De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 20. Brieven 2987-3141
(2019)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 135]
| |
3031a Van Konrad Heresbach
| |
De meest volmaakte en roemrijke heer, meester Erasmus van Rotterdam, wereldkampioen in de theologie en in alle schone letteren, wordt gegroet door Konrad HeresbachToen ik goed en wel teruggekeerd was aan het hof, op 1 oktober als ik het wel heb, vond ik jouw brief, die meegebracht was van de najaarsmarkt van Frankfurt.Ga naar voetnoot1. Hij was echt welkom, niet alleen voor mij, voor wie jouw brieven altijd honingzoet zijn, maar ook voor de vorst en voor enkele hoge heren aan wie ik je brief heb laten zien; geen wonder, want hij bracht ons op de hoogte van jouw toestand en je gezondheid en benadrukte nogmaals je oude welgezindheid jegens ons; al lang had ik niets vernomen over jouw reilen en zeilen behalve wat ik kon bespeuren uit correspondentie gericht aan de vorst en voorheen door het te vragen aan de brievenbesteller van de graven van Rennenberg.Ga naar voetnoot2. Ik had je al eerder geschreven, vóór de markt van april meen ik, maar omdat jij klaagt dat ik nooit schrijf, begin ik te twijfelen of mijn brief jou wel heeft bereikt in deze woelige tijden: van bijna niets, hoe heilig ook, kun je tegenwoordig verwachten dat het ongeschonden blijft. En echt, toen ik van | |
[pagina 136]
| |
plan was opnieuw te schrijven kwam er eerst een heftige koorts tussen die me overviel rond de hitte van de Hondsster en me enkele maanden zo in zijn greep hield dat ik doodziek was: dit had ik dan gemeen met velen van mijn vrienden en kennissen, want iets eerder dan ik waren ook kanselier Gogreve en proost Vlatten door deze ziekte geveld, zo erg dat men voor hun leven vreesde. Er waren mensen die dit toeschreven aan zwarte magie van monniken en priesters die vreesden dat wij de vorst zouden stimuleren om zijn kerkelijke politiek vorm te geven.Ga naar voetnoot3. Toen ik vervolgens tegen de tijd van de najaarsmarkt weer een beetje hersteld was, had ik besloten de stilte te verbreken; maar omdat ik mee moest met een gezelschap van de vorst werd ik opnieuw gedwongen mijn voornemen op te schorten. Omdat intussen jouw brief sneller hier is dan die van mij geschreven was, dwingt die mij met enig geweld tot wat ik van plan was uit eigen beweging te doen, en omdat de huidige toestand hier van mij vereist wat uitvoeriger te schrijven, zal ik als het lukt die vertraging en de geringe frequentie van mijn brieven (zo noem jij dat) compenseren met een veelvoud van woorden. Dus om te beginnen ben ik je dankbaar dat je bezorgd bent over mijn gezondheid: ik herken jouw oprechte belangstelling van vroeger. Vervolgens schrijf je dat jij in gevecht gewikkeld bent met jicht aan je handen, jicht aan je voeten, overal jicht: ik betreur het zeer dat je gebukt gaat onder die dictatuur van beulen en dat je niet veeleer in een vredige woning de geestelijke rust kunt vinden om het algemeen belang van de promotie van de letteren te dienen. Die dictators zouden doorgeschoven moeten worden naar hun broeders bedel-dictators, die luie en vette buiken, mensen als Egmondanus en Zuñiga, bij wie ze meer vrije tijd en voedsel hadden kunnen vinden. Maar in al jouw wijsheid weet je best dat het een natuurwet is: op hoge leeftijd wordt het lichaam zwakker, een bejaarde wordt omgeven door veel ongemakken en hard hiertegen vechten zal alleen maar vechten tegen de goden zijn. Er zijn trouwens mensen die deze ongemakken zien als dienaressen van een lang leven. Ik weet niet of ik wel een hoge ouderdom moet wensen als die voortdurend met zulke metgezellen opgescheept wordt. Maar ongemakken zijn beter te verdragen zolang ze je geestkracht niet doven: dat het jou daaraan bepaald niet schort, wordt bewezen door je vele en bovendien volmaakte boekwerken, fraai als zwanenzangen, met het gevolg dat je wat dit betreft je kunt meten met Nestor, Plato, Isocrates of Cato. Want van voortreffelijke mensen is de herfst ook mooi. Fraai zijn de grapjes die jij verder maakt over de veldtocht tegen die van | |
[pagina 137]
| |
Münster, ook al is de zaak voor ons hier helemaal niet fraai, omdat zij ‘vele sterke personen naar de Hades heeft gestuurd.’Ga naar voetnoot4. Ik wilde liever buiten schot toeschouwer blijven dan dienst doen als speler in een zo droevig en bloedig toneelstuk. Het voorspel van dit drama heb je meen ik al een keer gehoord: in het zuiden van Duitsland is het begonnen door bepaalde pseudo-profeten als regisseurs, mensen zonder opleiding, uit een milieu van rauw volk afkomstig, namelijk snijders en kledingherstellers; de groep is gegroeid door een lichtgewicht complot, mensen die niet eens ooit letters geproefd hebben terwijl de Heilige Geest door de Schrift toch getuigt dat letters de betrouwbaarste middelen en instrumenten zijn om de leer goed te onderzoeken en te begrijpen. Nadat zij ginds alles geprobeerd hadden maar het hun niet gelukt was de overige bedrijven op het toneel uitgevoerd te krijgen, zijn ze met de stroom van de Rijn mee naar ons toe gedreven en hebben Münster bezet,Ga naar voetnoot5. een zeer aanzienlijke stad, want voorzien van vijf kapittels en evenveel parochies, en die bovendien een geschikt theater vormt om dit drama af te ronden. Maar omdat jij ook in de afsluiting van je brief lijkt te vragen dat ik je een beschrijving geef van het begin, de ontwikkeling en de organisatie van dit koninkrijk, zal ik voor jou het verhaal iets eerder beginnen om te voorkomen dat ik je een onthoofd toneelstuk voorzet. Aanvankelijk beschermde de macht van het volk in deze stad de prediking van het zuivere evangelie (zo werd dat genoemd), iets wat inging tegen de wil van bisschop Franz van Waldeck, de lokale vorst. Men trof voorbereidingen tegen eventueel geweld van de vorst als die hun voornemen wilde dwarsbomen, door levensmiddelen, oorlogstuig en versterking te regelen zelfs voor het doorstaan van een belegering. Het was min of meer zo dat de opvattingen van het volk door uiteenlopende in zwang zijnde meningen nu eens naar deze kant overhelden dan weer naar die, dus in een kritieke fase verkeerden, en dat het volk, waaruit nog nooit iets goeds voortgekomen is, zich opmaakte om eigen regels vast te leggen voor het geval dat de vorsten een gerechtvaardigde hervorming zouden uitstellen of afwijzen. Want altijd wanneer Gods woord zich laat horen, zien we meteen dwalingen verschijnen; een gevolg is dat elk tijdperk zijn antichristen kent, van wie de apostelen en Christus zelf voorspeld hebben dat ze zouden komen. Je herinnert je het wel: toen Hadrianus keizer was heeft de Jood Kochba gepreekt dat hij de enige echte ster van onze redding was, neergedaald uit de hemel om het volk | |
[pagina 138]
| |
te redden en het heil terug te brengen, en hoeveel aanhangers hij kreeg; en op Kreta, ten tijde van Theodosius, beweerde een andere Jood dat hij Mozes was en zoals deze eens de Israëlieten door de zee geleid had, beloofde hij om met nog zo'n wonder de Joden naar het beloofde land te brengen. In de tijd van Heraclius is ook nog Mohammed opgestaan in Arabië, die de mensen ook al met lichtgewicht bijgeloof verleid heeft. Op zo'n zelfde manier zijn nu in dezelfde geest de wederdopers opgestaan, die met een schijn van buitengewone onschuld indruk maken op het gewone volk en de mensen verleiden om met hen mee te gaan naar onbekende streken; wie door hun beloften verlokt zijn, trekken met hen mee als in extase ontwaakt, met achterlating van hun hele hebben en houden. Trouwens, aanvankelijk werd het volk in het algemeen zo meegesleurd door een vlaag van fanatisme dat iedereen zo ongeveer gedwongen was eigen lijf en leden te beschermen - je zou gezegd hebben dat die mensen eenvoudigweg krankzinnig waren - hoewel, eerlijk gezegd, vele burgers in deze stad nu ze van alle kanten belaagd werden door volk dat hun iets probeerde aan te smeren, niet zozeer de religieuze ideeën leken over te nemen als wel de teugelloosheid, en de verkondigers van het woord eerder uit schenen te zijn op tirannie en de gunst van het volk dan op het heil van het volk. Toch bestond in het begin de indruk dat hun voornemens niet helemaal dwaas waren, bijvoorbeeld met betrekking tot het afschaffen van misbruiken en zondige gewoonten en