De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 20. Brieven 2987-3141
(2019)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 85]
| |
3008 Van Luigi Spinola
| |
[pagina 86]
| |
mensen te vinden, zelfs erg geleerde mensen, die hun hele leven in de letteren hebben doorgebracht. Laat iemand die eens met u vergelijken: de uitkomst zal zijn dat zij aartslui zijn en niet goed genoeg. Tel daar maar bij de velen die hun hele leven verbruikt hebben als een soort lange vakantie, in volkomen stilte, iets wat helemaal tegen hun plicht in gaat. Maar u heeft volgens mij meer geschreven dan die anderen gelezen hebben, om het zo maar te zeggen. Onsterfelijke God, wat een stapels boeken, en van hoe groot belang, verschijnen er in uw naam overal ter wereld, die u als auteur hebben of door u gecorrigeerd zijn of met vaardige hand en zeer betrouwbaar vanuit het Grieks in het Latijn vertaald zijn! Dankzij mijn reizen ben ik bijna in heel Italië geweest, en overal heb ik kunnen constateren dat de bibliotheken uitstekend voorzien zijn van uw boeken, die ook nog eens (als dat iets zegt, en dat doet het zeker) in groten getale een koper vinden. Hoe zit het in Duitsland, hoe in Frankrijk, in Engeland, Spanje, en hoe ten slotte in de rest van de wereld? Bijna voor iedereen ongelooflijk dat die overvloed van boeken van de hand van één auteur kan zijn. O vruchtbaar talent, o man die het verdiende dat u geboren was in onze stad, waarheen de Liguriërs u met alle liefde begeleiden! Om anderen kortheidshalve maar achterwege te laten, wat moet ik zeggen over mijn vader Stefano? Wat een genegenheid, wat een welwillendheid en eerbied voor u had hij, óók al voordat hij uw Enchiridion Militis Christiani gelezen had nagenoeg meteen toen dit uitgekomen was! Mijn broer had dat voor hem meegebracht uit Spanje - toen al vertoefde u volgens vader in de hemel - en hij kwalificeerde uw opvattingen als niet alleen stevig gefundeerd maar ook heilzaam voor iedereen. Over u sprak hij altijd met grote eerbied, uw geschriften had hij bijna voortdurend onder handbereik, onder andere omdat zij overvloeiden van uitspraken van Paulus, waar hij erg van genoot; hij kon ook echt niet begrijpen hoe iemand die deze uitspraken veronachtzaamde, als deskundige in de Heilige Schrift gezien kon worden. Hij beweerde zelfs dat zonder dit hulpmiddel niemand ook maar een beetje de zoetheid kon proeven die bijbellezing schenkt. Hieraan houdt u zelf zo stevig vast dat u er geen moment van losgerukt kunt worden. Geen wonder dus als u, met mijn vader verbonden door zo'n grote overeenkomst wat opvattingen en belangstelling betreft, op handen wordt gedragen door zowel vader als zoon, of liever zonen! Want hier vertelt men dat mijn broer - Pascasius heette hij - toen hij bij u in de buurt verkeerde voor zaken, pogingen gedaan heeft u een bezoek te brengen en u dan ook alle eer te bewijzen die in die tijd mogelijk was, deels vanuit zichzelf, deels daar hij via brieven wist van vaders enthousiasme voor u. Als hij langer geleefd had - ruim vier jaar geleden is hij in Engeland aan de beruchte pestepidemie overleden, een gruwelijk verlies - | |
[pagina 87]
| |
