De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 20. Brieven 2987-3141
(2019)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd3004 Van Johann Rinck
| |
[pagina 77]
| |
bereidwilligheid voor elkaar aan de dag leggen, zelfs als er geen brieven gewisseld worden. Dit is geen vergissing van u; want wat mij betreft, die mijn eigen gevoelens het beste ken, ik weet echt zeker dat de grote oceaan nog sneller gebrek aan water zal krijgen dan Rinck gebrek krijgt aan genegenheid en verschuldigde eerbied voor zijn vriend Erasmus. Want als ik zo'n vriendschap niet met vriendschap beantwoord, zou ik echt de onmenselijkste van alle mensen zijn en het daarom verdienen dat iedereen mij verwijdert uit zijn gezelschap, buiten gooit, verjaagt, naar het galgenveld wenst. Maar als vrienden alles delen, zoals Pythagoras al vond, moet ik toch heel verdrietig raken bij het bericht dat mijn grootste vriend last heeft van gezondheidsproblemen en bovendien van de gewetenloze brutaliteit van blaffende vijanden. Mogen de goden deze bruten flink straffen die u het leven zuur maken. Ik zou wel willen dat die jicht in handen en voeten en andere begeleidende verschijnselen van ouderdom rigoureus uitgeroeid waren: dan kunt u zeker, ondanks uw leeftijd, met gemak die kolonne schurfthonden verslaan, want een vermoeide stier zet zich steviger schrap.Ga naar voetnoot1. Johannes Cochlaeus, aan wie uw reputatie zeer ter harte gaat (dat weet ik zeker), schreef mij een tijdje geleden dat uw reactie op Luthers ongefundeerde kritiek al gepubliceerd is; dat had hij van vrienden vernomen.Ga naar voetnoot2. Hij zag graag dat u hem met gelijke munt terugbetaalde, niet omdat gescheld hem genoegen deed (zo zei hij het), maar omdat hij graag diens naam en faam verminderd zag, en wel omwille van ons zielenheil. Echt, Luther is een akelig monster, door helse Furiën de wereld in gestuurd om alles te verwarren. Werkelijk, óf ik moet me deerlijk vergissen, en vele anderen met mij, óf hij heeft in zijn eentje voor ons datgene gezaaid waaraan wij al jaren - helaas - deze oogst van ellende te danken hebben. Want vanuit de broedplaats van Luther zijn de zwinglianen, wederdopers, melchioristenGa naar voetnoot3. en overige infecties opgekomen van ketters die ik niet eens wil noemen: onze vriend Cochlaeus laat dit duidelijk zien in zijn weerlegging van de Münsterse geloofsartikelen.Ga naar voetnoot4. Hoewel al deze ketterijen het onderling in vele opzichten oneens zijn (tot gevechten en ranselpartijen aan toe), is het verbazingwekkend hoe zij samenwerken aan het vernielen van de wijngaard van de Heer Sabaoth en, natuurlijk naar het voorbeeld van de duivel, in hun eigen val graag zo veel mogelijk mensen meeslepen en in het verderf storten. Daarom verbaast het mij niet zo, beste Erasmus, als het leven voor u in deze tijd minder aangenaam | |
[pagina 78]
| |
is: voor iemand die buiten kijf onvergelijkelijk geleerd en godvruchtig is, die merkt dat de christelijke godsdienst en net zo goed de schone letteren ten dode opgeschreven zijn en die zich samen met Elia helemaal inzet voor het huis van God. Maar we moeten de Heer van de wijngaard bidden en smeken dat hij eindelijk eens komt kijken, zijn wijngaard bezoekt en hem beschermt tegen de vosjes die hem slopen en de ever die hem vernietigt. Genoeg nu over dit onderwerp. Ja, dat wij elkaar niet zo vaak schrijven als u misschien zou willen, is geen kwestie van nalatigheid of achteloosheid (denk dat alstublieft niet, want net als u wil ik graag vaak corresponderen, met meer brieven), maar ik weet dat u altijd heel druk bent met belangwekkend werk en bovendien heb ik gehoord dat u verzwakt bent; daarom moest ik u naar mijn mening niet lastig vallen door u onze warrige beuzelarijtjes voor te schotelen. Ook anderszins schrik ik nogal gauw terug voor het schrijven van een brief aan u, telkens wanneer ik denk aan uw zeldzame genie en aan uw goddelijke geestesgaven, uw exacte kennis van alle wetenschappen gepaard aan een uitzonderlijk taalvermogen, en daartegenover aan mijn levensgrote onwetendheid gepaard aan de spreekvaardigheid van een klein kind. Maar om niet de indruk te wekken dat ik mijn verplichtingen verzaak en mezelf zo beroof van aangename gesprekken met u per brief (want anders kan het niet) als u zelf op gelijke voet hieraan wilt meedoen, heb ik ervoor gekozen om uw grootheid een beetje op de achtergrond te zetten en uw vriendelijkheid te benadrukken: hierop steunend zult u de eerlijkheid van iemand die als vriend wat stamelt, hoop ik - nee, dat weet ik zeker - wel kunnen verdragen, want dat is precies uw vriendelijkheid tegenover mij. Echt, naar uw Ecclesiastes wordt door velen uitgekeken, vol verwachting. Alstublieft, misgun de godvruchtigen niet langer het genot daarvan. Moge de goede, almachtige God u weer uw vroegere gezondheid geven (als dit nog niet gebeurd is) en zich verwaardigen die zo lang mogelijk te laten voortduren. Keulen, 16 mei in het jaar 1535 vanafde verlossing van de wereld Johannes Rinck, echt uw vriend, eigenhandig |
|