het overgaan op een zuivere leer. Het had allemaal beter kunnen aflopen als niet de bekende Duivel, die de mensen hun redding misgunt, dat goede begin omgeleid had, natuurlijk uit vrees dat het volk de zuivere leer van Christus zou omarmen en een leefwijze die soberder is en meer in overeenstemming met de heilzame leer, in plaats van door te gaan met hun menselijke illusies en in plaats van de praal, de luxe en de vraatzucht van de clerus. Die duivel besefte natuurlijk dat hij op moest passen en op alle manieren moest proberen om mensen die de Scylla wisten te vermijden in de Charybdis te duwen. Daar is hij prima in geslaagd. Want terwijl alle leden van de opgejaagde scheuringen onder voorwendsel van prediking naar Münster toe stroomden als gemeenschappelijk asiel van de mensen van het evangelie en zich daar als ballingen terugtrokken, heeft de gevallen engel de tarwe van het evangelie meteen bestrooid met het onkruid van wederdopers, sacramentariërs, valse profeten van Montanus en Valentinianus; het onkruid heeft het zaad van het evangelie dadelijk verdrongen, want zo is de vruchtbaarheid van ongewenste kruiden nu eenmaal. Onder de clerus was alles rustig, zoals voor de zonen van Israël in Egypte. Maar toen ze uit Egypte waren weggetrokken en kinderen van God geworden waren, begon Satan hun heil te belagen en begonnen zij onrustig te worden en opstandig. Zo zorgt Satan | |
[pagina 139]
| |
ook nu voor scheuringen en opstand, omdat hij de ware leer van de rechtvaardiging ziet opkomen en het oorspronkelijke gebruik van de sacramenten weer ziet ontstaan. De mensen van de stad, begerig als ze waren naar omwenteling, namen heel gemakkelijk de losbandigheid van de wederdopers over; aanvankelijk was er een hevig conflict tussen de mensen van het evangelie en de wederdopers, zo erg dat het vuur van het schisma de bisschop hoop gaf dat hij zich meester kon maken van de stad. In de stilte rond middernacht was met behulp van stedelingen van de andere partij al één stadspoort bezet door soldaten van de bisschop die de stad moesten binnenvallen. Maar handlangers, van dit alles op de hoogte, maakten het plan bekend omdat ze al snel spijt hadden gekregen of misschien vreesden voor hun eigen hachje. Op dit punt werden de evangeliërs het eens met de wederdopers zodat ze eensgezind de troepen van de bisschop verdreven. Sommige mensen beweerden dat de commandant van de bisschoppelijke compagnie op eigen initiatief zijn soldaten terug had getrokken, uit een soort evangelische geloofsijver. Zeker is dat hij door de bisschop erg onvriendelijk is bejegend. Nu deze aanval afgeslagen was, ging men uiteindelijk over tot open strijd. Want de bisschop bereidde zich voor om de stad te belegeren: hij had troepen geworven bij naburige vorsten, die met dit voorbeeld ook hun eigen onderdanen wilden afschrikken wanneer de stedelingen van Münster afgestraft waren. Maar de sekte van de wederdopers werd steeds sterker en de meerderheid van het volk, die verlangde naar bandeloosheid en omwenteling, domineerde met gemak de gegoede burgerij, vooral toen men begreep dat de wederdopers voortdurend benadrukten dat de betere burgers geen regering hadden; zo is het geschied dat velen die echt de leer van het evangelie toegedaan waren, de stad verlieten. Onder hen was Buschius, die al meteen vanaf het begin heel moedig weerstand bood tegen de leer van de anabaptisten.Ga naar voetnoot6. Hetzelfde heeft Corvinus geprobeerd, die gestuurd was door de landgraaf van Hesse.Ga naar voetnoot7. Maar beiden hebben de wijk genomen voor de razende menigte, omdat ze merkten dat ze met argumenten totaal niets bereikten. Buschius is kort daarna overleden in het naburige stadje Dulmen: ontegenzeggelijk een man die een scherpzinnig en onbevangen beschermer van de schone letteren en de oprechte christelijke leer was. Kortom dus: alwie weigerden de zijde van de wederdoop te kiezen, wer- | |
[pagina 140]
| |
den uit de stad verdreven en ze mochten helemaal niets meenemen. Een flink deel van de burgers is vogelvrij verklaard en gedwongen stad en woning achter te laten voor bekeerlingen, nieuwe bewoners en wedergedoopte streekgenoten. Degenen die deze nieuwe bezittingen toegeschoven kregen, ontvingen uiteraard een geschenk van de Heilige Geest, te weten de goederen van vogelvrij verklaarde medeburgers. Dit is allemaal gebeurd aan het begin van de vasten van het jaar 1534. Verder, toen de wedergedoopten zich niet alleen van de rijk voorziene stad maar tegelijk ook van de reserves hadden meester gemaakt, gooiden zij alles op één hoop en richtten in de vier stadskwartieren van stadswege keukens in als gezamenlijke eetgelegenheden en voor een gemeenschappelijk leven, en door te pochen op bescherming van de Vader daagden ze hun vijanden uit. De torens van de kerken, hoog en sierlijk, haalden zij neer, kerkgebouwen werden als oorden van afgodsdienst ontmanteld en verbouwd voor profaan gebruik; want kloosters en kapittels waren al eerder ontvolkt: alle religieuzen waren verjaagd. Maar echt barbaars is dit: afgezien van het stadsarchief en de openbare bibliotheek die ze verbrand hadden, hebben ze ter plekke ook de bibliotheek van de fraters, zoals ze die noemen, die goed voorzien was van werken in alle talen en elke literatuur, in brand gestoken (heiligschennis!) en zo heel veel uitstekende boeken in het vuur vernietigd.Ga naar voetnoot8. Nadat deze wandaden gepleegd waren, werd er in deze nieuwe stad Jeruzalem een nieuwe overheid ingesteld, nieuwe volksbesluiten, een nieuwe godsdienst, nieuwe huwelijken, een helemaal nieuw type staat, kortom alles werd nieuw. De voornaamste fakkeldragers van de tragedie waren de volgende: Bernhard Rothmann, iemand die goed van de tongriem gesneden was en enigszins onderricht had genoten in algemene ontwikkeling en in de talen; hij had de rol van predikant. Zijn dienaar, zoals Achates van Aeneas, was Knipperdolling, burger van de stad. Hoewel hij zichzelf aansloot bij die factie vanwege onenigheid met de bisschop, schopte hij het tot consul. Door zijn waardigheid was hij een gewichtig man, maar hij wist ook zijn woordje te doen en hij schrok helemaal nergens voor terug. De derde was weliswaar een vreemdeling maar slaagde er door zijn barbaarse sluwheid in de eerste rang te bereiken en zelfs de alleenheerschappij; hij was geboren in Leiden en beroemde zich aanvankelijk op profetische inspiratie en op stemmen van de Heilige Geest. Hij was een man van ternauwernood 26 jaar, sluw van aard, vol vertrouwen in de bevalligheid van zijn gezicht en zijn geest en daarbij in zijn talent voor revolutie, maar iemand zonder scholing; men vertelde dat hij kleermaker of kledinghandelaar was - zeg eerder Alexander de Leugen- | |
[pagina 141]
| |
profeet - maar een Lucianus wat onderwijzen betreft.Ga naar voetnoot9. Hij overtrof alle anderen in sluwheid van aard en hij dwong allen hem te gehoorzamen, maar hij had wel juist die mensen dicht bij zijn eigen autoriteit gehaald die hij als het meest geschikt zag om zijn voornemen te verwezenlijken. Omdat hij naar alleenheerschappij streefde en een weg zocht om dat doel te bereiken, en toen hij zag dat er uiteenlopende en tegenstrijdige meningen waren over de leerstellingen van de godsdienst en merkte dat de mensen twijfelden, besefte hij (net als Mohammed) dat hem zo een handvat aangereikt was om de mensen aan zich te binden: hij begon niet alleen wetten te stellen voor civiele aangelegenheden maar ook een nieuw type religie uit te denken; zijn bedoeling was om hiermee de mensen geestelijk in de boeien te slaan en om allen des te beter in het gareel te kunnen houden zonder mogelijkheid van andere opvattingen. En zoals Mohammed de Schrift aan het vlees aanpaste om het volk te paaien, zo hebben de wederdopers het huwelijk ontheiligd, de magistraten gedegradeerd tot uitvoerders van volkswil en van de bandeloosheid van de massa, de slaven opgeroepen tot vrijheid en nog andere maatregelen getroffen die ik successievelijk aan de orde zal stellen, en zo hebben zij bereikt dat het volk instemde en zo de mensen onderworpen aan hun principes. Als regering werd een college van Twaalfmannen gekozen, die wegens hun populariteit bij de massa de bestuurders van de groepering waren maar die zich in werkelijkheid lieten leiden door de listigheid van een profeet en een predikant, als ossen door hun neusringen. Zij nu kondigden als wetten van de Twaalf Tafelen de orakels van de profeet af, dat wil zeggen de leerstellingen van de wederdoop, hoewel ze niet opgeschreven waren en niet gepubliceerd werden maar alleen mondeling overgeleverd, zoals vroeger bij de Galliërs de Druïden deden en de oude Egyptische theologen. Maar later heeft dezelfde profeet, toen hij koning geworden was, de leerstellingen en de wetten van zijn koninkrijk door de hele stad verspreid. Vandaar voeg ik hier enkele belangrijke hoofdpunten toe, zoals ik ze uit de volkstaal naar het Latijn heb overgezet.Ga naar voetnoot10. | |