zou hij noch voor mij noch voor onze vader ondergedaan hebben in genegenheid voor u. Om terug te komen op mijn vader: ik ben nog niet vergeten, en zolang ik leef zal ik het ook nooit vergeten, hoe hij zich verheugde toen hij hoorde dat u in de korte tijd dat u in Lyon verbleef, ook de bezienswaardigheden van onze stad wilde bekijken, zoals u in zovele steden deed.Ga naar voetnoot1. Ik weet nog hoe hij de goden smeekte het hem te gunnen om voordat hij zou sterven, in zijn eigen stad en liefst in zijn eigen huis de grote Erasmus (die in de hele wijde wereld zo bekende man bedoel ik) te aanschouwen; na die grote dag kon zijn dood niet voortijdig meer heten! Alsof hij aan voelde komen wat helaas ook gebeurde, namelijk dat hij na korte tijd dit leven zou verlaten: een heel groot verlies voor zijn vaderland en zijn zonen. Wat te zeggen van het feit dat hij meteen al nadacht over het aanbieden van zo'n gulle gastvrijheid, dat ik me afvraag of Panaetius wel zo'n eer te beurt is gevallen bij Scipio; geliefder was hij daar zeker niet! Wat als hij later die bijna onmetelijke rijen van uw publicaties had gezien, al die boeken die door iedereen zo bewonderd worden? In elk geval zou zijn genegenheid voor u dan zijn toegenomen tot waarlijk onmeetbare grootte. Over de elegante stijl en de nuttige inhoud van uw boeken is het beter te zwijgen dan te weinig te zeggen: daarom zal ik er in stilte aan voorbijgaan. Maar zelfs als ik dat zou willen, kan ik echt niet verzwijgen dat u nooit overkomt wat velen gebeurt, namelijk dat ze dingen niet zo fraai kunnen verwoorden ook al zijn hun oordelen juist; maar u blinkt op beide terreinen uit: daar kan niemand aan twijfelen. Want door het nieuwe van uw onderwerpen en door uw fraaie stijl schenkt u de lezer zo'n genoegen dat hij nooit genoeg kan krijgen van uw geschriften. O vruchtbaar talent (ik zeg het nogmaals)! O als toch eens meer mensen enthousiast zouden worden om u na te volgen, wat zou het er dan beter uitzien voor ons! Want hoeveel mensen zijn door uw onderricht al op een beter levenspad geraakt, en hoeveel zullen er in de toekomst nog geraken! Mijn eigen ervaring en die van veel van mijn kennissen bieden een verklaring: wanneer ik een boek van u gelezen heb, en dan speciaal het fraaie Enchiridion, heb ik het gevoel dat ik me, kort gezegd, in een ander mens getransformeerd heb, dat wil zeggen een meer naar binnen gericht mens zoals u het noemt. Ik geef toe dat men al die wijsheden als het ware uit de bronnen had kunnen putten als men veelvuldig in de Heilige Schrift leest. Maar u heeft die dingen die overal verspreid staan en op vele plaatsen ook moeilijk te doorgronden zijn, samengevat en helder gemaakt. Daarom is het nu veel gemakkelijker er kennis van te nemen voor wie bedolven wordt onder zijn werkzaamheden of te weinig basiskennis bezit. Dus | |
[pagina 88]
| |
door uw toedoen is het nu voor iedereen mogelijk om onder leiding van Christus zijn eigen zaken prima te behartigen en zo het hemelse vaderland te betreden, om daar in zaligheid te genieten van het eeuwige leven. In uw beroemde Colloquia Familiaria heeft u op de eerste plaats gestreefd naar deugdelijk Latijn, lijkt mij, en vervolgens met allerlei grappen gestimuleerd dat wij in gewone dagelijkse taal, in de taal van onze normale gesprekken met vrienden, kennis maakten met de weg naar het heil voor ons leven en dat we die weg enthousiast gingen volgen, nadat u hem ons gewezen had doordat u de bedrieglijkheid openbaarde van mensen die onder het mom van vroomheid vooral goed voor zichzelf zorgen, om het maar vriendelijk te zeggen. Dus hoe moeten wij u danken dat u iets wat voor ons moeilijk te zien was - want wij laten ons bedriegen met de schijn van het juiste - zo duidelijk aangewezen