zich zo welwillend voor uw reputatie en uw belangen heeft ingezet. De voorzitters van de colleges doen wat ze altijd al doen. Ze zijn bang voor de afname van hun eigen inkomsten. Dat is het enige dat de meesten voor ogen hebben. U kunt zich nauwelijks voorstellen met welke intriges de Leuvenaren geprobeerd hebben de totstandkoming van het Drietalencollege te verhinderen. Hoe meer moeite ik daarvoor heb gedaan, des te meer haat heb ik mij op de hals gehaald. In Doornik was men begonnen een talenopleiding op te zetten, maar de universiteit van Leuven en de franciscanen die in Doornik wonen rustten niet totdat het initiatief om zeep geholpen was. Het huis dat hiervoor gebouwd was keek uit op de tuin van de franciscanen. Vandaar hun tranen. Ik ben bijzonder blij dat u de eerste slangenbeten met succes heeft doorstaan en ik twijfel er niet aan dat de rest ook wel goed zal komen. Overigens ben ik van mening dat u ervoor moet zorgen dat u, zolang uw leeftijd u in staat stelt om te werken, iets opzij legt voor een prettige oude dag. Als ik mijn jaren tel, heb ik lang geleefd; als ik rekening zou houden met alle tijd die ik heb moeten worstelen met koortsaanvallen, mijn niersteenkwaal, met jicht, dan heb ik niet lang geleefd. Maar het is goed om geduldig alles te dragen wat de almachtige Heer ons heeft toebedeeld. Niemand kan zijn wil weerstaan. Hij alleen weet wat goed voor ons is. U biedt mij troost door mijn naamsbekendheid levend te houden en die zelfs bij het nageslacht nooit verloren te laten gaan. Voor die vriendendienst ben ik u dankbaar. Maar om die roem maak ik mij helemaal niet druk en ik ben niet uit op het applaus van het nageslacht. Mijn hartenwens is alleen dat ik door Christus' genade van hier mag vertrekken. Veel Franse edelen waren hierheen gevlucht uit vrees voor de ontketende winterstormen; zij zijn nu teruggeroepen. De leeuw zal brullen, zegt de profeet, wie zal er dan niet vrezen?Ga naar voetnoot2. Een zelfde terreur, maar met een andere | |
[pagina 214]
| |
oorzaak, heeft zich meester gemaakt van de geesten van de Engelsen. Enkele monniken hebben de doodstraf gekregen, onder wie een Brigittijn die over de grond werd gesleept, daarna is opgehangen en vervolgens, na het uitrukken van zijn hart, in vier stukken uiteen gereten is. Hier doet het hardnekkige en geloofwaardige gerucht de ronde dat de koning, zodra hij vernam dat de bisschop van Rochester door Paulus iii was opgenomen in de orde van kardinalen, hij hem onmiddellijk uit de gevangenis heeft laten halen en heeft laten onthoofden. Dat was zijn manier om hem de rode hoed te geven. Het is maar al te waar dat Thomas More al eerder gevangen is gezet, na in beslagneming van zijn bezittingen ten gunste van de koninklijke schatkist. Men wist te melden dat ook hij de zwaarste straf heeft gekregen, maar dat weet ik nog niet zeker. Had hij zich maar nooit ingelaten met risicovolle aangelegenheden en had hij theologische zaken maar aan de theologen overgelaten. Andere vrienden die mij vaak met brieven en cadeaus bedachten, schrijven nu uit angst niet meer, sturen mij niets en ontvangen ook niets van wie dan ook, alsof er onder elke steen een schorpioen sluimert. Deze paus lijkt serieus te overwegen een concilie bijeen te roepen. Maar ik zie niet hoe men samen kan komen bij een zo grote onenigheid tussen vorsten en landen. Het hele noorden van Duitsland is op wonderbaarlijke wijze besmet door de wederdopers. In