De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 20. Brieven 2987-3141
(2019)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd3002 Van Giovanni Angelo Odoni
| |
[pagina 43]
| |
spatten uit het grote vuur van mijn liefde voor u: al zeven jaar en langer brandt dat op wonderlijke wijze in mij. Ik besef heel goed mijn eigen nietigheid, Erasmus, en evenzeer uw verhevenheid: volgens eenieder bent u inmiddels uitgestegen boven alle ongewisheid van het menselijk lot. Het ontgaat mij niet hoe overmoedig het is en zelfs beledigend om een zo groot geleerde, die voortdurend zoekt naar wegen om positief bij te dragen tot de christelijke wereld, zijn serieuze inspanningen gewoon te laten onderbreken, al is het maar voor even. Maar wat moet ik dan doen, mijn vriendelijke man, als ik de vurige kracht van mijn liefde die al zo lang naar uitbarsting snakt, niet meer kan bedwingen? Ik moet dus echt mijn hart bij u uitstorten: daarin bent u tot mijn grote genoegen en overeenkomstig mijn vurige wens al lang en breed de koning. Maar u kunt zelf dit wangedrag van mij wel iets draaglijker maken als u een tussenuurtje kiest om dit alles te lezen en te aanhoren; want ik kan die tijd vooraf niet bepalen: volgens mij heeft u geen uurtje vrij, zelfs niet na de middag, om iets te eten of een dutje te doen, maar heeft u alleen tijd voor schriftlezing, overdenking en andere belangrijke zaken. Nog nooit had ik echt ervaren wat dat was, liefde van mens tot mens, noch waartoe die in staat was: de vurige kracht daarvan, wanneer zij alles meesleurt en je binnenste besluipt, heb ik pas voor het eerst in hart en nieren gevoeld toen ik u en uw edele naam als auteursnaam vermeld zag in boeken over godsdienst. Natuurlijk had ik al wel eerder enigszins kennis met u gemaakt in andere beroemde bewijzen van uw talent en was u mij dierbaar en bewonderde ik u (want afgezien van de grondbeginselen van Latijn uit mijn jeugd, heb ik al wat ik weet van Grieks en Latijn, aan u alleen te danken); toch, zodra mij ook boeken van uw hand over onderwerpen op het gebied van godsdienst in handen waren gekomen, is plotseling (en niet voor de laatste keer) die liefde toegenomen. Zo bleek de bekende uitspraak van Cicero op mij van toepassing: eerst mocht ik u wel, maar toen pas had ik u lief, zag ik. Onmiddellijk ben ik fanatiek uw werk gaan lezen en met onvermoeibare en zoete ijver heb ik het uitgelezen: eerst de Colloquia Familiaria, toen het Enchiridion militis christiani, samen met de eerste psalm, vervolgens de parafrasen van de apostelen en van de evangelisten, verder de Methodus Theologiae, toen uw heldere Annotationes Novi Testamenti en dergelijke geschriften, zowel fraai geformuleerd als godvruchtig; het zijn mooie, gewijde sieraden voor onze religie, die uw vruchtbaar en van godswege verlicht vernuft dagelijks voor ons blijft vervaardigen. Van dit alles kan Philaenus bijvoorbeeld voor mij getuige zijn, een man van voortreffelijk karakter en meer dan wie ook uiterst betrouwbaar, en uiteraard ook God zelf, de kenner des harten, die echt weet dat ik niets uit mijn duim zuig. Die werken heb ik, zoals gezegd, zo gretig gezocht en toen gekocht, dat ik heel wat boeken gelezen heb alvorens ze te laten | |
[pagina 44]
| |
inbinden, want ik kon niet wachten. Al het andere had ik voor zover mogelijk opzij geschoven en onderbrekingen overdag compenseerde ik 's nachts: zo moeilijk kon ik me losrukken van mijn lectuur, en liefst had ik alles in één adem uitgelezen, in één teug. Maar mijn lust was niet voor niets zo groot. Want daar kreeg ik voor het eerst weet van mijn heer en mijn God Christus; daaruit heb ik voor het eerst de christelijke godsdienst in me opgenomen, terwijl ik daarvoor bijna zonder Christus en zonder God was (als bijgeloof tenminste geen godsgeloof is). Vandaar heb ik onsterfelijke weldaden ondervonden van mijn heer en beschermer Jezus. Daar heb ik geleerd welke plichten ik heb aan hem en aan mijn naasten. Zo is het gekomen dat sommigen mij erasmiaan gingen noemen (maar ze hadden me eigenlijk christen moeten noemen), want overal zagen ze mij vergezeld van uw boeken, of ik nu uitging of lunchte of dineerde of ten slotte naar bed ging en weer opstond. Moge deze eervolle benaming echt bij mij passen, de benaming die ook de hoogste senatoren, de invloedrijke adviseurs van machtige keizers en ook experts in talen en in vrije kunsten voor zichzelf het meest wenselijk en eervol vonden; ik bedoel, moge ik de grote weldaad van Christus jegens mij even liefdevol beantwoorden, moge ik evenzeer openstaan voor dienstbaarheid aan mijn naasten en moge ik even goed met daden getuigen van de christelijke godsdienst als u in al die dingen mij en uw andere lezers goedgeefs en gul onderricht heeft. Want ik zou nooit zo gek zijn en zo'n Icarus zijn dat ik zou durven wensen, laat staan hopen, de onnavolgbare kracht van uw hoge geleerdheid en van uw briljante schrijfstijl te evenaren. Maar om nu terug te komen op mijn liefde: alles wat ik bij de schrijvers gelezen heb over de immense vermogens van liefde, is mij vervolgens bij u, beste Erasmus, overkomen ook al had ik u nog nooit gezien. Datzelfde geldt voor alles wat ik daaromtrent gehoord heb van vrienden die het uit eigen ervaring vertelden: het belang van liefde lieten zij niet met schoonschijnende witgepleisterde woorden blijken maar met hun houding en gelaatsuitdrukking. Want bij het horen van uw naam springt meteen mijn hart op en verschiet ik van kleur. Als er over u iets gezegd wordt dat mijn oren treft als niet terecht, vat ik dit veel zwaarder op dan geraakt worden door vuistslag of oorvijg. Ik kan het niet helpen, maar soms moet ik in woord of geschrift een harde hatelijkheid aan de kaak stellen of een uiting van jaloezie of een brutale leugen, een aperte godslastering en een grove belediging van een criticaster, intrigant of nietsnut. Dergelijke wezens zorgen immers voor ruzie bij ons. Anderzijds, wanneer ik hoor dat u in een kring van geleerden eervol aangehaald wordt of dat uw inspanningen naar waarde geprezen worden, ja, dan jubel ik inwendig, juich ik, triomfeer ik: in feite nog uitbundiger dan kinde- | |