[pagina 142]
| |
1. Eerst en vooral wordt van de kandidaten voor de wederdoop geëist dat zij alle vastgestelde zaken vervloeken en dat zij afzweren wat het volk de goddelijke eredienst noemt, en de ceremonies, zalvingen en uiterlijke tekens. 2. Zij moeten de mis verwensen en ook die Baäl die door de geheven handen van de priester getoond wordt. 3. Zij moeten afzien van de wereld, helemaal. 4. Zij mogen geen jaarlijkse bijdragen betalen en die ook niet opeisen. 5. Zij mogen geen commerciële activiteiten ondernemen en geen handel drijven: van ambachten dienen zij zich te onthouden, een heel enkel ambacht uitgezonderd. 6. Niemand mag eigen bezittingen hebben zonder die aan de voeten van de mystagoog en de profeet te leggen. Dit natuurlijk naar het voorbeeld van de eerste christenen of de staat van Plato. 7. Niemand mag onderworpen worden aan beambten en leiders (de enigen die de zorg hebben voor de rust in de staat en wier taak het is iedereen aan het werk te houden); want wie opnieuw geboren is wordt niet meer geleid door het vlees maar door de geest, zodat hij onder niemands gezag kan vallen.Ga naar voetnoot11. Alsof Christus en de apostelen, die toch zelf aan de overheid gehoorzaamden en dat ook aan anderen leerden, niet zo geleid waren door de geest! Toevallig zijn er geen graden van volmaaktheid voorgeschreven, evenmin als iets over maagdelijkheid. 8. De huwelijken moeten voor wedergedoopten hernieuwd worden, en wel als volgt: (1) voor degenen die getrouwd zijn met heidenen (dat wil zeggen mensen die de wederdoop weigeren), blijft dat huwelijk niet geldig als de wederpartij zich niet opnieuw laat dopen; (2) maar als iemand een echtgenote heeft die onvruchtbaar blijkt, mag hij een tweede vrouw erbij huwen; als die wel vruchtbaar is, wordt de eerste vrouw verplicht haar te dienen; zodra zij zwanger is mag hij weer een andere erbij huwen, en zo voort tot aan zeven. Dit volgens de beroemde tekst ‘weest vruchtbaar en vermenigvuldigt u’ of desgewenst volgens Jesaja 4: ‘zeven vrouwen zullen één man in bezit nemen’.Ga naar voetnoot12. 9. Zij moeten vaststellen dat de kinderdoop afgeschaft moet worden als iets dat ingevoerd is door een kwade geest, ook al bestaat die al onafgebroken sinds de tijden van de apostelen: want al vóór de doop is geloof vereist. Maar als er waar dan ook acht geslagen moet worden op ons geloof, en niet veel meer op de opdracht van God, dan vraag ik u: hoe weinig mensen zullen er dan uiteindelijk gedoopt moeten worden? | |
[pagina 143]
| |
Er waren er ook die met vuur begonnen te dopen, en dat ging dan zo: op een cirkelvorm zetten ze overal brandende kaarsen vast en met die hoepel omringden de dopers dan de kandidaten voor de doop. Niet tevreden met deze fraaie leerstellingen haalden zij ook de heiligschennende ketterijen van Marcion, Valentinianus en Apollinaris weer van stal, die vroeger al veroordeeld waren en die beweerden dat Christus niet van zijn moeder zijn vlees ontvangen heeft. Zo hechten zij dus geen waarde aan het feit (of veinzen het niet te weten) dat de Schrift al meteen vanaf Adams zondeval een zegening uit het zaad van David en uit het zaad van een vrouw beloofd heeft; zo ook dat Paulus uitdrukkelijk van Christus zegt ‘geboren uit het zaad van David naar het vlees’ (Romeinen 1), dat Irenaeus (boek 3, hoofdstuk 32) uiteenzet dat de Heer zijn vlees voor honderd procent ontvangen heeft uit de substantie van de maagd en dat hij dit ook verdedigt als de door de orthodoxe kerk aanvaarde leerstelling; zo etiketteert hij als ketters diegenen die bazelen dat Christus niets ontvangen heeft van de moedermaagd. Want de eerbiedwaardige auteur Tertullianus bevestigt (in zijn boek Over Christus' Vlees) wat de apostel ons leert, namelijk dat Christus naar zijn vleselijke natuur is voortgebracht uit de stam en het zaad van zijn voorvaderen. Naarmate deze ketterse leerstelling feller veroordeeld wordt door de kerkvaders, koesteren de ketters haar koppiger, zozeer dat ze haar verdedigen als hun eigen huis en haard en er mordicus aan vasthouden. 10. Voor hen die na hun doopsel afvallig geworden zijn, is er geen vergeving meer mogelijk. Dit vertellen zij om ten slotte alle vertrouwen in redding te ontnemen aan mensen die na hun doopsel afvallig geworden zijn; misschien is dit een navolging van Novatianus.Ga naar voetnoot13. Omdat geen enkele ketterij zo absurd is dat ze niet opgesmukt kan worden met de citaten uit de Schrift, verdraaien zij hiertoe plaatsen uit Paulus, Aan de Hebreeën, hoofdstukken 6 en 10, die de orthodoxen echter betrekken op zonde tegen de Heilige Geest en op de zonde van vertwijfeling.Ga naar voetnoot14. Om een keer een eind te breien aan mijn Ilias van verderfelijke leerstellingen, of aan die veelkoppige waterslang, moet ik eigenlijk dit nog toevoegen: 11. Slaven mogen alleen in dienst zijn van wedergedoopten. Toen er op grond van deze wet eenmaal borgstellingen toegestaan waren ten gunste van de vrijheid van slaven, verleidden deze kidnappers gemakkelijk een grote menigte tot slaaf gemaakte mensen, van wie onze streek er een overvloed kent en die door de adel hier heel grof behandeld zijn. | |
[pagina 144]
| |
Nu heb je de belangrijkste geloofsartikelen van deze apostelen en de geloofsbelijdenis waaraan diegenen gebonden worden die zich laten inwijden in hun mysteriën. Maar dagelijks worden er, naar goeddunken van die leugenprofeet annex wetgever, artikelen afgeschaft en worden er van dezelfde teneur nieuwe bijvoegsels toegevoegd, dat wil zeggen aanhangsels van wetten, met als gevolg dat er bijna geen opvatting van die oude en vervloekte ketterijen is die niet door hen opnieuw te berde wordt gebracht. Maar het volk had niets in de gaten, bewoog mee met elk zuchtje wind en werd verlokt door de nieuwigheden en voordelen van zijn macht over vermogens en van zijn losbandigheid. Het meende opgeroepen te worden tot vrijheid en gemeenschap van goederen, maar was al spoedig beroofd van alle bezittingen en werd gekneveld door de oligarchie en een tirannie nog erger dan die van Phalaris.Ga naar voetnoot15. De wraak van de bisschop: net als de kikkers kregen zij, toen ze het koningschap van het Balkje afwezen, een ooievaarGa naar voetnoot16. (voor dit potje een passend deksel), namelijk een leugenprofeet, een bedrieger van wie ze zelf de illusie hebben dat het de in de bijbel beloofde Elias is, aan wie de Vader de gave der voorspelling heeft geschonken en die door de Vader tevens is aangesteld (nota bene!) als adviseur van de wil Gods. Zij zijn ervan overtuigd dat zijn orakels op één lijn staan met de voorspellingen van Jesaja, en ze zeggen dat hij het is over wie geschreven staat: ‘de stem van de roepende in de woestijn.’Ga naar voetnoot17. En net zoals Mohammed tijdens een epileptische aanval deed alsof hij met de Heer aan het spreken was, zo sprong deze profeet op kruispunten en pleinen vaak tevoorschijn als vieze man, liet zich voorover in de modder vallen en schreeuwde dan: ‘Doet boete voor uw zonden, want het rijk Gods is nabij!’Ga naar voetnoot18. Daar voegde hij dan aan toe dat die laatste dag, waarop de Heer de wereld wil doen lijden, aanstaande was en dat er nergens meer redding was behalve in deze heilige stad, het nieuwe Jeruzalem waarover de Openbaring spreekt; pas daar in die stad zal de kleinzielige kudde gered worden: al vanaf de tijd van de apostelen was er geen enkele echte, ware christen geweest. Om geloofwaardiger te zijn en om het stomme volk in paniek te brengen verzonnen ze verder visoenen: dat de Vader zichtbaar was, die geharnast te paard en wuivend met een veer op zijn hoofd boven de stad kwam aanrijden | |