Zuid-Duitsland slaat men geen acht op hen. In drommen komen zij hierheen, sommigen gaan naar Italië. De keizer belegert La Goulette. Naar mijn mening is er meer gevaar te duchten van de wederdopers. Ik denk dat Frankrijk van deze chaos niet helemaal verstoken is. Maar uit vrees voor de knoetGa naar voetnoot3. houden ze zich daar gedeisd. U weet dat Münster, de hoofdstad van Westfalen, ingenomen is. In de stad Amsterdam heerst gevaarlijke onrust. U weet denk ik wel dat uw landgenoot Vianden in Doornik aan de pest is bezweken: hij was een buitengewoon geleerd man, voor de tweede maal getrouwd en vader van enkele kinderen. Mijn Prediker is verschenen: ik hoop onder een goed gesternte. Want bij dit onderwerp heeft het me nooit meegezeten. Geestig is wat u zegt over de meisjes die met plezier soms ontvangen wat zij later met pijn moeten teruggeven. En u spreekt de wens uit dat ik vaker op die manier woordspelingen maak. Maar het overkomt meisjes ook wel eens dat wat zij in onbezonnenheid hebben ontvangen, door middel van abortus moeten laten uitdrijven, of dat zij tijdens het baren sterven. Voor dit laatste was ik hier beducht, maar er gebeurde dat eerste. Mij is dan ook de lust vergaan om nog vaker op die manier woordspelingen te maken. Ik meld u nu iets lachwekkends, waar het gaat om mijn situatie. Op aanraden van Ludwig Baer, een vooraanstaand theoloog, heb ik Paulus iii geschre- | |
[pagina 215]
| |
ven. Voordat hij mijn brief openmaakte, gaf hij al hoog van mij op. En omdat hij had besloten om met het oog op het eerstkomende concilie enkele geleerden te laten toetreden tot de orde van kardinalen, was het voorstel om dat ook voor Erasmus te laten gelden. Maar er werden bezwaren opgeworpen. Mijn gezondheid zou te zwak zijn om de bijbehorende taken te kunnen vervullen en mijn financiële middelen zouden niet toereikend zijn. Men zegt namelijk dat er een senaatsbesluit ligt op grond waarvan diegenen die een jaarlijks inkomen hebben van minder dan drieduizend dukaten van dat ambt worden uitgesloten. Nu doet men zijn best om mij te belasten met proosdijen, zodat ik dan over voldoende financiële middelen beschik om de purperen hoed te krijgen. Dat heet een prachtgewaad voor een kat.Ga naar voetnoot4. Ik heb een vriend in Rome die zich hiervoor bijzonder inzet. Ik heb hem vergeefs in meerdere brieven voorgehouden dat ik niet geef om priesterlijke ambten en vergoedingen. Ik ben een mens van een dag, die ieder moment verwacht te zullen sterven en die dat soms ook wenst: zo vreselijk zijn af en toe de kwellingen. Het is nauwelijks verantwoord om een voet buiten mijn kamer te zetten en zelfs het plotseling oog in oog staan met een ezel is niet veilig.Ga naar voetnoot5. Dit vermagerde en broze lichaam verdraagt geen zuchtje wind, of die moet warm zijn. En terwijl ik er zo aan toe ben, willen ze mij zover weten te krijgen dat ze mij proosdijen en hoeden laten aannemen. Toch ben ik intussen de hoogste priester, de verheven paus zeer erkentelijk voor zijn vergissing en voor zijn sympathie voor mij. Ik ben langer van stof dan ik mij had voorgenomen. Uw nogal uitgebreide brief vergeef ik u graag, als u zich daar maar vaak aan bezondigt. Ik wil graag weten waar de jongen woont die ik u heb aanbevolen. Ik verzoek u om af en toe een blijk van sympathie in zijn richting te geven. Zijn vader is een uiterst vriendelijke man, zelf heeft hij een goed karakter. Het ga u goed. Bazel, 24 augustus 1535 |
|