[pagina 45]
| |
ren blij zijn met overwinningen, roem en aanzien van hun ouders. Wat moet ik zeggen over dromen van minnaars, omdat ik bijna alle nachten achtereen droom dat u er bent, met mij praat, me omhelst? Overdag komt mij geen andere gedachte voor de geest die zaliger is of vaker terugkeert; ook geen andere conversatie of lectuur is me zoeter. Deze emoties zijn bij mij evenveel heviger als de hemelse liefde van mij in oprechtheid en kracht uitsteekt boven de aardse, kranke warrigheid van verliefdheden bij dichters. Want de hemelse liefdesgod, die de geest vervult van liefde voor hemelse dingen, heeft gezorgd (zeg ik nogmaals) dat ik juist het meest uw gaven liefhad, dat ik juist vooral de talenten bewonderde waarmee u van alle kanten door Christus gesierd bent: die zijn zeer zeker niet alledaags, noch vergankelijk of zwak, ze zijn niet onderhevig aan lotswisselingen en staan niet bloot aan kwetsingen van de tand des tijds; maar dat ze groots zijn, dat ze hemels en eeuwig zijn is mij volstrekt duidelijk. Menigeen zal zeggen: maar over welke dingen heb je het nou? Natuurlijk Erasmus' uitgebreide kennis van de wetenschappen over goddelijke zaken en over mensenzaken, gepaard aan zijn schitterende schrijfstijl en zijn deugdzaamheid; en dat die kennis, in vele boeken gepubliceerd, niet alleen over de hele wereld befaamd is maar ook van het grootste nut voor de talen, voor de wetenschappen en voor de Kerk. Vervolgens in al die grote werken zijn enorme, onvermoeibare enthousiasme voor de christelijke geest, die niet uit is op eerbewijzen voor zichzelf of op rijkdom en die zelfs een kwakkelende gezondheid niet ontziet, maar die voortdurend het oog alleen gericht houdt op Christus' glorie, op het heil der mensen en op wat hun zal baten. Hier komen verder nog de onovertroffen verdraagzaamheid van zijn vriendelijke karakter bij en zijn standvastigheid ook tegenover de ondankbaarste mensen, die als handlangers van de duivel helemaal opgaan in folteringen en zweepslagen. En dan zijn bewonderenswaardige apostolische ijver en mildheid in het bestrijden van de huidige gewelddadige verering van pseudo-apostelen en in het bevorderen van de ware godsvrucht. Ten slotte zijn bescheidenheid, groots en zeldzaam, lang niet meer gesignaleerd, en bijna niet te geloven in iemand met zo excellente gaven. Het gevolg hiervan is dat u met uw talenten als roemrijk toppunt niet alleen de meerdere bent van alle geleerden van deze eeuw (een tijd die zo erudiet is geweest als deze, is in de afgelopen duizend jaar niet te vinden) door uw beoefening van alle wetenschappen en letteren (iets wat zij zelf ook in geschrifte toegeven), maar dat u ook uzelf op gelijke hoogte stelt met en buigt voor de anderen al zijn ze ver uw minderen, zodat u door uw eerbiedwaardige deugd van bescheidenheid, maar ook door andere kwaliteiten, allen op grote achterstand zet. Deze dingen, beste Erasmus, vormen natuurlijk de reden dat ik dag en | |
[pagina 46]
| |
nacht van u houd, aan u denk, u mis, van u droom. Deze dingen hebben u voor mij dierbaarder en beminnelijker gemaakt dan alles wat ik ter wereld aan dierbaars en beminnelijks bezit. Dit alles heeft u boven alle stervelingen voor mij bewonderenswaardig gemaakt. Hierom zou ik er geen bezwaar tegen hebben me in doodsgevaar te begeven om u te redden: graag zou ik dat verdragen. Ik zou zelfs ondankbaar zijn, denk ik, als ik niet spontaan probeerde een dodelijk gevaar voor u af te wenden met gevaar voor eigen leven. Want wanneer zal na uw apotheose het christendom weer een tweede Erasmus krijgen? Wanneer een theoloog van gelijk niveau en een even goede voorvechter van de Kerk? Wanneer zullen taal, letteren en theologie een vernieuwer en beschermer van hetzelfde kaliber treffen? Op zijn vroegst over duizend jaar wordt zo'n Erasmus geboren. Omdat ik het zo zie, Erasmus, snak ik vanzelfsprekend ernaar een zo groot wereldwonder te bezoeken en brand ik van verlangen u te zien en maak ik graag nader kennis, ook aangaande kleine dingen, en wil ik uw hand, uw bibliotheek en uw gewijde pen kussen. We lezen dat Chrysostomus zo enthousiast was over Paulus dat hij graag zelfs de geringste daden en woorden van die apostel op schrift gesteld wilde hebben. Volgens mij is die wens overigens niet zo verbazingwekkend bij Chrysostomus: hij heeft vooral uit Paulus' brieven zich een hart van goud en een gulden tong verworven; mede voorzien van het arsenaal en de voorraad ammunitie van die uitverkoren gids heeft hij ten eerste zijn drukbezochte kerk van tachtigduizend toehoorders (dit aantal noemt hij zelf) gevoed, gesterkt en tot bloei gebracht, en heeft hij ten tweede zonder één nederlaag standgehouden tegen de listen en lagen van de belegerende ketters en vijanden en daarbij zijn waardigheid behouden, die hij ook nu nog bezit. Daarom mogen wij wel wensen dat uw gewijde inspanningen en uw godvruchtige geschriften in de gehele wereld aan de christenen voorgelezen, aanbevolen en grondig geleerd worden! Want in