De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 20. Brieven 2987-3141
(2019)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd3036 Aan Christoph van Stadion
| |
De roemrijke prins en vooraanstaande prelaat Christoph van Stadion, bisschop van Augsburg, wordt gegroet door Desiderius Erasmus van RotterdamAan den lijve heb ik ondervonden, Christoph, sieraad van de huidige bisschoppen, dat het geen onzin is wat in oude orakels overgeleverd is, namelijk: ‘belofte maakt schuld’. Heel wat jaren geleden heb ik een werk beloofd, niet in grote ernst, om eerlijk de waarheid te zeggen, en ook niet echt van harte, over de theorie van het preken. Later, toen mijn niet in ernst gedane belofte in ernst opgeëist werd maar ik geen tijd had om datgene te leveren waarop ik aangesproken werd, ging ik bij gelegenheid enkele dingen noteren die eventueel van pas konden komen als ik ooit zin en tijd zou krijgen om het werk aan te vatten. Maar dit gebeurde allemaal niet nauwkeurig, chaotisch, slechts her en der, naar gelang elk ideetje zich toevallig aandiende. Weer later, toen de eis met meer aandrang gesteld werd, begon ik mijn papiertjes bijeen te zoeken: niet alleen lagen ze overal verspreid maar ook zaten er soms scheuren in en waren ze door het lange liggen onleesbaar. Toen ik ze goed bekeek, bekroop me meer en meer een gevoel van moedeloosheid over de onderneming, terwijl ik al steeds in een verborgen hoekje van mijn geest er- | |
[pagina 183]
| |
voor teruggeschrokken was. Ik zag een onderwerp voor me dat tegelijk veelzijdig en wijdlopig is, dat wel moest resulteren in een onmetelijk dik boekwerk als het met voldoende zorg behandeld werd en dat ook nog eens niet gespaard zou worden voor haat en nijd, zoals de zaken er nu althans uitzien. Maar toen er maar geen einde kwam aan het beroep dat op mij gedaan werd, heb ik met frisse tegenzin mijn pen op papier gezet, om te vermijden dat ik bekend zou komen te staan als iemand die volstrekt onbetrouwbaar is in zijn beloften. Omdat het helemaal niet wilde lukken heb ik het begonnen werk weer weggelegd. Telkens wanneer ik het weer eens weggelegd had pakte ik het na lange tussenpozen toch weer in mijn handen om te kijken of mijn geestdrift groeide: ik heb die zelfs in stevige boeien geslagen, net zoals Aristaeus bij Vergilius Proteus vastsnoert.Ga naar voetnoot1. Maar bij hem slaagde de poging, bij mij niet. Ik had de hoop dat er intussen in zo'n lange periode iemand zou opstaan die dit onderwerp zou kiezen, vooral in deze tijd, die zo'n grote vloed van vruchtbare talenten voortbrengt en die zo'n geestdrift aan de dag legt om nieuwe boeken te drukken. Maar toen er niemand bleek te zijn om het werk van mij over te nemen en er van dag tot dag een dringender beroep op mij werd gedaan zowel in gesprekken als in brieven (en niet meer zonder flinke verwijten), heb ik bijna met tegenzin het materiaal voor het werk bij elkaar gebracht, allemaal ruw materiaal en ongeschift maar dat wel kon bewijzen dat het mij niet ontbroken had aan goede wil om mijn belofte gestand te doen indien mijn mogelijkheden maar even groot waren geweest als mijn goede wil. Ook hieraan kon ik weer niet onafgebroken blijven werken: nu eens dwong mijn slechte gezondheid, dan weer ander werk dat onverwachts op mijn pad kwam, mij om datgene waar ik mee bezig was uit mijn handen te laten vallen en ik kreeg zelden de kans, pas na lange tussenpozen, om terug te keren naar mijn eigenlijke werk. Vandaar dat een geleerde lezer misschien hiaten zal opmerken, een paar aanzetten zonder vervolg, enkele herhalingen en ook opmerkingen op een vreemde plaats. Nu zal men wel zeggen: waarom heb je dan niet met een laatste hand verbeterd wat niet beviel? Eerlijk gezegd had ik echt geen zin om dat grote werk opnieuw in elkaar te zetten, want wat ik ervan gemaakt heb kon ik maar met moeite klaar krijgen vanwege mijn steeds verslechterende gezondheid. Het is bijna niet te geloven hoe vreselijk mijn persoon al lang ernaar snakt bevrijd te worden van deze inspanningen en van een rustig nietsdoen te genieten, en om in wat er nog rest van dit leven (een smalle handpalm, of een vuist op zijn hoogst) een tweegesprek te voeren met degene die eens geroe- | |
[pagina 184]
| |