[pagina 145]
| |
zwaaiend met een bloedig zwaard; dat het ook nog bloed regende. Meer dan één zon en andere wondertekenen waren aan de hemel te zien als voorboden van de eindtijd; ten slotte had men de beroemde bazuin de aftocht horen blazen naar het Laatste Oordeel: met dit schrikbeeld wilden zij natuurlijk het volk nog meer angst aanjagen. Al deze wonderen werden uitvergroot in brieven en door de zendelingen van de profeet, al naar gelang ze dat overal verteld hebben aan familie en vrienden, waarbij ze iedereen maanden en bezwoeren om zich te haasten naar de heilige ark van de eindtijd, man en vrouw, jong en oud, om zo te voorkomen dat dit toevluchtsoord van de redding, dat hun belangenloos werd aangeboden, opgeheven zou moeten worden, als zij tenminste de aanstormende en onontkoombare toorn van God wensten te ontgaan. In die stad werd door de Vader voor alles in overvloed gezorgd; alleen moesten ze wel meebrengen wat ze konden vinden aan zwaarden, geld en linnengoed; zij veegden het stof van hun voeten af op degenen die deze aansporing negeerden en niet de moeite namen zich hierheen te haasten, en gaven hen dan over aan de boze geest: zonder enige hoop op redding. Ik heb zelf passages van deze strekking gelezen in een brief van de profeet, die meer een edict was, gericht aan de steden van Holland en Friesland: de gouverneur van Friesland, Georg Schenck, had me een kopie doen toekomen. Ik heb ook kopieën gezien die anderen naar hun eigen vrienden gestuurd hebben. Dit nieuwe evangelie is in alle streken in de buurt zo populair geworden dat er geen stad is, geen wijk, waar de wind van dit profetisch enthousiasme niet doorheengewaaid is: overal begon het volk de oren te spitsen, met geweldig vuur en fanatisme, en mensen gingen geheime bijeenkomsten houden en complotten organiseren. Er was een terrein afgesproken niet ver van Deventer; minstens dertigduizend personen hadden besloten daarheen te komen en te blijven wachten op het reeds vastgestelde tijdstip, even na het feest van de Verrijzenis: want ze hadden voorspeld dat de wereld zou vergaan tegen het feest van Hemelvaart. Ook lag er een talrijke vloot in de omgeving omdat er een grote menigte mensen gekomen was uit de kustgebieden van Holland en Vlaanderen; als de Heer hun plannen niet verijdeld had en zij niet verraden waren en gearresteerd, zouden zij de wereld overspoeld hebben met oproer en slachtpartijen. Hier zouden overigens eigenlijk nog veel dingen te vertellen zijn als aan jou de tijd vergund was ze allemaal te aanhoren of aan mij om ze te vermelden. Naar diezelfde ‘wedergeboorte’ haastten zich ook uit de gebieden van onze vorst enkele groepen mensen, maar de meesten van hen zijn op heterdaad betrapt en tijdens hun reis onderschept; wie van hen weer bij zinnen kwam, | |
[pagina 146]
| |
is vrijgelaten, wie bij hun voornemen bleven worden nog steeds in bewaring gehouden. De leider van dit armzalige gezelschap, een wederdoper die smid van beroep was, had de opdracht mensen te enthousiasmeren en mee te nemen. Schuldig bevonden aan rebellie, majesteitsschennis en ontvoering, en ook op grond van zijn uitzonderlijke godslasteringen, is hij door de vorst ter dood veroordeeld: hij was zo hondsbrutaal en grofgebekt dat hij, toen zijn brandstapel al begon te branden, nog de wens uitte om dat korstje onder zijn voeten te vertrappen (het brood van de eucharistie des Heren) of het te gebruiken om zich schoon te krabben. Tot dan toe was nog aan niemand door de vorst de doodstraf opgelegd, want hij was bang een onschuldige ter dood te veroordelen en wilde liever een paar schuldigen zo laten wegkomen dan onschuldigen de dood in jagen. Door naburige vorsten en in de gebieden van de keizer en de kerkvorsten werden allen die zich aangesloten hadden bij de leer van Luther of van iemand anders, zonder onderscheid als ketters naar het slachthuis gesleept. Zij noemen ze allemaal lutheranen, ook de sacramentariërs, de wederdopers en degenen die streven naar de oorspronkelijke leer van het evangelie, en ze hebben speciaal hiervoor verklikkers aangesteld; bijgevolg, als iemand het waagt het woord van Christus onze redder te lezen of het boek in bezit te hebben of iets te mompelen als reactie op de dromerijen van bepaalde zweverige mensen, wordt hij onmiddellijk beticht en voor strafbaar gehouden conform de straffen en keizerlijke bepalingen voor een ketter. Ik weet eigenlijk niet op grond van welke wetten ze dit doen, of met welk ideaal van billijkheid en van gepastheid, of je nu op de kerkelijke of op de burgerlijke sancties let, die beide nogal met bloed geschreven zijn. Want de leer waarvan ik tot nu toe zelf gelezen of gehoord heb dat het de leer van Luther is, bevat geen enkele stelling die door de Kerk of door de wet als ketterse leer aangemerkt is. Als iemand die leer privé en voor zichzelf leest en die niet onderwijst als hij daartoe niet geroepen wordt, en als ook de hoge positie van het gezag gerespecteerd wordt, zie ik niet in hoe zo iemand een ketter genoemd kan worden. Maar vorsten en bestuurders voltrekken terecht de straf die in de wetten van vroegere keizers en ook in een recent edict van onze keizer vastgelegd is, aan de wederdopers van onze tijd, die niet slechts ketters zijn maar ook rebellen en godslasteraars. Want ook de overheid moet godslastering bestraffen, op grond van haar mandaat van God. Van de andere kant, mensen die zich simpelweg nog een keer hebben laten dopen, mensen van wie duidelijk wordt dat ze op een of andere manier daartoe verleid zijn en die door een onbesproken levenswandel aanbeveling verdienden, moeten zich door het zwaard van Gods woord bewust worden van hun dwaling en bij hen moet echt alles geprobeerd worden voordat er bloed zou gaan vloeien: het doel | |
[pagina 147]
| |
moet eerder zijn ketterijen op te ruimen dan mensen; dit vooral omdat de voorzichtige keizerlijke wetten in dezen, van uiteenlopende auteurs en uit verschillende tijden en ook nog bij steeds andere gelegenheden uitgevaardigd, elkaar lijken tegen te spreken met betrekking tot de straffen voor wederdopers en voor ketters. Maar de meeste wederdopers zijn zo meedogenloos en zo met zichzelf ingenomen, zo afhankelijk van hun eigen dromerijen en fantasieën, dat ze zich met geweld verzetten tegen het gezag en heel rebels de wereld van het onderwijs binnendringen zonder daartoe geroepen te zijn, onrust in de samenleving brengen en streven naar afschaffing van gezag, overheid en cultuur. En als je met hen over de Bijbel debatteert zeggen ze meteen: ‘Het is jou niet gegeven dit te begrijpen, jij hebt de geest niet.’ Je zou je verwonderen over de hardnekkigheid van deze mensen en hun onverschrokkenheid voor welke straffen dan ook. Ze zeggen dat tijdens de katechese een kruikje tevoorschijn wordt gehaald door de katechist; zodra een katechumeen daaruit gedronken heeft, raakt hij zo bevangen door enthousiasme,Ga naar voetnoot19. zo zegt men, dat men aan alles ziet dat hij bezeten is: aan zijn ogen, aan zijn gezicht, aan zijn manier van lopen. Dat is denk ik iets als de beker van Circe: Satan heeft immers ook eigen mengseltjes om zijn bondgenoten aan zich te binden en om degenen die hun band met Christus loslaten, binnen te halen in zijn kring van getrouwen. Iemand die zij tegenkomen, groeten ze niet, volgens de gedragslijn: als iemand onze leer niet aanhangt, moet je hem ook niet goededag zeggen. Het is zelfs zo dat ze ook niet reageren wanneer iemand hen begroet: sombere, zeer strenge mensen. Tot zover over de leer, de gebruiken en de activiteiten van de wederdopers. Nu krijg je het vervolg van de belegering; met dat verhaal was ik al begonnen maar ik heb het onderbroken voor een tamelijk lang zijpaadje. Bij het begin van de vasten stationeerde de bisschop zijn ruiterij in een nabij gelegen stadje; zo wilde hij voorkomen dat de wederdopers binnen de muren nog levensmiddelen geleverd kregen of soldaten konden verwelkomen, en zo nu en dan raakte hij in schermutselingen slaags met mensen die uit de stad wilden vertrekken, totdat hij rond Pasen versterking had gekregen van troepen van de aartsbisschop van Keulen en de hertog van Kleef: nadat dit leger over vijf legerkampen verdeeld was, werd de stad voor het eerst belegerd en toen de belegeringswerktuigen aangevoerd waren begon het aanvallen.Ga naar voetnoot20. Maar vanwege de grote oppervlakte van de stad kon ze niet zo | |