uw geschriften zijn Paulus en Christus nu pas klare taal gaan spreken tegen allen die Latijn kennen. Daarom is het nu voor iedereen gemakkelijk om die gouden levensleer in te drinken, een hemels leven te leiden, hemelse woorden te spreken. Paulus heeft in die tijd, vechtend bij monde van Chrysostomus, maar één Kerk in veiligheid gebracht: ik geef toe, wel die grote en beroemde, maar toch slechts één. Want dezelfde uitverkoren gids verwierf in ongeveer diezelfde tijd door middel van verschillende gouverneurs (als het ware) verschillende provincies van die wereld: vanuit de sterke en vruchtbare burcht van Bethlehem ondersteunde hij door middel van Hieronymus allerlei gebieden met voldoende koren, als het ware vanuit een onuitputtelijke graansilo; Afrika hield hij binnen het geloof door middel van Augustinus, Frankrijk hield hij op het juiste pad door Hilarius, Italië door Ambrosius en ook vele andere volkeren bestuurde hij door | |
[pagina 47]
| |
andere energieke trouwe gezanten. Hij bewaarde hen, beveiligd tegen hun vijanden, voor zijn koning Christus: als gelovigen die naar zijn woord luisterden. Maar uit de geschriften van u alleen wordt de Kerk, zover als de christenwereld zich uitstrekt, gesterkt in haar heilige leer en blijft zij overeind, onverschrokken en beschermd tegen de samenzwerende divisies van de meer dan ketterse pseudoprofeten. In u alleen huizen de hulptroepen en strategieën tegen de zojuist genoemde oorlogvoerende partijen, maar op een of andere manier heeft u ook Paulus zelf en de overige apostelen en evangelisten weer tot leven gewekt, die bijna al gestorven waren. Alleen door uw werk, uw enthousiasme, uw inspanning en uw waakzaamheid is datgene wat de Geest in deze boeken tot allen gesproken heeft, nu weer te lezen, nu het onder uw toezicht in zijn waardigheid is hersteld. In deze gevaarlijke tijden voor de samenleving, omdat Gods rijk bedreigd werd door veelvuldige, nagenoeg hopeloze tirannie en omdat veel elkaar fanatiek bestrijdende groeperingen hun strijdkrachten en listen vereend hadden in een grote samenzwering tot ondergang van het bolwerk, bent u als dapperste en meest vaderlandslievende door de goede almachtige God uitverkoren om het wapentuig van alle goddelozen te vernietigen, het gewijde volk in zijn vrijheid te herstellen en zijn vroegere ware godsvrucht te waarborgen. Want er was behoefte aan een strijder die zo trouw, zo kundig en zo onoverwinnelijk was: om de ingewortelde dwalingen van het gewijde leger op te heffen, om de gruwelijke gedrochten en tirannen te verslaan, om de jammerlijk verloren gegane zaken weer op te bouwen. Daarom heeft u op bevel van God die de vruchten van uw eerbiedwaardige arbeid zegent, de volkeren van onze wet, in slaap gesukkeld van peilloos judeïsme, teruggeroepen naar het zuivere christendom. U heeft de besmettelijke en furieuze groeperingen van farizeeërs en betweters, die in wonderlijke eendracht, deels met geweld en deels met list, Gods wijngaard aan het verwoesten waren als darren en everzwijnen, weggejaagd uit de kerktuinen en uit de hoofden van de gelovigen: nu de gist van deze benden weggepoetst is, houdt u Christus' leergierige kudde bijeen voor zijn Heer, opdat hij onderricht en voedsel verstrekt. Dat heeft u gepresteerd, om andere voortbrengselen van uw goddelijk talent maar ongenoemd te laten en maar te zwijgen van uw uitgebreide commentaren op vele psalmen en van de zuiver christelijke lessen en adviezen die u zowel aan de kerkvorst besteed heeft als aan de theoloog, en aan de eendracht, het huwelijk, de weduwe, de catechumeen en tevens aan allen die als soldaat voor Christus strijden of eindelijk hun strijd besluiten met de hoop op de kroon; om ook voorbij te gaan aan de werken van de kerkvaders, door uw naarstige ijver gered van verval en vervuiling of weer | |
[pagina 48]
| |
aan het licht gebracht en behoed voor de ondergang, vervolgens aan andere geschriften, prachtig verhelderd met uw aantekeningen, en Griekse teksten, in uw zalige stijl in het Latijn vertaald; en dan wil ik het niet eens hebben over de vele boekwerken waarmee u dapper en gelovig de waarheid van de christelijke leer benadrukt en verdedigt tegen goddeloze en rabiate aanklagers; om maar niet te wijzen op uw vier boeken over De prediker, die binnenkort in alle beroemde bibliotheken zullen arriveren en waar alle geleerden met ongelooflijk verlangen naar uitzien en die natuurlijk honderd procent erasmiaans zijn, volgens de woorden van mensen die de tekst gelezen hebben, en dat wil zeggen uitmuntend en goddelijk; laat ik ten slotte maar geen aandacht besteden aan andere religieuze onderwerpen, die nog gepubliceerd zullen worden of al verschenen zijn, naar uw gewoonte uiteraard behandeld met eerbied, uitvoerig en fraai. Over uw wereldse werken zeg ik niets. (Maar onsterfelijke God, wat heb ik hier in één woord samengevat: hulpmiddelen voor studenten, uitmuntende en veelgebruikte boeken, het aantrekkelijkste en rijkste van de Griekse en de Latijnse taal!) Trouwens, wat uit uw pen gevloeid is, hoort helemaal niet werelds genoemd te worden. Want u heeft altijd gelet op het gemeenschappelijke nut voor de letteren en voor de jeugd en alles met kennis en in een pure stijl opgeschreven, zodat alles overal openlijk getuigt van Erasmus als de auteur, dus van een godvruchtige, echt christelijke persoon (dit is iets wat de meeste mensen tegenwoordig vermijden; die zijn veel heidenser dan heidenen en huiveren zelfs voor elk soort religie: dit is minstens even ten onrechte als ongepast). Zelfs uw Zotheid, of zij nu droomt