heeft dat wij voortaan niet meer bang hoeven te zijn van gefingeerde godsvrucht. Ik geef hier het oordeel van andere mensen, want ik wil niet de indruk wekken u naar de mond te praten; dat staat zo ver van mij af dat ik het niet eens zou wagen in de buurt te komen van de lofzangen die u volgens het eenstemmige oordeel van zeer geleerde mensen gewoon verdient. En dan in uw bekende Zotheid, die alleen geschapen schijnt om mensen te vermaken: daarin onderzoekt u spottend de vele dwalingen van mensen, gedurende dat onderzoek uit u kritiek en door uw kritiek waarschuwt u impliciet dat men die dwalingen moet mijden! Want wat is er nuttiger of leuker dan dat in dit boek eenieder zijn eigen soort zotheid feilloos herkent? (Hoe gelukkig moet degene zijn ‘die er de minste last van heeft’! Dit dichtte Horatius Flaccus.Ga naar voetnoot2.) Als je die eigen zotheid eenmaal herkend hebt, wie kan dan nog geloven in menselijk geluk, wie kan nog waarde hechten aan eerbewijzen en luxe, wie houdt dan niet al zijn hoop gericht op God? Hoewel u zegt van die publicatie spijt te hebben, bereikt u daarmee niet dat het ons spijt haar gelezen te hebben, of het moet zijn dat u in die zin niet vrij bent van schuld omdat u de Zotheid zelf het woord laat doen met zo'n welsprekendheid dat wij het risico lopen ingepakt te worden door haar verleidingskunsten en de wijsheid vaarwel zeggen om de zotheid te omhelzen. Maar dat moet u zelf maar bekijken. Toch, nu het boek zo gepubliceerd is, verdedigt u het vervolgens met argumenten en met voorbeelden van vele wijzen tegen de kwaadwillenden die eisen dat dit soort teksten aan een christenmens verboden worden; u verdedigt het zo, dat zij er meer spijt van kunnen hebben dat ze tegen de Zotheid zo zijn uitgevaren dan dat u spijt kunt hebben dat u het boek voor de lol geschreven heeft. Dit onderwerp zou me nu kunnen stimuleren om over te gaan tot lofprij- | |
[pagina 89]
| |
zingen aan uw adres en uit te weiden over het nut van uw andere boeken, dat onmetelijk groot is. Maar omdat ik veel gemakkelijker een begin kon vinden dan er een einde aan breien, laat ik dat achterwege, vooral omdat wie dat wil, dit nut gemakkelijk zelf voor de geest kan halen bijvoorbeeld op grond van de titels die ik hierboven genoemd heb, zoals je een leeuw kent aan zijn klauwen, volgens het spreekwoord. Toch zou iemand kunnen opmerken: waarom zo uitgebreid over Erasmus, en zo volmondig, terwijl hij toch door velen, en niet de minste geleerden, bij vele passages verwijten krijgt en het bij hem zowel aan godsvrucht als ook aan eruditie schort? Alsof er ergens enig persoon te vinden is die ooit aan de scherpe beten van de afgunst kon ontkomen. Maar wat stelt het nou voor als ik zo gemakkelijk antwoord kan geven en, waar mijn vriend Erasmus iets verweten wordt, hem kan verdedigen, ja zelfs die lieden kan weerleggen, van wie bewezen is dat ze hem vijandig gezind zijn en dat ze onwetend zijn? Maar zelf heeft hij alle kwaadwilligen op passende plaatsen al lang antwoord gegeven, zodat duidelijk blijkt wat voor mensen dat zijn: ‘een kudde slaven’, ‘geboren om te consumeren’.Ga naar voetnoot3. Daarom vind ik het niet nodig die antwoorden nog eens te vermelden. Maar het is wel fraai de onnozelheid en brutaliteit van sommigen te doorzien, bijvoorbeeld van mensen die als ze iets van uw hand lezen wat van meer kennis getuigt dan zij graag willen, gewoon durven te beweren dat het niet uw werk is: zo beweren ze