pen heeft (en datzelfde roept hij nu nog): ‘Komt allen tot mij, jullie die vermoeid zijn en onder lasten gebukt gaan, dan zal ik jullie rust geven.’Ga naar voetnoot2. Want in deze wervelende, om niet te zeggen waanzinnige eeuw, in de vele lastige situaties die deze tijd zelf in het openbare leven teweegbrengt of die mijn leeftijd in mijn privéleven veroorzaakt of die mijn gezondheid met zich meebrengt, vind ik niets waarin ik liever tot geestelijke rust kom dan in deze privé-dialoog. Vanwege deze omstandigheden heb ik er zelfs meer vertrouwen in dat de welwillende lezer met het werk dat ik nu uitbreng, hoe het dan ook is, tevreden zal zijn. Hierover heb ik met u geen problemen, hoogeerwaarde monseigneur: ik weet dat u zo aardig en vriendelijk bent om gewoon een oogje dicht te knijpen voor de onvolkomenheden van uw Erasmus, en om waar mijn krachten tekortschieten voor mijn onderneming, mijn duidelijke goede wil uit te leggen als plichtsvervulling. De kern van mijn betoog heb ik over vier boeken verdeeld. In het eerste boek laat ik de waardigheid van de taak van de man van de Kerk zien en maak ik duidelijk met welke deugden de prediker begiftigd moet zijn. In het tweede en derde boek worden aanbevelingen van retoren, logici en theologen toegepast op de praktijk van het preken. Het vierde boek, opgezet als een index, maakt de predikant duidelijk welke ideeën hij aan welke plaatsen in de bijbel moet ontlenen; maar dit heb ik in zoverre afgewerkt dat ik de leergierige lezer slechts de weg heb gewezen: anders had het werk niet in één dikke band gepast. Dit ruwe materiaal voor een boek (want ik noem het liever niet een echt boekwerk) had ik nog niet aan iemand beloofd maar in mijn gedachten min of meer bestemd voor John Fisher, bisschop van Rochester, een man van uitzonderlijke vroomheid en geleerdheid; tussen hem en mij bestond een oude en innige vriendschap. Want vooral hij heeft mij in zijn brieven aangezet tot dit werk, waarbij hij te kennen gaf dat hij aan de beroemde universiteit van Cambridge, waarvan hij beschermheer voor het leven was - ze noemen dat daar kanselier - bezig was drie colleges te stichten die theologen moesten opleiden, maar dan niet zozeer tot mensen die gewapend zijn voor de woordenstrijd maar die onderricht zijn in het bedachtzaam prediken van Gods woord.Ga naar voetnoot3. Zelf beschikte hij over een charmante wijze van spreken; hierdoor was hij vroeger erg dierbaar aan de grootmoeder van vaderskant van Hendrik,Ga naar voetnoot4. de huidige koning van Engeland. God had deze vrouw gedachten in- | |
[pagina 185]
| |
geblazen die allerminst typisch vrouwelijk waren. Want andere vrouwen van de koninklijke familie plegen vette vermogens te legateren voor de oprichting van kloosters maar dit is, vrees ik, meer om de roem dan uit vroomheid; zij had al haar aandacht geconcentreerd op datgene wat het eerbiedwaardigst is; bovendien deed zij dat terwijl ze nog in het volle leven stond en zonder er populariteit aan te willen ontlenen, zo zelfs dat ze dit nagenoeg ongemerkt deed. Op verschillende plaatsen stelde zij mensen aan die zij geschikt vond om de leer van het evangelie aan het volk te verkondigen, en ze gaf hun een behoorlijk salaris; voor ditzelfde doel heeft ze een enorm geldbedrag overhandigd aan bisschop John. Die goudeerlijke man heeft dit geld volledig besteed aan de opleiding van priesters of aan soelaas voor behoeftigen: zelf verbruikte hij hiervan niets, hij vulde integendeel dat bedrag uit eigen middelen rijkelijk aan. Zowel die eerbiedwaardige heldin als de bisschop, een buitengewoon voorbeeld van ware vroomheid, waren terecht van oordeel dat er niets is wat meer invloed heeft op het hervormen van het gedrag van de mensen dan indien het zaad van de leer van het evangelie gezaaid wordt door priesters die goed kunnen preken. Want waar komt het vandaan dat Christus in de harten van de meeste mensen zo weinig warmte verspreidt, om niet te zeggen dat hij helemaal uitgedoofd is? Hoe komt het dat onder de christelijke vlag zo veel heidendom schuilt, tenzij door gebrek aan gelovige priesters? Volgens mij was ook het Italiaanse volk wel ontvankelijk voor vroomheid (over vorsten zwijg ik) als er maar goed opgeleide priesters waren. Maar hierover kunnen we het beter een andere keer hebben. Om nu mijn verhaal te vervolgen: aangezien de bisschop van Rochester mij door een ongelukkig noodlot ontnomen is, heb ik besloten dit werk, wat het dan ook is, ter beschikking te stellen aan het