of grapt, wordt als veel wijzer beschouwd dan het ernstige nachtwerk van velen die naar hun eigen oordeel uitermate wijs zijn; om nu verder niet te spreken over deze en andere werken, waarmee u toch de scholen en bibliotheken van alle landstreken opgefleurd, verrijkt en voortgeholpen heeft, u heeft zelf ook nog het tweede werktuig van onze godsdienst, te weten het genoegen van ons aardse leven en het veld van troost, dat voorheen verwaarloosd, niet bebouwd en tot ruigte verworden was, aan ons teruggegeven in zuivere en schitterende staat: alle doornen en doornstruiken heeft u uitgerukt. Eerder was dat veld lang afgesloten en zelfs voor geleerden ontoegankelijk, maar u heeft overal praktische toegangen geopend en alles geëffend; met bekwame zorg, onvermoeibaar en jarenlang heeft u het gehele terrein bewerkt, elk plekje onderzoekend en alles afwegend, met de bedoeling dat het voortaan aan allen toegestaan was en aan eenieder zou behagen te leven in deze allerlieflijkste tuinen en zich te verkwikken in de zoetste geuren van bloemen en vruchten. Zo heeft u uiteindelijk, toen er overal grote stilte heerste onder de geletterden van Christus, met uw boeken en uw zwoegen (overigens nooit voldoende naar verdienste geprezen) de hele cultuur laten terugkeren naar Christus' | |
[pagina 49]
| |
heerlijkheid, waar zij ook hoort. Hoewel zij ook anders al veel aan u verschuldigd is omdat u haar met uw wapens fel en met succes beschermd en geholpen heeft tegen de barbaren, is ze nu van de goddeloze tirannie der heidenen teruggekeerd naar de glorieuze staat van de goede almachtige God en weer aan zijn zoon Christus teruggegeven: hierom is zij eerst en vooral aan u nog veel meer dank verschuldigd, tot haar grote genoegen, en dat zal zij altijd verschuldigd blijven aangezien zij dankbaar is. Inmiddels drommen niet alleen de experts en zij die bij belangrijk onderzoek betrokken zijn rond Christus samen, gehoorzaam aan uw vermaningen, maar ook leken, mannen en evengoed vrouwen van uiteenlopende volkeren en talen, concurreren, wakker geschud door uw overal ter wereld klinkende trompetten met dat signaal, om hun naam op te geven aan hun koning van weleer, Christus, concurreren om na te denken over de wederopbouw van de Kerk en van zichzelf, concurreren om hun Jezus, in aantocht om hen te bezoeken, met hart en ziel toe te zingen ‘Red ons toch, Heer!’Ga naar voetnoot1. Gegroet dus, eerbiedwaardige belijder van onze God, geleerde en apostel of welke andere nog hogere en heiligere kwalificatie er mogelijk is. Ongetwijfeld heeft diezelfde God u aan de wereld cadeau gegeven die aan de pasgeboren Kerk eerst Paulus heeft geschonken toen hij zich eenmaal afgescheiden had van zijn moeders schoot,Ga naar voetnoot2. vervolgens Origenes, Hieronymus, Chrysostomus, Augustinus en overige stutten van de Kerk; nu heeft hij onlangs u aan haar cadeau gedaan uit medelijden met het langdurige verval van de godsdienst; want u bent onderricht in zo veel talen en wetenschappen, beroemd om uw godsvrucht en wijsheid, bruisend van enthousiasme voor God, getooid met vele andere gaven van de Heilige Geest, een geschenk aan de wereld: de hersteller van cultuur, theologie en Christenheid.Ga naar voetnoot3. Gedicht
Oprecht gegroet, driewerf grootste Erasmus van ons! Gegroet,
sieraad van mensen en van goden, door besluit van de allerhoogste vader
| |
[pagina 50]
| |
naar de aarde gezonden om hart en geest van jong en oud op te roepenGa naar voetnoot4.
en hen eensgezind naar Christus te begeleiden: opdat de godsdienst gezuiverd verrijst
en eindelijk het gouden geslacht terugkeert op aarde. U moet in goede volgorde
uw belangrijke hulp bieden aan de jongelui wier leergierigheid u heeft gewekt:
door het gebied van de Muzen te verhelderen met de schitterende opbrengst
van uw vruchtbare talent, barbaars taalgebruik ver weg te jagen en aan de raven te voeren.
Doordat u de godinnen, voorheen bijna werelds, van Phoebus
onder applaus van alle goden terughaalt naar de gewijde kunsten
(ze zijn nu lieflijker dan gewoonlijk) en hun leert om overal
in de grootste rijken van Europa Christus te laten weerklinken.
Doordat u als grootste schrijver de auteurs van belangrijke werken terughaalt
uit hun vuile schuilhoek, hen weer siert met hun vroegere schittering
en de lezer over de geopende wegen gidst: u, de succesrijkste gids
die er ooit is geweest of ooit zal zijn, hoeveel eeuwen er ook verlopen,
om Griekse schrijvers fatsoenlijk in het Latijn te vertalen. Zo gemakkelijk
inspireren deze gewoonten onder uw leiding tot nieuwe schoonheid, een nieuw gezicht
en tot nieuw talent, dat de hemelen geen sporen, geen onvolkomenheden
laten terugkeren naar een vreemde aarde, maar dat je zou zweren
dat deze methoden de eigen kinderen zijn van moeder Rome.
Werkelijk waar, de almachtige Vader heeft nu naar de aarde gestuurd
wat hij altijd diep in zijn hart bewaarde. Kijk, hoe velen zich nu al haastig begeven
naar de milde Christus, nadat ze de smet van hun zonden hebben afgelegd. Kijk eens,
| |
[pagina 51]
| |
hoe groot overal het koor der geleerden is dat opkomt, hoe groot de talenkennis is,
hoe ijverig jongeren en ouderen zich erop toeleggen de Griekse en Romeinse zusters,
de Muzen met hun mooie stem, te koppelen aan het heilige Jeruzalem en heilige geboden.
Doordat de jeugd steeds de door u gelegde basis bestudeert en uw fijne boekjes
proeft met tere mond, ontbrandt zelfs de zuivere geest van de jeugd
in enthousiasme hiervoor, door de verheven waarde van rechtvaardigheid,
vroomheid en eer, en daarnaast door de bekoorlijkheid van de Muzen.