[pagina 148]
| |
precies omsingeld worden dat de belegerden geen verkenners konden uitsturen of geen berichten ontvangen; ze konden zelfs nog over en weer handel drijven, inkomend en uitgaand, misschien ook doordat sommige soldaten wel een handje wilden helpen uit sympathie voor de vijand: zo gaat dat in een oorlog. De zomer ging voorbij met deze belegering. Tegen de winter is met die belegering van het vijfledige leger gestopt, en zijn de troepen teruggetrokken. Maar er is wel een bezettingsmacht achtergebleven, verdeeld over zeven omwalde kampementen, om binnen een omheining van wal en gracht de wacht te houden en aanvoer van handelswaar of hulptroepen te voorkomen. Met deze strategie dacht men de stad eindelijk te kunnen bedwingen. In de winter van dat jaar kwam de zeer doorluchtige keurvorst van Saksen naar ons hof, vergezeld van een paar andere vorsten, die allemaal bereid waren hulp te verlenen om dit nest te veroveren; nagenoeg alle vorsten van Duitsland lijken dan unaniem dat doel te omarmen, zodat de ommekeer van deze tragedie spoedig te verwachten is. Maar ik keer terug naar de spanning. Rond één oktober, toen men al opgehouden was met de aanval, zoals gezegd, klaagde de bekende profeet Elia dat zijn profetische geest hem was ontnomen en overgedragen was aan een of andere goudsmid.Ga naar voetnoot21. Deze Jesaja, plotseling gekozen voor de taak van profeet, begon meteen voorspellingen te doen, natuurlijk als wederdienst voor de krabbende ezel.Ga naar voetnoot22. Die eerste profeet moest op bevel van de Vader benoemd worden tot koning van Sion, en aan diens gebied zou de Vader binnen een paar dagen niet alleen de streken uit de nabije omtrek toevoegen maar de macht over de hele wereld. Zonder getreuzel werd degene die door het orakel aangewezen was tot koning verheven en de plotseling tot monarchie getransformeerde oligarchie gaf de staat een nieuwe vorm. Nieuwe heersers, nieuwe wetten. Onmiddellijk worden de nieuwe functies van het koninklijke hof verdeeld: er wordt een commandant van de lijfwacht benoemd, voorproevers, schenkers, kamerdienaren, conciërges, schrijvers en mensen voor andere taken bij zo'n belangrijke majesteit. Daar komen nog bij scepters, diademen, een staatsiemantel, alles wat bij een koning hoort en, om op geen enkel terrein onder te doen voor Salomon, ook niet minder dan vijftien concubines. De rijkdommen, die eens aan de voeten van de apostelen werden gelegd, dus de voeten van de Twaalfmannen, worden nu hoofdelijk verdeeld. Bij Hercules, slimme oplichterij van die bedriegers! Want een kortere weg naar | |
[pagina 149]
| |
tirannie en beslag op rijkdom is niet te verzinnen, en dat zijn precies de doelen van die valse profeten. Mensen die deze koning van het drama van nabij gekend hebben toen hij nog Jan van Leiden was, handelaar in kleding en doortrapte losbol, beweren dat hij een groot vakman was: een geboren talent in het verzinnen van bedrog; sommigen zeggen dat hij koopman was in Leiden, een stad in Holland, waar hij ook geboren was, volgens anderen was hij een pooier, volgens enkelen gewoon soldaat. Maar dat hij soldaat is geweest heb ik zelf nooit van hem gehoord. Want toen hij als gevangene naar mijn vorst gebracht werd en hij ondervraagd is over de beginfasen van zijn onderneming, heb ik hem horen vertellen hoe hij aangespoord door inblazingen van de Geest en door een visioen op weg gegaan was naar Münster; want hier zou het hemelse Jeruzalem zijn en hier zou hij wonderen doen. Om hierover zekerheid te krijgen heeft hij onderweg zijn intrek genomen in een huis in Krechting om daar de bedlegerige dienstmeid haar gezondheid terug te geven; hij beweerde dat het zo allemaal was gegaan tijdens zijn reis naar Münster. Toen hij daar gearriveerd was en hij een keer alleen in zijn slaapkamer vertoefde, heeft hij in zijn geestesvervoering gezien dat een zilversmid, die samen met hem vanuit Holland daar aangeland was, in een ruzie net buiten de poort vermoord werd; hij droomde dat diens echtgenote, een schoonheid, dodelijk verliefd op hem was en aangespoord door dit visioen moest hij haar trouwen; en zo was het ook gegaan. Deze dingen bracht hij naar voren als ontwijfelbare bewijzen dat zijn roeping gegeven was door God, en hij zei dat hij over deze treden van eerbewijs en waardigheid opgeklommen was naar de top, de rang van koning, volgens het devies: als de fortuin het wil, word ik van redenaar nog consul. Toen de man deze nieuwe machtspositie op zich genomen had, kondigde hij als koning een koningsmaal af, als een soort volksvergadering van het koninkrijk, op het plein voor de kathedrale kerk.Ga naar voetnoot23. Iedereen was gehoorzaam aan het koninklijke edict en allen stroomden daarheen. De koning zat hoog op een opvallend paard, in een met gouddraad bestikt staatsiekleed, met zijn scepter en diadeem; behangen met goud en kostbare edelstenen, kortom in een koninklijke schittering, kwam hij aangereden zoals de Joden zich voorstellen dat hun Messias zal komen, omringd door minstens zestig ruiters. Dit hebben we vernomen van krijgsgevangenen en van vluchtelingen. In de toespraak die hij daar hield vroeg hij eerst of alle aanwezigen bereid waren pijn te lijden om de dood van de Heer aan te kunnen kondigen. Allen op dat weidse plein schreeuwden: ‘Ja!’ Terwijl de koning tussen de tafels met mensen door wandelde, ontdekte hij opeens iemand in hun midden van wie hij | |
[pagina 150]
| |
zei dat diens hart niet oprecht was en dat hij geen bruiloftskleed aanhad; met zijn zwaard doorkliefde hij eigenhandig diens hoofd, tegelijk de functie van koning en die van beul uitoefenend.Ga naar voetnoot24. Trouwens, ook toen hij nog profeet speelde vond hij het al fijn om op dit gebied te oefenen voor de tirannie: als hij op een of andere manier een boze achterdocht koesterde jegens iemand, schoot hij hem direct met een kogel neer. Hoewel straffen met het zwaard speciaal de taak was van Knipperdolling, de eerste in rang na de koning, verving de koning hem gaarne als deze functionaris verhinderd was, natuurlijk als een Mozes van het volk Israëls. Tijdens ziekte van Knipperdolling, de baas van de straffen, heeft de koning bijvoorbeeld een keer, omdat hij wilde dat een van zijn echtgenoten gestraft werd, zelf deze familiemoord op zich genomen omdat Knipperdolling afwezig was. Zijn enige verontschuldiging hiervoor tegenover onze vorst was, dat deze echtgenote had willen vluchten, gearresteerd was en dat niemand behalve de koning de taak van Knipperdolling op zich kon nemen: ik heb hem dat zelf horen verklaren en met mij vele hovelingen en alle hofdames. Maar nu keer ik terug naar dat banket. Nadat de koning daar dit staaltje van beulswerk (dat is naastenliefde) had laten zien, zat hij zelf aan bij het heilige banket (ik wou zeggen: heilige vleeshouwerij), uiteraard op een hoge koningszetel, verbluffend door de schittering van zijn majesteit. Na afloop van het banket werden 28 personen uitgekozen als apostelen, die uitgestuurd werden door de vier stadspoorten (als de vier wereldstreken) naar vier buursteden (dus de hele wereld) om de heilige wederdoop te verkondigen. Die Jesaja had namelijk voorspeld, zoals gezegd, dat alle landstreken in de omgeving zouden toevallen aan de nieuwe koning. Maar dat orakel van het valse profeteren is de apostelen slecht bekomen. Want zodra ze de steden waar ze naar toe gestuurd werden hadden betreden, zijn ze allemaal gevangen genomen en toen terechtgesteld.Ga naar voetnoot25. Acht van hen waren naar Soest gestuurd, een vesting in het graafschap Marck die aan mijn vorst onderworpen is en die minstens zo groot, zo goed versterkt en ook minstens zo welvarend is als Münster zelf. Hoewel de inwoners van dat stadje ook van godsdienst veranderd waren, tegen het gezag van de vorst en de overheid in (dat heb je meen ik een andere keer al gehoord), waren zij toch gewaarschuwd door het succes en het voorbeeld van de mensen van Münster; daarom hebben de vooraanstaande burgers deze pseudoprofeten onmiddellijk toen zij de stad binnenkwamen gearresteerd | |
[pagina 151]
| |
