3030 Aan Leonard van Eck
Bazel, 30 juni 1535
Aan de hooggeachte heer Leonard van Eck, raadsheer van de zeer doorluchtige vorst van Beieren, mijn hartelijke groet
Terecht kunt u het brutaal vinden, roemrijke man, dat ik als onbekende een beroep doe op iemand die ik niet ken, als niet normale omgangsvormen het ons zouden toestaan om bij een vriendendienst onze verlegenheid enigszins af te leggen. Tussen Johann Herwagen en mij bestaan oude en nauwe banden: niet alleen is hij door zijn huwelijk de opvolger geworden van Johann Froben maar ook levert hij naar het voorbeeld van Froben uitstekend werk door boeken te drukken van goede auteurs in de kwaliteit die daarbij passend is. Ik zal in het kort uiteenzetten wat hij vraagt en waarvan hij mij woordvoerder heeft willen maken bij Uwe Hoogheid.
Johannes Aventinus heeft een Geschiedenis van Duitsland geschreven, in het Duits en in het Latijn; de drukker wil die graag ter perse leggen en publiceren tot algemeen nut. Ik hoor dat het werk verboden was omdat de auteur in de geschiedenis van zijn volk enkele zaken aangeroerd had die enigszins beledigend waren voor de vorsten. In dit deel is hiervan geen sprake, volgens mij; en als er eventueel iets mocht zijn, kan dat met een kleine moeite gecorrigeerd worden. Maar u zult er gemakkelijk toestemming voor kunnen regelen dat het vervolg van deze geschiedenis in handen van het publiek komt, gezien uw krediet en gezag bij de vorst.Ga naar voetnoot1. Herwagen, iemand die echt niet ondankbaar is, zal dan zorgen dat u hierdoor bij allen die genoegen scheppen in nauwkeurige kennis van wat er geschied is, een bijzonder eervolle reputatie krijgt. Door deze dienst zult u ook zowel mij als Herwagen aan u verplichten. Ik wil namelijk graag een van de mensen zijn die Uwe Hoogheid zijn steun waardig acht. Het ga u goed.