Nu hangen zij in de wieg nog blij aan de moederborst;
na ons zullen er in gelukkige jaren anderen komen,
mensen die door uw uitgelezen godsvrucht zich aangetrokken voelen
tot de koninklijke vaandels van Christus en die u vergoddelijkt zullen noemen,
als erenaam. Zalige zielen, breng ons snel die gelukzalige eeuwen!
Intussen vergroten de geleerde aanzienlijken die met uw leger zijn meegetrokken,
de invloed van de religie; zij juichen wanneer de vijand gedood is of verjaagd;
zij verdubbelen de verdiende eerbewijzen van uw loffelijk leven, en uit dankbaarheid
vergezellen ze hun vader, hun gids, met blij gezang op zijn tocht naar de hemelingen.
Niet alleen deze mensen, als deelnemers, hebben de goddelijke kracht opgemerkt
die u vanuit de hoge hemel vervuld heeft; maar ook de hoogste heren
die de teugels van de macht in handen hebben, kijken op, vanuit alle landstreken.
Graven en hertogen vechten erom uw verdiende lof aan u te doen toekomen,
en voorop streven de alleenheersers vol vreugde hiernaar. Scepters, kroon en gezag
bewaren de koningen voor u en ook de hoogste priesters, in macht de gelijken van koningen
maar door hun heilig ambt van hoger niveau. Voor u stapelen allen koninklijke taken op
| |
[pagina 52]
| |
en dankbaar getuigen ze van hun liefdevolle genegenheid en koesteren u
met hun goddelijke macht over de volkeren: u bent de sluitsteen.
Daarentegen, zoals het lot dat herculische helden nu eenmaal toebedeelt,
huivert alle onderwereldpest voor u, rennen woeste roedels wolven voor u weg
hoewel ze gewapend zijn op honderd manieren en met honderd vlekken besmeurd:
ze verstoppen zich in donkere schuilhoeken, en huilend in hun afgesloten grotten
om uw herculische kracht forceren ze vergeefs hun woeste muilen met hun gegrom.
Maar ze zijn niet sterk genoeg om de kracht en wonden van uw machtige pen te verdragen:
toen ze ontdekt waren, zijn hun vette buiken gepijnigd door spiezen,
die heel diep binnendrongen en met vaste hand geworpen waren;
en nu liggen ze daar, met hun goddeloze levenswijze; terwijl de ware godsvrucht
als winnares de bekende vormen van bedrog overal vandaan wegjaagt,
herleeft zij overal ter wereld en verheft zich met de kracht van weleer.
Hier zie je ook de vrucht van een uitmuntende, gewoonweg koninklijke mentaliteit:
de goddeloze dolheid of dolle goddeloosheid van woeste schurken
heeft u nooit zó bang gemaakt dat u, zich gewonnen gevend,
die weldaden verving door wandaden; maar u volhardt met oneindige moed
en gaat maar door de afgunst van de kwaden te overwinnen door goed te doen.
Lompe hatelijkheden pareert u medemenselijk met het vuur van de liefde.
Voorts beschermt u het recht en het geloof van de voorvaderen
met adviezen en geschriften over godsdienst, steeds vurig in gebed:
u weert de wolven af van de heilige schaapskooien.
Daarna staan de schapen, veilig naar de welige weiden gedreven
van Christus hun herder, opgewekt met volle uiers
te luisteren naar zijn stem die door uw mond spreekt.
Inmiddels komen alle volkeren aangerend en ze bekijken uw geschriften:
| |
[pagina 53]
| |
alle talen, man en vrouw, jong en oud, leert van u,
leest u en laaft zich aan u, tot in merg en been.
Niet ieder voor zich slechts wil u een krans van eikenloof geven, maar kijk,
alle mensen komen tesamen om u te bedanken als na een belegering,
om met gezang u als beloning de beroemde kroon van gras te bezorgen.Ga naar voetnoot5.
Nu hangen ze u goud en ongewone juwelen om uw zoete hals:
ze versieren voor u uw overwinning met goud, als een blij cohort soldaten,
en strooien purperen bloemen en witte lelies uit volle korven,
violen en rozen, narcissen en wilde kaneel,
en alwat het Tmolosgebergte verder voortbrengt aan geuren
en de wierookbrandende Arabieren en het land Panchaia.
Dan verheffen ze hun blijde stemmen, zeggen gedichten op
en verwelkomen u telkens weer als vader des vaderlands.
U, allergrootste, redt net als Fabius Maximus de zaak voor ons: door te schrijven.
Ik houd het kort. Uit hun hemelse verblijf is hier neergedaald
een omvangrijke groep van het engelenkoor, beschermgeesten die stralen
in het licht van boven; zij strelen de lucht rondom
met hun lieflijke gezang en ongewone poëzie, en kijk,
zij omhangen uw schouders met een statiekleed dat schittert in het zonlicht.
Dan sieren zij uw grijzende slapen met sterren die prachtig flikkeren.
Allen kijken gespannen toe en zijn vervuld van gebed.
Zij echter vormen nu een stoet en voeren u vol enthousiame mee omhoog
naar de sterren. Gegroet, sterkste krijger van Christus
en machtige overwinnaar! Gegroet, roemrijke geleerde,
belijder van God, groot sieraad aan de wereld geschonken. Wees ons genadig,
wees zo vriendelijk om van verre het leger van de Heer, aan u toevertrouwd,
| |
[pagina 54]
| |
te koesteren en ook de landen die blij zijn met uw helpende ster.
Maar wanneer zullen de goden mij uw hart gunnen om aan mijn borst te drukken,
wanneer zal ik uw gezicht en uw handen mogen beroeren
met mijn mond en mijn handen, wanneer uw heldere ogen aanschouwen?
Wanneer zal het mij vergund zijn, beste Erasmus, wanneer,
om u helemaal te omhelzen en eerbiedig te kussen
en vriendelijke zinnen op te vangen uit uw honingzoete mond?
Niemand zal van mij winnen wat vreugde betreft, niet die gedienstige man
die op latere leeftijd onder loofrijke schaduw een oude man zag staan,
gehuld in palmbladeren, toen hij de poort ontgrendelde,
vervolgens Paulus omhelsde, hem begroette en antwoord van hem kreeg.Ga naar voetnoot6.