en gedood voordat ze het volk konden opruien; dankzij die burgers is er weer hoop dat men niet meer zal afwijken van de juiste leer van het woord. De overige apostelen verging het niet beter in de steden waarheen zij uitgezonden waren; het is zelfs zo dat er niemand wist te ontsnappen. Andere uitgezondenen waren binnengeglipt in Luik, Utrecht, Amsterdam en Keulen, de voornaamste steden van het oude Germania dat aan de benedenloop van de Rijn ligt. Als ze er hiervan maar één hadden kunnen bezetten, was het gedaan geweest met Germania, zelfs met heel Europa: zozeer begon de bevolking overal de oren te laten hangen naar de windvlagen van die partij. In Keulen zijn vierentwintig gilden van ambachtslieden. Men noemt die de Zünfte. In elk gilde hebben zij enkele leden bereid gevonden om hun ‘gildebroeders’ warm te maken voor deze prachtige onderneming; er was afgekondigd dat ze op het volgende Sint-Maartensfeest (dan worden de vaten nieuwe wijn plechtig geopend en is er groot feest in deze streken) rellen moesten schoppen en de vooraanstaande burgers en kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders moesten doden. Maar door de uitzonderlijke welwillendheid van God, onze genadige redder, is hun hinderlaag ontdekt: enkelen zijn gegrepen en wreed gestraft, het merendeel was zo wijs om te vluchten. Je ziet met welk fanatisme de wederdopers hun heilige leerstellingen trachten te propageren. Zij doen niets openlijk, noch in geschrifte noch met prediking (de volgelingen immers hebben bijna geen opleiding genoten: zij pochen op profetische inspiratie en proeven slechts te hooi en te gras van de Heilige Schrift), maar ontlopen overal het daglicht in gewelven, grotten en graanschuren; met bedrog, vervalsing, begoocheling en verzonnen droombeelden lokken zij rebellie uit, verraad en bloedige moorden, bezetten met veel geweld steden, ontdoen de burgers van hun bezittingen en nemen vrouwen en kinderen mee tegen de zin van ouders en echtgenoten. Want het is dit nieuwe volk Israëls eigen om de Moabieten, Filistijnen en Midjanieten op deze manier in het nauw te brengen, te misleiden, te beroven, te kwetsen en uiteindelijk met wortel en tak uit te roeien; want hun was het zwaard der wrake overhandigd, terwijl ze onder leiding stonden van deze nieuwe Jozua. Maar ik ben misschien te uitvoerig voor jou als ik alles ten volle probeer te vertellen: er zou een Ilias voor nodig zijn en het zou minstens zo veel werk vergen als de Trojaanse Oorlog of de verovering van Jeruzalem zelf. Daarom laat ik veel achterwege en ga ik snel over naar de ontknoping van de tragedie.Ga naar voetnoot26. Want inmiddels was het bijna de negende maand van de belegering, en toen de eerdere anarchie of oligarchie omgezet was in een monarchie ging | |
[pagina 152]
| |
men weer over tot hoofdelijke distributie van levensmiddelen, om de bevoorrading beperkt te houden. Nu zou je het een soort leeuwensamenleving hebben kunnen noemen. Want de koning en zijn entourage, in koninklijke pracht en praal, hadden goed voor zichzelf gezorgd, maar voor het volk werd er zuiniger gemeten: dat was te verwachten. Om te voorkomen dat iemand tegen deze oneerlijke verdeling en de woekerende tirannie zou durven protesteren of dat er rellen konden uitbreken, zoals in dergelijke omstandigheden vaak voorkomt, is gezorgd dat de mensen niet in kleine groepjes konden samenscholen of stiekem konden overleggen, maar werd ieder op zijn eigen plaats bezig gehouden met werkzaamheden en waagde niemand het zich te verwijderen van zijn plaats zonder uitdrukkelijke toestemming van de hiervoor aangestelde toezichthouder; als mensen toch probeerden heimelijk met elkaar te spreken, werden ze onmiddellijk door hiervoor overal opgestelde spionnen aangegeven en meegesleurd om de doodstraf te krijgen. Om zijn tirannie nog te verstevigen heeft de koning twaalf hertogen benoemd, aan wie hij eerst hertogdommen toewees in zijn koninkrijk, maar die zou hij dan later wel uitbreiden met grotere gebieden wanneer naburige landstreken zich aansloten. Hij hing ieder van hen een medaille om de hals als insigne: dat waren natuurlijk de bewijzen van hun waardigheid. Daarna, toen de belegering langer duurde dan men gedacht had en de hoop op hulptroepen vervlogen was, ontstond in die grote groep mensen een algemeen gebrek aan levensmiddelen. Eerst hield men zich in leven met paardenvlees en groenteknollen. Soms probeerde men hongersnood tegen te gaan met andere, maar nauwelijks eetbare, spijzen als vlees van honden, hazelmuizen en katers. Toen die allemaal opgegeten waren, hebben ze, dat staat vast, ook leer of in water geweekte huiden, in heel kleine stukjes gesneden, gegeten met als toetje rauwkost. Want die spullen en die lekkernijen werden na de verovering van de stad gevonden in de huizen van enkele adellijke families die ik goed ken. De toestand begon te lijken op de hongersnood in Saguntum of in Jeruzalem,Ga naar voetnoot27. maar toen de zomer begon hebben de overal opkomende kruiden die men gezaaid had, de uitgehongerden nog in leven kunnen houden. Om te voorkomen dat de val van dit nieuwe Sion in enig opzicht zou afwijken van de val van het Palestijnse Jeruzalem, zijn door soldaten die na de overmeestering van de stad daar plunderend rondliepen, volgens zegslieden kindervoetjes en -handjes ontdekt die ingelegd waren in de pekel. Onsterfe- | |
[pagina 153]
| |
lijke God, zien we dan nog steeds niet die duidelijke toorn Gods tegen ons en de gruwelijke slagen van zijn gesel? Kon men zich zelfs bij de Scythen iets voorstellen dat onmenselijker was en gruwelijker om te horen? Het is bewezen dat de koning en Rothmann en Knipperdolling intussen voorzien waren van behoorlijk goed eten. Allicht, het was een broederlijke gemeenschap. Toen de zaken er zo voor stonden, toen de hongersnood steeds afschuwelijker op het volk drukte, heeft de koning toestemming verleend om te vertrekken aan wie dat wilden: om zich te bevrijden van een nutteloze en halfdode groepering en tegelijk zelf met enkele uitverkorenen langer te kunnen genieten van zijn rijkere voedselvoorraad. Dus direct verliet een ontelbare massa vrouwen met kleine kinderen de stad. Maar zij mochten niets meenemen: het was zo erg dat ze zelfs hun kleren uit moesten doen behalve hun onderjurk. Mannen vertrokken er wat minder, want zij werden meteen bij het eerste contact afgeslacht door de belegeraars. De soldaten probeerden tevergeefs de vrouwen die wilden vertrekken, met hun kinderen terug te sturen, de stad weer in: het gevolg was dat zij liever zichzelf aanboden om gedood te worden dan terug te keren naar een langzame en ellendige hongerdood. Want van alle soorten sterven is het ellendigste het doodgaan van de honger; dat getuigt zelfs Homerus: ‘Sterven van de honger is het meest beklagenswaardig.’Ga naar voetnoot28. Het was afschuwelijk om hun lichamelijke toestand te zien: de meesten hadden vanaf het feest van Verrijzenis tot Pinksteren geen brood geproefd, allen waren zo verzwakt en misvormd door honger en slechte voeding dat ze meer leken op halfdode beelden dan op mensen: hun gezicht was lijkbleek geworden, hun buik opgezwollen, hun ledematen vaal, ze konden nauwelijks op hun benen staan. Toen ze voor het eerst weer brood proefden, stortten de meesten uitgemergeld in. Aangezien de vrouwen niet gedood werden maar ook niet onder dwang teruggestuurd konden worden de stad weer in, zaten zij opgesloten tussen de stad en het kamp van de belegeraars en krepeerden ze ten slotte zo van de honger dat ze hun zuigelingen losrukten van hun borst en ze voor de voeten van de soldaten legden, smekend om hen van alle ellende te bevrijden door tegelijk baby's en moeders af te slachten. De soldaten vingen overal de meeste kinderen op om hun wat te eten te geven, en uit medelijden hebben de bevelhebbers de moeders uiteindelijk laten vertrekken: die brachten zich in veiligheid in naburige steden en dorpen. Dit is ongeveer wat er gebeurd is tussen Pasen en Pinksteren. Voordien braken wederdopers vaak uit en raakten in lichte schermutselingen slaags met de belegeraars: nu eens was de nederlaag voor deze partij, dan voor die; door hevig kanonvuur zijn verder niet weinig van hun vijan- | |
[pagina 154]
| |