dat die tragedies van Euripides die u vertaald heeft in werkelijk glashelder Latijn, vertaald zijn door Rodolphus Agricola, een zeer geleerd man, terwijl ze uw naam gewoon in alle uitgaven gedrukt zien. Een ander voorbeeld vormen diegenen die zich niet schamen kritiek te hebben op dingen die ze niet eens begrepen hebben, en zich daarbij niet onthouden van vloeken en schelden. Wat kan er wreder zijn dan zoiets, wat vernietigender? Welke straf kan er ooit verzonnen worden voor zo'n afgrijselijke wandaad die niet passend zou zijn voor zulke lui? Maar u schuift de christelijke naastenliefde ertussen en bent van mening dat u alles moet vergeven: u hecht meer waarde aan uw geweten dan aan praatjes en verwensingen van schaamteloze schurken. Toch kan ik (zelf in alles de mindere van u, en hierin wel het meest) me er niet van weerhouden dergelijke mensen telkens wanneer ik die tref - vaak wanneer ik mijn rol van verdediger speelde - te vervolgen met een haat als van Vatinianus.Ga naar voetnoot4. Als die mensen uw geschriften nu in rust en kalmte zouden lezen, wat toch redelijk is, zouden ze zeker niet die dingen uitkramen, zoals ik ook ervaren heb dat dit sommigen overkomt, maar die dingen zelf per brief herroepen. Want wat is zo ongepast voor een | |
[pagina 90]
| |
oprecht iemand als wat die lui altijd voor op de tong hebben: ‘Ik heb vanwege mijn serieuzere bezigheden helemaal geen tijd om ook nog door de geschriften van Erasmus te bladeren’? Laat dat zo zijn, maar waarom moeten ze dan zo brutaal tekeergaan tegen dingen waar zij nooit aan zijn toegekomen? Maar, zullen ze zeggen, wij zien ditzelfde gedrag voortdurend bij de anderen die daar wel aan zijn toegekomen, zelfs bij zeer geleerde personen. Het zij zo dat in mensen die geen verstand hebben, misschien behoefte bestaat aan gezag. Maar in elk geval is duidelijk dat gezag absoluut geen rol mag spelen waar een verklaring, dat wil zeggen de waarheid, heel eenvoudig te ontdekken is. Wat bovendien te zeggen van iemand die oordeelt zonder de tegenpartij te horen? U weet de rest. Degenen die niet zo fel van leer trekken, maken meteen opmerkingen dat u uw eigen geschriften publiceert zonder correcties aan te brengen of na geringe wijzigingen (dit houdt wel in dat u veel teksten overijld naar de drukker laat gaan) en dat sommige best verbeterd kunnen worden; het bewijs is dan dat u de boeken die u nogmaals onder handen heeft genomen, verfraaid heeft en ook ontsmet. Hoewel het volgens mij niet helemaal onzinnig is wat zij zeggen, moeten zij toch geen gehoor krijgen; we moeten heel duidelijk maken wat een cultuurbarbaren het zijn. Ook al moet men enerzijds toegeven dat hun oordeel waar is, toch zou het, indien werd doorgevoerd wat zij willen, op dit moment wel erg veel schade betekenen voor de mensen. Want wie, in het bezit van zo'n volmaakte kennis en wetenschap, weet nou niet dat geschriften wel dagelijks van fouten gezuiverd kunnen worden als er nauwkeurig naar gekeken wordt? Daarom sloten de befaamde wijzen hun werk nooit af maar lieten het terecht half voltooid, alsof ze nog maar net begonnen waren, hoewel ze hiermee aan latere generaties iets doorgaven wat de moeite van het bewaren waard was. Waarschijnlijk wilden ze zo alleen maar aangeven, dat er niets zo verfijnd is, zo versierd, zo kunstig en elegant dat het niet door een toevoeging nog kan worden vervolmaakt. Maar wat moesten ze dan doen? Ook al zagen zij in het ene veel meer nut, toch