Ook niet de mensen die uit Italië naar Davids koninkrijk vertrokken
en daar een merkwaardige grijsaard zagen, geboren in Stridon,
die ook een vijfde hart bezat: die evenzoveel talen kende en ze vloeiend sprak.Ga naar voetnoot7.
Zelfs de beroemde aartsvader-atleet zal niet meer vreugde gevoeld hebben dan ik,
toen hij na twintig jaren tot zijn grote blijdschap zijn zoon weer zag
(een wonderlijk verhaal, maar de almachtige Schepper had hem dat opgedragen)
die inmiddels meester geworden was van het rijk van de Nijl en van de koningsmacht.Ga naar voetnoot8.
Voor geen van hen zal ik onderdoen. Oppergod van de Olympus, geef mij alstublieft
één ding, mijn grote Schepper, geef mij dat ik Erasmus van dichtbij
mag omarmen en hem eerbiedig mag kussen.
Dan zend mij maar heen, als het u belieft, te ruste,
| |
[pagina 55]
| |
want er is niets belangrijkers op aarde te aanschouwen dan Erasmus.
Wij vragen u daarom, beste koning Christus, om hem, deze man, te bewaren
voor uw onderdanen; opnieuw en steeds weer opnieuw smeken wij u dat.
Christus, wees een steun van uw Erasmus, tevens onze Erasmus.
Christus, houd uw en ons sieraad Erasmus steeds overeind.
Christus, God van leven, moge de zalige Erasmus voor u leven.
Christus God, geef u zelf aan Erasmus als geschenk voor eeuwig.
Christus, bewaar tot in alle eeuwen uw en onze Erasmus.
Zo doorgaan met dichten zou voor mij het hoogste genot zijn, of liever voor ons beiden: want ik verzeker u dat dit alles zowel in mijn naam als in naam van Fileno geschreven wordt. Maar een gesprek met God voeren en tegelijk een beetje uw lof zingen acht ik beter passend bij een verheven geest, een geest die zich niet een halsstarrig werktuig betoont wanneer God komt aankloppen. Ik vraag u echter, ingetogen Erasmus: welke verblinding verwijt u ons dan bij het lezen? Van welke herder laat u aan onze liefde vaak een halve versregel horen, zoals: liefde, waaraan ‘schoon schijnt wat verre van mooi is’?Ga naar voetnoot9. Alsof wij de eersten zijn of de enigen die zo over u denken, of alsof hij blind moet heten die vindt dat het zonlicht alle lichten samen overtreft en die zegt dat het groter is dan het menselijk gezichtsvermogen, groter dan onze woorden. Nee, diegene is het meest verblind die niet ziet wat iedereen wel ziet. Want dergelijke getuigenissen, en zelfs nog uitgebreidere, zijn overal te horen van alle geleerden en welwillende leken. Maar ook hier herkennen wij uw levende godvruchtigheid: terwijl u belijdt dat u maar een eenvoudig mens en een zondaar bent, brengt u voor al uw goede dingen dank aan Christus, waar die dingen ook vandaan zijn gekomen. Die zaken herkennen wij en wij prijzen u daarom. Maar intussen zouden wij al te ondankbaar jegens God zijn als wij niet de uitstekende gaven van de Geest die ons door uw toedoen in deze tijd geschonken zijn, waarderen en bekend maken en hem dus danken dat hij aan zijn Kerk juist nu een man van dergelijke kwaliteiten geschonken heeft. Want u ziet ook zelf dat de u geschonken genade bepaald niet zinloos is geweest maar overal dagelijks rijkere vrucht draagt: daarom gaat u des te enthousiaster door met uw profetische taak; en zo verdienen wij, die Gods grote weldaden erkennen, door uw toedoen nog grotere weldaden. Dit is iets wat de goede grote Christus zich verwaardigt aan ons te geven doordat hij uw energieke en volijverige ouderdom zegent. Maar als sommigen u en uw geschriften nu met minder eerbied | |
[pagina 56]
| |
bezien, dan mogen die wel weten dat zij behoren tot diegenen die reusachtige grafmonumenten voor profeten oprichten en zich daarbij erop beroemen dat zij bij de moorden op profeten nooit de helpers van hun voorvaderen geweest zouden zijn als ze destijds geleefd hadden. Echt zielig, die mensen die zo zijn, en driewerf en meer ongeluk brengend! Want zoals vroeger de oude farizeeërs Jesaja, Jeremia, Zacharia en de overige overleden profeten bewonderden en hoog achtten, maar de nog levende profeten en apostelen eerst overladen hebben met allerlei beschimpingen, valse aanklachten en kwetsingen, hen mishandeld hebben met een overdaad aan pijnen en martelingen en hen tot slot verbanden, achtervolgden en vermoordden: op dezelfde wijze noemen die nieuwe farizeeërs Hieronymus, Origenes, Chrysostomus, Cyprianus, Augustinus, Bernardus en andere overledenen nu godvruchtig, orthodox en heilig, belijders, kerkvaders en martelaren, de sterren van de Kerk en haar steunberen, sieraden, lichten en wat al niet? Als een van dezen hier op aarde zou terugkomen, wat zouden allen zich dan haasten (zoals ze gezien willen worden), sprinten en komen aanvliegen om hem te kunnen aanschouwen, aanhoren, aanraken, bijna als God gehoorzamen en offers brengen; maar wanneer ze nu bijna dezelfde grootheden gewoon in leven zien en, nogmaals, door een godsgeschenk ademend, sprekend en schrijvend, dan verroeren ze zich niet eens; om voor echte farizeeërs te spelen, belasteren sommigen hen zelfs en vervolgen hen, om niet te spreken van afkeer en negeren. Dus driewerf, vierwerf ‘Wee die ongelukkigen!’ van de kant van dat trefzekere, bliksemende ‘Wee’ des Heren, indien zij doorgaan de maat van hun voorvaderen helemaal vol te maken. Moge de Heer aan de zijnen geven zo ver mogelijk weg te blijven van het voorbeeld van die lui; moge elke generatie bij zinnen komen door haar eigen profeten en uitgezonden werkers te herkennen en dan terugkeren naar haar zeer genadige Heer, ‘de vader van barmhartigheid en God van alle troost’, zoals de Apostel helder zegt.Ga naar voetnoot10. Lieve Erasmus, onderhand is het tijd om niet langer onze neiging te volgen, niet langer, meer dan billijk is, ‘het algemeen welzijn te schaden’Ga naar voetnoot11. maar om u terug te geven aan uw wetenschappelijk werk, eerbiedwaardig en voor de wereld uiterst nuttig. Dat wij het gewaagd hebben u met deze brief lastig te vallen tijdens uw voortdurende werk op dat gebied, komt deels van onze hoge en bewuste genegenheid voor u - ik noem die nogmaals - deels door uw grote vriendelijkheid tegenover iedereen en uw christelijke naastenliefde voor alle volkeren: wij weten best dat de Italianen bij u op dit brede speelveld niet de slechtste positie bezetten. Toch beweren sommigen dat de Ita- | |
