De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 20. Brieven 2987-3141
(2019)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd3040 Van Tielmann Gravius
| |
[pagina 194]
| |
Moge God de lieden vergiffenis schenken die hem waarschijnlijk aangezet hebben tot die teugelloosheid van leven. Want ik kan echt niet geloven dat mijn zoon bij jou zo slechte neigingen had dat hij alleen met de natuur als gids, zonder te luisteren naar jouw gezag en ook zonder acht te slaan op de Muzen, de weg kwijtraakte en verzeilde in zaken die een opgroeiende man, en een leerling van jou, onwaardig zijn. Wanneer een vader zo lelijke dingen hoort over zijn zoon die hij naar de universiteit heeft gestuurd, dus naar de grote markt van wetenschap en cultuur, kan hij zich dan staande blijven houden sdoor gemoedsrust en evenwicht, zo dat de gedragingen van zijn zoon hem niet aan het wankelen brengen en niet om doen vallen? Zo veel pijn en verdriet heb ik in stilte verbeten binnen de muren van mijn slaapkamer zonder dat ik iets liet merken: het is moeilijker voor mij om dit op te schrijven dan voor jou om het met al jouw wijsheid te beoordelen. Maar wat moet ik nu doen? Met welke methode en met welk plan zal ik de brieven van Faber uit Emmerik tegemoet treden, die door grote verschillen van interpretatie onderling tegenstrijdig zijn en heen en weer springen? Want alles wat hij schrijft is vaag, onbewijsbaar en twijfelachtig, en dat is met opzet zo opgesteld. Daarom twijfel ik niet: de rekening van zijn plannetje klopt niet. Ook al ben ik dan misschien wat bot en simpel, dat meen ik toch echt in de grote strijdigheid en glibberigheid van Fabers brieven te bespeuren; daarom kan niemand die zonder voorkennis zulke dingen hoort, mij ertoe overhalen om zonder meer op zijn blote beweringen af te gaan in plaats van in de pen te klimmen. Want hij moet eerst maar eens in details duidelijk maken, door middel van een afrekening die hierop toegespitst is, voor welke besteding en welke uitgaven hij aan mijn zoon geld uitgeleend heeft, en voor welke boeken en welke zaken hij verplichtingen is blijven houden aan andere kredietverstrekkers. Hij moet ook andere, wettelijk geldige rekeningen laten zien die uitgeschreven zijn door wijze, verstandige mannen die niet verdacht kunnen worden van vaagheden als weifeling of wankelmoedigheid. Onvergelijkelijke beschermheer, ik heb dit ten overstaan van jouw waardigheid behandeld in meer bewoordingen dan passend is, maar ik werd gedreven door de hoop dat jij, ziende dat ik door Fabers brieven geen uitweg meer weet, je verplicht voelt mij een gezond en snel advies te geven, waarmee ik beleefd en vriendelijk en met goed gevolg antwoord kan geven op die zaken die mij zo kwellen. Bernard, die ik hierover gedetailleerd ondervraagd heb, durft mij niet te vertellen hoe de vork in de steel steekt: gehinderd door schaamte of geslagen door angst. Het ga je goed! Bij het beroemde Keulen, in het jaar des Heren 1535 op 17 augustus | |
[pagina 195]
| |
Van een kleine beschermeling van jouw grote waardigheid, Tielmann Gravius, secretaris van de Keulse kathedraal Aan de roemrijke heer Desiderius Erasmus van Rotterdam, de onbetwiste prins van de theologie en de humanistische letteren, zijn onvergelijkelijke meester en beschermheer |
|