De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 20. Brieven 2987-3141
(2019)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd3009 Van Erasmus Schets
| |
[pagina 94]
| |
heeft me bedrogen door oprechtheid te huichelen. Hij beweerde niet te weten of het restant van zijn reisgeld voldoende zou zijn voor zijn terugreis uit Engeland, want hij wist niet of hij op jouw naam in Engeland iets zou kunnen ontvangen of niet. Maar vergeef mij alsjeblieft, meester Erasmus, deze onzorgvuldigheid van me. Het allerergste vind ik nog dat ik geloofd heb dat hij een fatsoenlijke kerel was en dat jij ook tot die conclusie gekomen was doordat je hem zo snel eropuit stuurde; maar nu begrijp ik van jou dat hij steeds toneel heeft gespeeld en dat hij met ketterijen besmet was. Als je een ijlbrief naar Straatsburg had gestuurd die met spoed hierheen gezonden moest worden, en daarin me een soort waarschuwing had gegeven over de verdenking die jij achteraf bent gaan koesteren, dan zou ik de man veel omzichtiger behandeld hebben dan ik gedaan heb. Maar wat ik hem tegen jouw uitdrukkelijk verzoek in zonder na te denken als reisgeld gegeven heb, wil ik voor mijn rekening nemen en hoef jij niet te betalen: want zo is dat passend en rechtvaardig. Dierbare meester Erasmus, niets is mij dierbaarder of aangenamer dan jou van dienst te zijn. Ik heb ook nooit andere geluiden gehoord van Luis de Castro of zijn partner Alvaro de Astudillo.Ga naar voetnoot2. Van hun medewerking maak ik altijd gebruik als er in Engeland iets te doen is, dus het is niet nodig dat je hiervoor de Fuggers lastigvalt zolang die geen eigen handelaar in Engeland hebben maar ook gebruik maken van dergelijke bevriende relaties. Jij hebt daar Eustache Chapuys, die jou toegewijd is. Na instructies van jouw kant zal hij je zaken regelen en er met één enkel woord meer uit halen dan tien dienaren die jij erheen kunt sturen. Wat hij in ontvangst zal nemen moet hij overhandigen aan de Spanjaard Alvaro de Astudillo om het naar mij door te sturen. Want de betrouwbaarheid die hij tot nu toe in jouw zaken en in de mijne aan de dag heeft gelegd, zal hij weten te handhaven. De brieven voor Goclenius en Maarten Davidts zijn niet bij mij aangekomen want ze zaten niet in de postzak die aan mij gericht was.Ga naar voetnoot3. Je vertelt me dat je hun geschreven had over iets dringends, waarbij ik moest zorgen dat ze goed zouden aankomen. Ik zal Goclenius schrijven om te achterhalen of hij die brief misschien langs andere weg ontvangen heeft. Hier is geen nieuws, behalve dan wat gezegd en geschreven wordt over de almachtige keizerlijke vloot en over de geweldige hoeveelheid goud die dagelijks in Sevilla gelost wordt, afkomstig uit de nieuwe landen die de zeevaarders van de keizer ontdekt hebben; afgezien van hetgeen er sinds anderhalf jaar is binnengekomen, hebben sinds eind februari al vier schepen aangelegd | |
[pagina 95]
| |
met twee miljoen gouden peso's (een peso is evenveel waard als één en een kwart dukaat). Anderen schrijven dat er elke dag uitgekeken wordt naar nog vier schepen met een even grote lading. Dit zijn mooie dingen waar je met je verstand niet bij kunt, en voor de vijanden van de keizer verbijsterend. God geve dat dit goud en de macht van de keizer eerder vrede tussen de christenen bevorderen dan oorlog instandhouden. Het ga je goed, dierbare meester Erasmus; je krijgt de groeten terug van mijn vrouw en mijn zoon. Antwerpen, 12 april 1535 Erasmus Schets, van harte je vriend |
|