De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 20. Brieven 2987-3141
(2019)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd3022 Van Hector van Hoxwier
| |
[pagina 116]
| |
vriendschappelijke termen. Toen ik wegging heeft hij me innig omhelsd en me uitgeleide gedaan, een duidelijk bewijs van zijn welwillendheid tegenover mij. Wanneer ik hem sindsdien benaderde, ontving hij me steeds vriendelijk en voorkomend. Kort geleden heb ik van zijn diensten gebruik gemaakt en advies gevraagd in een kwestie in verband met mijn erfdeel: toen ik hem (zoals dat hoort) een paar kronen aanbood en een beetje aandrong toen hij dat afhield, weigerde hij het met een gezicht alsof hij in het vervolg mijn vriend niet meer zou zijn als ik niet ophield hem hiermee lastig te vallen. Dit alles is, dat begrijp ik wel, voor mijzelf een grote eer en voor mijn studie flinke winst, maar anderzijds moet mijn eerste overweging hierin zijn hoe ik de schande van ondankbaarheid kan ontlopen (zoals ik al zei); de tweede moet zijn op welke manier ik de indruk voorkom dat ik voor niets uw hulp ingeroepen heb; maar ik moet ook mijn eigen belang voor ogen houden en het niet laten gebeuren dat ik door zorgeloosheid en slapheid deze kans om te studeren laat lopen; want ik weet dat ik op die manier u beiden het grootste blijk van mijn dank geef. Maar nu over iets anders. Van Viglius heb ik al een hele tijd geen brief ontvangen. Het is voor hem wel een heel onverwachte start dat hij in deze zware stormen is geraakt en er, zoals dat heet, meteen op de drempel tegenaan is gelopen.Ga naar voetnoot2. Ik vraag me af waartoe de overmoed van deze mensen zal leiden. Uit brieven van vrienden maak ik op wat daar en in mijn geboortestreek allemaal gebeurt. De meeste dingen zijn zo absurd dat ik ze nog niet met alle wil van de wereld kan geloven tenzij hierom, dat de teugelloze en onoverdachte willekeur van elk van hun wandaden mij overvloedig vertrouwen geeft in die berichten. Veertien jaar geleden is dit weefsel door bepaalde mensen op het getouw gezet, eerder uit overmoed dan met overleg, en het viel bij heel wat mensen in de smaak omdat het de schijn wist te wekken van godsvrucht en godsdienstige overtuiging. Ik herinner me dat u in die tijd meteen al dit voorzag en ook wat er daarna gebeurd is, en dat u dit welsprekend voorspelde: ik heb vaak gehoord dat zwaarwichtige mannen op deze grond hun bewondering uitspraken voor uw volmaakte inschatting en uw grote wijsheid. Maar ik hoop dat na deze donkere stormen een keer de tijd van windstilte weer aanbreekt. Misschien kunnen we Viglius beter adviseren om bij zijn bisschop ontslag te nemen en zich uit die gevaarlijke situatie terug te trekken op een rustige post en zich toe te leggen op het doceren van privaatrecht: eens zal hij dan de beroemdste naam zijn onder de leraren van dit vakgebied. | |
[pagina 117]
| |
Degene die deze brief bij u aflevert, is familie van Viglius en een goede bekende, een zeer rechtschapen jongeman, die hier enkele dagen geleden door Alciati gelauwerd is tot doctor.Ga naar voetnoot3. Als u Alciati binnenkort schrijft, wees dan alstublieft zo vriendelijk ook een briefje voor mij erbij te stoppen: dan kan ik zien dat u ook aan mij denkt. Kon ik op mijn beurt maar iets terugdoen voor u! Maar voorlopig verontschuldig ik me voor mezelf met dit besef van goede wil, want het is maar heel onbeduidend wat ik kan doen. Het ga u goed, Erasmus, allerbeste van allen die leven, en moge u nog lang sterk en gezond blijven, zowel voor ons als voor de kunsten en wetenschappen. Moge de goede en grote God deze wens willen vervullen. Pavia, 1 juni 1535 |
|