[pagina 57]
| |
lianen niet echt tegen u opgewassen zijn en u anderzijds niet tegen de Italianen. Volgens ons kan er in beide richtingen niets gezegd worden wat brutaler is en opschepperiger. Wij zouden echt dwaas zijn als we zoiets met meer woorden willen weerleggen: iedereen met zijn oren en ogen wijd open weet dat dit schaamteloos gezegd is en absoluut in strijd met de werkelijkheid en de ervaring. Toch dwingt ons het heidendom van sommigen - zo zou ik het noemen - of hun dwaasheid, of nog liever beide tegelijk, om hier niet helemaal over te zwijgen: ik doel op de mensen die heel graag een aanleiding bieden, of die zelf met beide handen aangrijpen, om nepnieuws te verspreiden. Want schaamteloze brutaliteit en godvergeten razernij verdienen tot zwijgen gebracht te worden. Overigens zijn wij van mening dat het noch voor ons uit Italië erg van belang is noch voor u ook maar een beetje, wat een paar aalgladde duisterlingen tegen ons te grommen hebben: want ons beschermt ons zelfbewustzijn tegen elke beschuldiging en ook de feiten zelf, die luid en helder daartegenin klinken, maar bij u steken uw excellente deugdzaamheid en uw vriendelijkheid zo hoog boven alles uit, op een zo schitterende troon, dat zij niet geschokt kunnen worden door geblaf van dergelijke honden of verduisterd door de rook van dergelijke windbuilen en zwartsel van die inktvissen. Want wat heeft het voor zin serieus aandacht te besteden aan die lui, die nu al overal ellendig genoeg verafschuwd worden en veracht en gestraft terwijl ze zichzelf met de dag meer gehaat maken bij God en bij de fatsoenlijke mensen? Daarom moet enkele intriganten de mond gesnoerd worden, met zachte hand (zoals dat heet) maar wel duidelijk, want hun mond is absoluut schaamteloos maar nog veel meer krenkend: vol vreugde wroeten zij en wentelen ze zich altijd in leugens en laster ‘zoals een mestkever altijd in de poep’. Maar wat mompelen die viezerds? Natuurlijk dat de Italianen uw vijand zijn en u die van de Italianen. Welk argument sprokkelen ze hiervoor bijeen? Van armoe trachten ze een leeg visioen voor hun geestesoog te halen, als ze tenminste een geest hebben. Maar daar is natuurlijk niets te vinden. Wij gaan echter iets zeggen waarvan we weten dat het volkomen waar is, sterker nog, waarvan voor iedereen duidelijk is dat het volkomen waar is en wat al uw geschriften, Erasmus, ook uitspreken: dat u, zoals het echte christenen betaamt (om over theologen maar te zwijgen), alle gebieden en alle volkeren van de christenen omarmt met even grote vaderlijke liefde; dat u dit ene doel met uw eerbiedwaardig zwoegen en uw lange avonden altijd nastreeft, om in alle christenen de ware bezieling en de ware godsvrucht te herstellen. Uw geschriften laten dit duidelijk zien, zoals gezegd: daarin behandelt en bevordert u het gemeenschappelijke belang van allen even geleerd als godvruchtig. | |
[pagina 58]
| |
Het feit dat u Italië wel speciaal waardeert, bewijzen niet alleen de rijke getuigenissen in uw vele brieven en boeken maar het wordt ook heel duidelijk doordat u, hoewel u op grote afstand woont, toch meer dan eens u verwaardigd heeft het land te bezoeken en verschillende steden glans te verlenen door er een paar dagen of maanden te verblijven:Ga naar voetnoot12. daar heeft u overal enthousiasme gewekt voor kunsten en wetenschappen of dat gekoesterd waar het al bestond. Had u ook maar voet gezet in de Abruzzen (zo heet het tegenwoordig) of in mijn stadje Penne, al was het maar op doorreis! Dan zou ik Penne door uw naam behoorlijk gelukkig en roemrijk achten. Maar bepaalde Italianen (godsdienstige Areopagieten zeggen dit) raken soms flink geërgerd bij het horen van uw naam. Alsof het niet juist de taak is van een liefhebbende en brave vader om zijn zonen aan hun plicht te herinneren; alsof u niet met dezelfde stok fouten van uw eigen Duitsland, van Frankrijk en Engeland corrigeert en verwijdert, landen die u uiterst dierbaar zijn. Maar als iemand kwaadwillig moet heten die gebreken naar vermogen probeert op te heffen, zou niemand voor Korinthiërs, Galaten en Kretenzers een gruwelijker vijand zijn dan de apostel Paulus; niemand een grotere bedreiging voor Jeruzalem en andere steden van Judea dan de profeten en Christus zelf: want van hen hebben die steden openlijk hun eigen wandaden te horen gekregen en met elk middel zijn ze tot berouw opgeroepen. Zeker als die critici de diepe slaap (zo diep als alruinslaap) opmerken die de twee beroemdste dichters bij ons, Petrarca en Ariosto, niet aan enkele Italianen maar aan Italië zelf toeschrijven, zullen zij oordelen dat hier niet zozeer een opmerking of een beschimping nodig is geweest maar eerder een knuppel en de grote gesel van Christus. Overigens, als u besloten had om overeenkomstig uw verdiensten harder op te treden en hiervoor een aanleiding had gezocht, dan vindt u bij Niccolò Machiavelli precies hoeveel ruimte u had kunnen hebben voor uw woorden; Machiavelli was secretaris van de Florentijnse republiek en had gewoon veel verstand van politiek. Door zijn boeken, die niet zo lang geleden tijdens het pontificaat van Clemens gepubliceerd zijn, en wel in het Toscaans (maar die het waard zijn in alle talen vertaald te worden vanwege de uitstekende bruikbaarheid van de inhoud), heeft hij verzekerd dat ons Italië zich losgemaakt heeft van heel veel dingen, van heel belangrijke dingen maar ook, volkomen zelfs, van alle godsdienstigheid; dit is te wijten aan de Heilige Stoel in Rome. Ook is de stad zelf door Petrarca openlijk Babylon genoemd, slaaf van Bacchus en Venus en tempel van ketterijen, leerschool van dwalingen, een hel voor | |