den gesneuveld. Maar inmiddels gebeurde dat minder frequent, eigenlijk alleen nog als de belegerden zeker waren van hun zaak. Tevens zijn er een keer of wat besprekingen gevoerd, die echter niets opleverden. Er was ook iemand gevonden voor de rol van Judith, die naar het legerkamp moest gaan om een aanslag te plegen op Holofernes, dus op de bisschop van Münster.Ga naar voetnoot29. Maar omdat dit plan opgevat was zonder opdracht van de Heer (dat denk ik tenminste), had het een ongelukkige afloop. Want ze is voor een beloning verraden: zij werd gevangen genomen en in het kamp opgesloten. Toen ten slotte de hongerdood dreigde bij de belegerden, iets wat gruwelijker is dan een tiran, en de honger bij ons juist afnam, zag men ze nog maar zelden tevoorschijn komen, behalve dat zo nu en dan sommigen die weg wilden vluchten uit de stad, tijdens hun zwerftocht gevangen genomen werden of gedood. Ze zeggen ook dat de koning toen overwogen heeft zijn koninklijke waardigheid over te dragen aan een ander. Terwijl de zaken er zo voorstonden, zijn in het Pinksteroctaaf twee voetknechten uit de stad weggeglipt. Een van hen ontging de wachtposten, stak dwars door ons legerkamp en ontsnapte; de ander, op heterdaad betrapt, werd gepakt en is levend in bewaring genomen. Toen degene die ontkomen was hoorde dat zijn maat levend werd vastgehouden, is hij uit zichzelf ook teruggekeerd. Via deze krijgsgevangenen ontdekte men een manier om zich van de stad meester te maken (deels was deze manier tevoren al door soldaten achterhaald), en wel de volgende. Bij de stadspoort die Kruispoort heet, was de stadsgracht niet breder dan een soldatenlans plus vier voeten: ook stond het poortje daar bijna altijd open. Op grond van deze aanwijzing werd er een bruggetje gebouwd dat de genoemde breedte overspande: dat werd op het feest van St.-Jan de Doper in de eerste nachtwake naar dat stuk van de gracht gebracht. Aan het bruggetje werd een touw vastgemaakt. De krijgsgevangene die erop gewezen had dat de stad in dit stukje niet zo goed beschermd was, had het andere eind touw om zijn middel gebonden, hij zwom de gracht over en met het touw dat hij om zijn middel had kon hij de brug naar zich toe trekken: 35 infanteristen die hiervoor uitverkoren waren staken zo met succes over. Na het passeren van de gracht komt men bij de hoge omwalling, die helemaal omheind was om te verhinderen dat men op de wal kon klimmen; die omheining liep tot aan het bolwerk van de wal, dat het Rondeel heet. Daar zijn die voetknechten naar binnen geslopen, sommige precies waar de omheining het bolwerk raakt; de anderen zijn erover geklommen met behulp van kleine ladders. Zo was de eerste hindernis overwonnen, maar voordat men nu bovenop de wal kon komen was er nog een | |
[pagina 155]
| |
palissade, bestaande uit staken en palen die in een rij aan elkaar vastgemaakt waren. Toen het gelukt was een staak uit de grond te trekken, konden deze soldaten erdoor en kwamen ze ongedeerd bovenop de wal, zonder dat de wachters iets merkten, en van hier renden ze meteen naar het bolwerk en slachtten daar alle wachters af: die waren al ingedut. De onzen profiteerden die nacht van een onweer met donder en bliksem: zo werden ze niet verraden door het geluid dat ze maakten. Terwijl de anderen, de ongeveer driehonderd in de achterhoede, probeerden de voorhoede snel in te halen, brak de brug: een deel was al aan de overkant, de rest volgde hen door over te zwemmen en vervolgens ladders tegen het Rondeel te zetten. Hoewel enkele ladders het begaven door het gewicht en door de haast, konden velen van de achterhoede zich toch aansluiten bij de voorhoede. Meteen stormden zij door het poortje, dat zoals ik al zei openstond, en drongen de stad binnen met vier vaandels, maar met een kleiner aantal soldaten (namelijk zeshonderd man). Eenmaal binnen waren ze echter zo uitgelaten door dit succes dat ze verder niet meer op dat poortje in hun rug hadden gelet. Een paar stedelingen die er heel toevallig langs kwamen, sloten het poortje af zodat het grote leger buitengesloten bleef. Maar degenen die binnen waren, trokken rond door de hele stad, net alsof ze met veel meer man waren: ze konden profiteren van het nachtelijke duister, want anders hadden zij door een kleine groep overweldigd kunnen worden. Dit alles vond plaats ongeveer in de derde nachtwake. Maar toen ons leger merkte dat de poort afgesloten was nadat er enkele soldaten binnen hadden weten te komen, dachten de soldaten dat zij afgetroefd waren en dat allen die in de stad binnengedrongen waren, overgeleverd waren aan een slachtpartij. Hier had je gevloek kunnen horen van militairen die de stad niet in konden, en ruige scheldpartijen tegen onze commandanten: die hadden gewetenloos deze ongelukkigen in de fuik laten lopen, omdat ze zo onnadenkend geloof hadden gehecht aan een paar misdadige overlopers en verraders. De commandanten jammerden en bleven maar zuchten en trokken zich de haren uit het hoofd. Kortom, complete ellende. Intussen waren vanuit de stad nu eens weeklachten te horen, dan weer psalmgezang, zo luid dat men geloofde dat alles verloren was voor onze soldaten en dat er door onze vijanden een overwinningslied gezongen werd, terwijl in feite onze mannen de stedelingen dwongen om ‘iou, iou’ te zingen. In deze wanhopige situatie bleven de soldaten die buitengesloten vóór de poort stonden, wachten tot het zesde uur 's morgens; nadat er inmiddels houwelen en bijlen gehaald waren om gaten te slaan en de poort te verbrijzelen, ziedaar: als door een deus ex machina worden onze vaandels gehesen dichtbij de bolwerken, en al snel wordt de poort opengezet die Iodefelz heet: daar | |
[pagina 156]
| |
doorheen trekt ten slotte, na lang wachten en grote verontwaardiging, het hele leger binnen. Toen ze bij de markt gekomen waren, stootten ze op ongeveer driehonderd of iets meer wederdopers die daar opeengehoopt stonden, omsloten door een barricade van karren (gebouwd door de karren één voor één tegen elkaar aan te zetten); ook was te zien dat ze de wijken overal met kettingen afgesloten hadden. Hoewel zij zo wel een tijdje weerstand hadden kunnen bieden maar zonder succes te behalen, is van al deze mensen, die om hun leven smeekten, de capitulatie aanvaard. Maar later toen ze betrapt werden op het beramen van aanslagen en gewapende opstand, zijn de meesten alsnog gedood. Vervolgens renden de soldaten over pleinen, door huizen en schuilplaatsen: sommige bewoners werden afgeslacht, andere uit het venster gegooid, enkele verstikt in kelders. Dit werk heeft een paar dagen geduurd, want ze probeerden alle mensen die zich schuilhielden, tevoorschijn te halen en ze waren op zoek naar buit en ze droegen die weg. Een van de krijgsgevangenen die het vermelden waard zijn was de koning, in een gevecht gevangen genomen: een jongeman van ternauwernood 26 jaar (zoals hierboven al gezegd), die gemiddeld van lengte was en helemaal qua uitdossing de tirannie waardig. Van de vrouwen die hij als koning had (een stuk of achttien), zijn de meeste gevangen genomen, enkele zijn ontsnapt. Of zijn koningin, die ze een schoonheid noemen, in het krijgsgewoel gedood is of ontkomen, blijft onduidelijk. Hetzelfde geldt voor predikant Bernhard Rothmann: algemeen vermoedt men dat hij bij de inval omgekomen is; maar hoewel men heel nauwkeurig naar hem heeft gezocht, zowel tussen de lijken als in alle schuilplaatsen, is hij nergens meer gevonden. Vice-koning Knipperdolling is levend gevangen genomen, een rijzige en elegante man met een mooi taalgebruik (zoals gezegd). Onder de beroemde gevangenen bevond zich ook Krechting, en nog vele anderen; die zijn eerst voor onderzoek verhoord en kort daarna terechtgesteld. De koning, samen met Knipperdolling, en Krechting hebben nog een poosje geleefd, als het voorname driemanschap van deze bende: ze werden in bewaring gehouden voor foltering en verhoor.Ga naar voetnoot30. De meeste van hun leerstellingen hebben zij herroepen en ze hebben bekend dat ze vooral de doop en het huwelijk oneigenlijk gebruikt hebben. Op geen enkel punt bleven ze zo volhardend als over hun stelling dat Christus alleen vlees geworden is bij wijze van spreken maar niet is voortgekomen uit een maagdelijke moeder. Uiteindelijk zijn deze drie op een kar gezet, naakt tot aan hun riem, en in het openbaar over de pleinen van Münster rondgereden. Hals, schouders, borst en armen werden bewerkt met gloeiend hete tangen. Toen ze zo een tijdje toegetakeld waren, doorboorde men hun borst met een mes. Om door de herinnering aan deze gebeurtenissen de burgers met dit schouwspel een | |