hebben ze het andere maar voor lief genomen, zo een geringere schade verkiezend boven een grotere, wat eigen is aan plichtsbetrachting. Wat betekent het dat zelfs veel wijzen uitdrukkelijk verklaard hebben dat in geen enkele zaak het volmaakte kan worden bereikt ook al werken we er ons hele leven aan? Maar het volmaakte, dat is precies wat die mensen zo fanatiek eisen! Wat wil ik hiermee zeggen? Als u, voor zover u dat met uw talent of kennis of nauwgezetheid zou kunnen bereiken, gezorgd had dat u alleen perfecte producten naar buiten zou brengen, om eindelijk die kwaadwilligen te kalmeren (hoewel dat misschien wel nooit lukt), dan zouden er zo weinig boeken van u zijn geweest dat er van al uw studie tot laat in de avonduren, maar weinig of geen | |
[pagina 91]
| |
profijt bij ons zou doorsijpelen: want dan had u vanwege uw inspanningen voor dat ene werk de overige, misschien wel belangrijkere boeken achterwege moeten laten. Hoezeer dit tegen uw plichtsgevoel indruist, is zo evident dat ik er geen woorden aan hoef te besteden. En wat nu als zij datgene wat u eventueel te verwijten viel, bleven herhalen (hoewel dat helemaal niet terecht zou zijn gezien het feit dat u onderhand de leeftijd heeft bereikt waarop u niet meer hoeft te werken, of gezien uw gezondheid, die u liever laat kiezen wat u zelf wilt doen, dan u steeds laat nadenken over uw eigen teksten), namelijk dat u om het werk te ontlopen niet bereid bent uw geschriften weer onder handen te nemen alsof het andermans werk betrof en ze dan als opgewarmd voedsel over te leveren aan hun zure oordeel, terwijl in feite uw enthousiasme om nieuwe gezichtspunten te vinden bekoeld is (zo formuleert Quintilianus dat).Ga naar voetnoot5. Om u dit te verwijten is zo ver bezijden de werkelijkheid! Want als het mogelijk was bij uw zware studies, zou u niet eens weigeren om ook die nog zwaardere last te dragen, namelijk om de werken die u al gepubliceerd had, terug te roepen voor diepgaand oordeelkundig onderzoek; dit om niet de indruk te wekken ook maar iets achterwege te laten om komende generaties te helpen als dat mogelijk is - en dat kunt u uitstekend - ook al kwam het werk u niet zo goed uit. U kunt dit alles dus beter en ook nog uitgebreider in een brief zetten, die velen dan niet lezen, of als ze hem wel lezen, doen alsof ze hem niet gelezen hebben, volgens mij opdat het hun vrijer staat hun eigen gedragslijn te volgen: de gedragslijn waarvoor ze geboren zijn. Ik zou werkelijk niet weten wat er funester is dan dit soort mensen. Maar deze brief duurt nu misschien al te lang en dit onderwerp past niet echt in een vriendenbrief, want ofwel u schrijft zelf ter verdediging van uzelf of gewoon niemand. Maar verleid door mijn schrijflust ben ik in die lange beschouwingen terechtgekomen opdat u een keer begrijpt hoe groot mijn waardering is voor u en uw rol; ik zou dit wel al eerder gedaan hebben als ik mezelf goed genoeg had gevonden om dit soort teksten te schrijven, zoals ik boven al opgemerkt heb. U moet toegeven dat deze brief, hoewel minder fraai en eerder nog wat onhandig geformuleerd, toch van voor tot achter getuigt van mijn gedienstigheid voor u: hiermee kunnen de grootste onhandigheden gecompenseerd worden, want niets eervollers en lofwaardigers kan u en uws gelijken gebeuren dan inzien dat u erg geliefd bent en dat steeds meer mensen profijt hebben van uw boeken. Maar zie hoe knorrig mensen zijn die liefhebben: hoewel ik kan zien hoeveel vorderingen ik met de dag maak door uw geschriften te lezen, raak ik toch geestelijk verscheurd | |