publiek onder de gelukbrengende auspicien van uw naam, want uw buitengewone vriendelijkheid is mijn ziel ten zeerste tot troost geweest bij dit grote verlies van vrienden. Getreurd wordt er al over goederen die door schipbreuk verloren gaan. Maar welke koopwaar is zo kostbaar dat hij vergelijkbaar is met een echte vriend? Wat is dus wreder dan deze storm, die mij beroofd heeft van zo veel voortreffelijke vrienden? Eerst William Warham, aartsbisschop van Canterbury, onlangs William Mountjoy, vervolgens de bisschop van Rochester, en ook Thomas More, die opperrechter was van dit koninkrijk. Hij bezat een hart witter dan sneeuw en talent zoals Engeland nooit gekend had en ook nooit meer zal kennen, hoewel het de moeder is van heel grote breinen. Twee dingen vooral lenigen voor mij het verdriet in deze ontzettende ramp. Ten eerste het besef dat wij binnenkort bij Christus weer met elkaar verenigd zullen worden in een gelukkiger leven; ten tweede haal ik me voor de geest hoe geweldig het koor | |
[pagina 186]
| |
van vrienden is dat de stad Augsburg mij bezorgd heeft: de eerste en de beste daarvan bent u, maar op de voet gevolgd door de grote Johann Paumgartner; hem zit Anton Fugger op de hielen, de uiterst royale sponsor van studies. Dit is een driestrengig touw; Salomon zegt dat je dat niet gemakkelijk kunt breken;Ga naar voetnoot5. maar het wordt nog veel sterker door de toevoeging van Johann Koler die, als vierde streng gewikkeld rond die drie andere, het resultaat gewoon onbreekbaar maakt. Dus jullie welwillendheid maakt het voor mij mogelijk, niet dat ik geen verdriet heb maar dat ik er niet aan bezwijk. Ik moet God bidden dat hij deze kostbare schat ongedeerd bewaart voor mij. Wat verder mijn verwachting over het boek betreft, als het eventueel niet zo de goedkeuring kan wegdragen van de geleerden, zorgt het er misschien voor dat een beter onderlegd iemand hierdoor uitgedaagd wordt en wel presteert wat ik had willen bereiken: in plaats van ruw materiaal een werk uitbrengen dat in al zijn onderdelen af is. Als gevolg zou de Heer eindelijk meer arbeiders, en goede werkers, naar zijn oogst kunnen sturen. Want zoals er volgens het grapje van een oud spreekwoord wel veel ossendrijvers zijn maar slechts weinig werkers die met een span ossen kunnen ploegen, zo kun je gemakkelijk iemand leren in een groot gezelschap het woord te voeren, maar het is niet zo simpel iemand te vinden die uit de grond van zijn hart, indringend, en met het juiste geloof Gods woord kan verspreiden. Het is Gods geschenk dat het zaad dat door zijn trouwe dienaren gezaaid is, goed opkomt. De wereld lijkt al lang zwanger van Christus, die als hij echt in onze zielen gevormd wordt, zich met allerlei tekenen zal openbaren als de vaste grond van ons hart. Want het zijn niet woorden die het evangelie zijn, evenmin als een stapel stookhout een heilig bos is, zoals Horatius al zei.Ga naar voetnoot6. Maar zo vaak als het zaad van het werkende woord wordt opgevangen door goede grond, draagt het veelvuldig vrucht en als het ware ontspruitend openbaart het met verschillende bewijzen de verborgen zuiverheid van de geest. De mensen gaan de overheid beter gehoorzamen, zich strakker aan de wetten houden, ze worden vredelievender en afkeriger van oorlog. Tussen echtelieden is de eensgezindheid dan groter, de trouw oprechter, het afwijzen van overspel feller. De man stelt zich zachter op jegens zijn vrouw, de vrouw toont meer respect voor haar man. Kinderen voelen meer schroom ongehoorzaam te zijn aan hun ouders, slaven voeren van harte de opdrachten van hun meesters uit, personeel dient opgewekt en blij. Ambachtslieden en klusjesmannen doen hun werk heel gewetensvol. Wie handel drijven, behandelen niemand zoals zij zelf niet behandeld willen worden. Kort gezegd, iedereen is meer geneigd zich echt verdienstelijk te maken, en is niet zo snel uit | |
[pagina 187]
| |
op wraak en krenking, minder hebzuchtig, meer met mate. De mensen in wier gedrag deze dingen niet tot uiting komen maar eerder het totaal tegenovergestelde, hebben het goede zaad nog niet in hun harten kunnen vasthouden, ben ik bang. Nu houd ik op met preken, om u ook nog wat tijd te gunnen om mijn Predikant te lezen, als u tenminste vindt dat hij uw ogen en oren waardig zal zijn. Het ga u goed! Bazel, daags na 5 augustus in het jaar 1535 na Christus' geboorte |
|