[pagina 157]
| |
blijvende angst aan te jagen, werden hun lijken in ijzeren kooien gestopt die bij de markt aan de buitenkant van de hoogste kerktoren bevestigd zijn zodat iedereen ze kon zien. De overige gevangenen werden niet zó wreed behandeld. Vrouwen en kinderen werden gespaard. Maar omdat heel veel vrouwen en meisjes die het aantrekkelijkst waren schaamteloos door de soldaten bejegend werden (zoals dat altijd het geval is in deze school van de misdaad), hebben ze wraak proberen te nemen voor hun verkrachting met vergif en door belagers in de val te laten lopen en zo niet weinig daders om het leven gebracht; bijgevolg werden overal in bedden soldaten dood aangetroffen die op seks uit waren geweest; daardoor geschokt hebben hun maten weer veel vrouwen barbaars mishandeld. Alle inwoners die zich aan wederdoop schuldig hadden gemaakt en niet waren omgekomen, zijn uit de stad verdreven, een enkeling uitgezonderd; hun huizen en alle eigendommen zijn verbeurd verklaard. Op deze manier is het toevluchtsoord van de wederdopers, Münster, pas in de achttiende maand na het begin van de belegering veroverd, in de nacht die het feest van St.-Jan de Doper afsluit. Naar mijn mening is het een teken van het Noodlot dat de wederdopers juist op die feestdag overwonnen zijn. Als de onzen zich niet meester hadden kunnen maken van de stad op de van godswege gesteunde manier die ik geschetst heb (want het lijkt erop dat de lankmoedigheid van God uitgeput was geraakt door de onverdraaglijke liefdeloosheid van die groep), was het risico groot geweest dat de koning met enkele getrouwen (want hij had al een beleg van anderhalf jaar doorstaan en het nutteloze deel van zijn volk laten gaan) die stad nog een tijd had kunnen verdedigen: zo goed was die stad op alle mogelijke manieren versterkt. Dan had hij kunnen wachten op hulptroepen van andere samenzweerders. Want er was een grote hoeveelheid groenten ingezaaid en die begonnen inmiddels op te komen: peulvruchten als bonen en erwten, kool. Die stad kent namelijk binnen de muren ruime grasvelden en weiden en veel onbebouwd terrein; ze wordt doorsneden door een riviertje dat rijk is aan vis. In de koninklijke kelders zijn enige vaten gevonden met wijn en met bier, bovendien gepekeld vlees en gepekelde vis in de voorraad; hiermee had de koning met zijn oligarchen zich nog wel een tijd in leven kunnen houden. Geld is er heel veel gevonden. De totale buit is bijeengebracht als gemeenschappelijk goed; een deel is aan de bisschop toegewezen, een deel aan de soldaten. De kroon, ver- | |
[pagina 158]
| |
sierd met goud en juwelen, het koningszwaard en een paar sporen, van puur goud volgens mij, zijn door de soldaten als eregeld aan de prins-bisschop geschonken. En zo was dan ten slotte het einde van dit tragische koninkrijk van Münster, dat de hele christenwereld noodlottig zou zijn geweest als het niet door de gemeenschappelijke inspanning van vorsten te gronde gericht was. Op dit gebied zou genoeg stof te vinden zijn voor een uitgebreider verslag, als ik genoeg tijd had om dat te schrijven en jij ook genoeg om het te lezen. Het verhaal van de juiste toedracht zou verteld kunnen worden als iemand echt zin zou hebben alles uit te zoeken. Maar dan zou wel de precieze volgorde nodig zijn in die uiteenzetting. Voor mij is het voldoende de grote lijnen van de gebeurtenissen aangestipt te hebben. Rest nog dat wij allen tesamen God smeken dat hij ons zijn vrede en eendracht van geloof schenkt en dat hij alle dwaalleer en rebellie ver weg jaagt. Onze vorsten lijken nu eindelijk meer geneigd datgene te doen wat ze al lang hadden moeten doen, namelijk om dergelijke rampzalige gebeurtenissen tegen te gaan door verwerping van alle misbruik, bedrog en dromerijen van pseudopriesters en met behulp van christelijke en wettelijke maatregelen op het gebied van godsdienst en burgerlijk recht, om te voorkomen dat zoiets later opnieuw de kop op kan steken. Er zijn boetedagen afgekondigd: daardoor schijnt Gods toorn, door onze misdragingen gewekt, te moeten bedaren. Het rampzalige van onze tijd is alleen te wijten aan onze eigen schuld, ook al zijn er mensen die deze onenigheden aan het lot toeschrijven, en weer andere die de schuld geven aan de schone letteren en de talen. Voor hen mag men volgens mij deze verontschuldiging van de Schikgodinnen declameren, die bij Homerus te vinden is:Ga naar voetnoot31. want zij zeggen dat rampen van ons afkomstig zijn; maar ook zonder dat hebben zij te lijden, tegen de wil van het lot, door hun eigen roekeloosheid. De oorzaak van deze ellende moeten we natuurlijk zoeken in onze eigen fouten, niet in de schone letteren en ook niet in het evangelie: dat zijn juist de bronnen van alle menselijkheid en vroomheid. Want ik ben bijna geen enkele wederdoper of toegewijde deelnemer aan deze ongeregeldheden tegengekomen die in het bezit is van een afgemeten oordeel en van stevige kennis van de letteren, maar alleen onbenullige mensen, die zich in een blinde vervoering laten meeslepen door nieuwe ideeën, of door oude die al lang geleden veroordeeld zijn. Dit komt vooral door de gunstige omstandigheden van | |
[pagina 159]
| |
de huidige tijd: nu de letteren herleven en de echte evangelische leer weer stralend aanwezig is, raken de mensen, als het ware gewekt uit een lange sluimer en snakkend naar het licht, afgewend van de ware leer en zoeken een eigen weg; dus iemand die nog nooit enig goeds tot stand heeft gebracht, verbeeldt zich een eigen hervorming. Maar om te voorkomen dat deze hervorming redding zal brengen, strooit de duivel, die afgunstig is op ons heil, het onkruid en spuit het gif van de sektevorming. Zo gaan de dingen van kwaad tot erger. ‘In plaats daarvan hebben zij niet de liefde voor de waarheid aanvaard, die hen had kunnen redden. Daarom zal God hen treffen met verblinding, waardoor zij gaan dwalen en geloof hechten aan de leugen.’Ga naar voetnoot32. Bijgevolg laten ze zich van hier naar daar meevoeren door theorieën van mensen en hun bedriegerijen, en zegt de een ‘Christus is hier!’, de ander weer ‘Nee, Christus is hier!’ en zijn er maar weinig orthodoxen, mensen die niet afwijken van het eenvoudige doel van de Schrift en van de naastenliefde. Desgewenst kan Satan zich transformeren tot een engel van licht, niettemin zal de Heer hem uitschakelen door de glans van zijn aanwezigheid en, naar het woord van Gamaliël, ‘het zal op niets uitlopen.’Ga naar voetnoot33. Maar misschien voert dit te ver. Wat betreft jouw opmerkingen over Viglius van Zwichem, het doet me pijn dat hij, vanuit een heel kalme haven der Muzen vertrokken, onder slecht gesternte verzeild is geraakt midden in deze stormen. Want hij is door de bisschop van Münster aangenomen voor het ambt van officiaal. Weliswaar kan dit taakgebied hem praktische ervaring met de rechtspraak bieden, maar dit is zijn talent onwaardig en past niet bij deze tijd, vooral omdat die metropool door de huidige bewegingen geleid en meegevoerd wordt. Ik had liever gehad dat men voor hem bij ons een beter passende positie gecreëerd had. Er zal aan gewerkt worden om hem promotie te bieden. Dat kan niet moeilijk zijn als hij zin heeft aan het hof te komen werken. Maar ik moet zeggen dat ik zelf hier onderhand wel genoeg van heb: ik begin uit te kijken naar een rustiger nest, waar ik de mogelijkheden krijg mijn aandacht te richten op de schone letteren en de studie van de theologie, en ook rust te vinden en voor mijn zwakke gezondheid te zorgen. Ik ben een beetje uitvoerig, om jou te verleiden (jij schrijft nog compacter dan de volgelingen van Pythagoras) om over deze kwestie eens een langere brief te schrijven. Over jouw beloning hoef je geen twijfels te koesteren. Christus, die het heil zelf is, moge zich verwaardigen jou zo lang mogelijk te bewaren in goede gezondheid. Het ga je goed. Düsseldorf, 1536 | |
[pagina 160]
| |
Toen de oude vorst vernam dat ik jou ging schrijven, verzocht hij mij een groet toe te voegen uit naam van Zijne Hoogheid; de jonge vorst heeft hier met eigen hand een groet onder geschreven. Een eigenhandig geschreven groet van hertog Wilhelm junior |
|