[pagina 92]
| |
doordat mijn gezondheid me verhindert om zonder ernstige lichamelijke gevolgen lang afwezig te zijn van mijn vaderstad, mijn huis en mijn huisgenoten. Bij gevolg kan ik u niet met eigen ogen ginds aanschouwen tijdens een bezoek; in mijn gedachten stel ik me al sinds lang met het grootste genoegen u voor terwijl u schrijft, leest, met gezag discussiëert over welk onderwerp ook dat te berde gebracht wordt. Nergens zou ik liever verblijven dan bij u, gelooft u mij. Maar wat zeg ik, verblijven? Als u het goed vindt zou ik mijn hele verdere leven zelfs geen stap meer van uw zijde wijken! Want ik heb veel met u te bespreken wat voor mij van nut kan zijn, veel om aan uw strenge oordeel te onderwerpen: op de eerste plaats twee boeken die ik onlangs geschreven heb over de constitutie van onze republiek;Ga naar voetnoot6. ik heb ze opgedragen aan onze medeburger en zeer illustere prins Andrea Doria, ik bedoel de beroemde admiraal van de hele keizerlijke vloot; hij is het aan wie wij volgens de wil van God het geschenk van onze allerzoetste vrijheid te danken hebben. Die boeken zijn eerder geschreven om mijn aanleg te oefenen dan om een andere reden; niet met de bedoeling dat ze door u goedgekeurd worden, maar om u te verduidelijken hoever ik door uw toedoen gevorderd ben in dit opzicht. Maar als die zuivere en objectieve stem van u zou worden toegevoegd aan het oordeel van andere juryleden, ook hooggeleerde heren, onsterfelijke God! Wat zou ik nog meer mogen verlangen wat dit aangaat? Wat een grote bonus voor mijn studies - om over het genot maar te zwijgen - zou er op die dag geschonken worden, zo vind ik: zo groot dat ik dan overigens van mening ben dat de boeken die nu nog binnen vier muren verscholen liggen, boven op de burcht gezet moeten worden alsof het om het Athenebeeld van Phidias ging! Des te meer moet ik treuren omdat ik er zelfs geen idee van heb waar ik die hoop op moet stoelen. Of het moest zijn dat u, met de vriendelijkheid die u aan iedereen betoont maar vooral aan wie zich toeleggen op de schone letteren, mij enige hoop biedt dat het u niet onwelkom is als ik ze u toestuur. Wat als u mij zou aansporen ze op te sturen? Zo'n kans zou ik natuurlijk niet laten lopen. Wat als u zich daarna ook nog zou verwaardigen uw oordeel erover te geven? Daarvoor zou ik u zo veel verschuldigd zijn dat volledige afbetaling bijna uitgesloten is. Maar ik ben nu langer van stof geweest dan mijn bedoeling was. Ik hoop dat u het niet vervelend heeft gevonden, maar dat zal ik wel gaan denken tenzij u van uw kant mij niet alleen terugschrijft, maar dat ook vaker zult doen als u tijd vindt. De reden dat ik dit met nadruk vraag, is dat ik me ervan wil vergewissen dat u mijn brief, als hij u niet zo erg welkom was, in elk geval | |
[pagina 93]
| |
in handen heeft gekregen: niets zou mij liever zijn. Hier is geen nieuws, tenzij u van mij iets wilt weten wat u ongetwijfeld al weet, namelijk dat hier met de grootste snelheid een zeer machtige vloot opgetuigd wordt tegen de Turken.Ga naar voetnoot7. God zegene deze onderneming. Het ga u goed; blijf gezond, om ons zo lang mogelijk te kunnen helpen, zoals u zelf verlangt en zoals wij wensen. Genua, 8 april 1535 Luigi, eigenhandig Aan Erasmus van Rotterdam, hooggeleerde man met zeer grote verdiensten voor de Latijnse en Griekse letteren |
|