[pagina 59]
| |
levenden, en ten slotte de werkplaats van alle kwaad en alle misdaden waaronder de huidige wereld bedolven wordt.Ga naar voetnoot13. Tot zo ver hebben we woorden van Petrarca zelf geciteerd. Het doet ons echt pijn en we schamen ons om de rest aan te halen, die nog afgrijselijker is. Onze vrome kanunnik doet hierover op wel meer plaatsen zijn beklag en zucht daarbij diep en vol vuur, vanwege zijn ijveren voor Christus' bruid. Die verzen dichtte onze ster-poëet meer dan tweehonderd jaar geleden! Wat zou hij zeggen als hij met eigen ogen zag dat met het toenemen der jaren ook de gebreken toegenomen zijn, en even erg, terwijl hij destijds al zei dat deze een steile bergtop bereikt hadden? Daarom smeekte hij de hemelse wraak om nu haast te maken. Overigens ligt het gedicht van onze profeet, dat in de volkstaal geschreven is maar zeer verfijnd, bij ieder van ons voor in de mond. Helaas blijkt zijn getuigenis niet minder waar dan die beroemde uitspraak van Epimenides over zijn Kretenzers, die bij Paulus voorkomt.Ga naar voetnoot14. Petrarca is trouwens veel belangrijker dan de heiden Epimenides. Want de herinnering aan deze gelovige, waarlijk christelijke dichter is nog steeds omgeven met eerbewijzen en bijna met eerbied, ook in andere landen, niet alleen in zijn Italië, waar hij ook nu nog in aanzien staat, zelfs meer dan ooit. En zo hebben we dan getuigenissen van drie illustere Italianen, maar die kunnen staan voor de opvattingen van velen: daarom zullen we intussen niet uitweiden over Dante en Boccacio, ook Italianen. De een steekt zijn trompet in profetische geestdrift en laat die overal weerklinken over datzelfde Jeruzalem, over de farizeeërs en de vorsten, in een theologisch gedicht, uitermate geleerd en verheven van inhoud. De tweede schrijft weliswaar in proza maar dan verhalen vol satire en in de stijl van Lucianus over dezelfde tempel met zijn tempeldienaren en mysteriepriesters: hij uit vaak kritiek, beschuldigt hen, grijpt hen aan, soms scheldt hij hen uit, uit volle borst, en raast maar door. Er zijn maar weinig woningen in Italië, laat staan de tempels van de Muzen, waar de boeken van deze auteurs, geschreven in een heel verfijnde versie van onze taal, niet op de plank liggen, maar in veel paleizen van machtige personen en mensen van adel, ja ook in bibliotheken van serieuze geleerden, is het niet eens gemakkelijk om een klein bijbeltje te vinden. Nu begrijpt men ook meteen dat de vurige heiligheid van die nabije stad in heel Italië het evangelische vuur ontsteekt! Maar om op u terug te komen: uw eerbiedwaardige studies in de avonduren, overal met oog voor christelijke zachtheid, altijd gelardeerd met fijne | |
[pagina 60]
| |
humor zoals de apostel voorschrijft, vormen toch niets minder dan een aansporing van een waakzame, geleerde, verstandige, godvruchtige en zachte herder; een aansporing van iemand voor wie niets belangrijker, niets eerbiedwaardiger, niets dierbaarder is dan Gods glorie en de vrede en het heil van de kudde des Heren en tot slot een aansporing van iemand die vurig ernaar verlangt en alle moeite doet om de letteren, de talen en de wetenschappen, die nu nog in dienst staan van een meer dan heidense eerzucht, terug te leiden naar Christus en ze voor het christendom, dat immers hun oude koningin is, op te eisen als haar hovelingen. Want dit is voor u steeds het enige doel in al uw boeken: dat ziet iedereen. Eisten Christus' vijanden en die van zijn Kerk echt dat u, een zo groot man in de talen en wetenschappen, verder zo godvruchtig en christelijk en daarbij ook nog priester, ten slotte de grootste theoloog van vele eeuwen, in stilte voorbij zou gaan aan de tekortkomingen van onze tijd? Eisten die echt dat u, voorbijgaand aan de voorbeelden van de Heilige Vaders en ingaand tegen het gezag van uw geweten en van Gods uitdrukkelijke wens, geen waarschuwingen zou laten horen hoewel het voor de wankelende Kerk en haar gebied van het grootste belang was dat u gewaarschuwd heeft? Een Kerk vooral die voorop liep als het gaat om goddeloze en evenzeer gevaarlijke handelwijzen, terwijl zij zich erop beroemde het bolwerk te vormen van cultuur en godsdienstigheid? ‘Het zou me slecht vergaan als ik niet het evangelie zou verkondigen.’, riep Paulus uit.Ga naar voetnoot15. Want hij was van mening dat hij de taak gekregen had om het evangelie te verkondigen; vroeger had hij al gelezen dat de dood dreigt voor een priester die in een kerk blijft wanneer de belletjes doodstil zijn en alle tongen zwijgen, in een gebouw dat een gewijd heiligdom is en de levende tempel van de levende God. Tegelijk herinnerde de apostel zich hoe zware straffen de dienaar kreeg die het talent van zijn heer goed opgeborgen had.Ga naar voetnoot16. Maar hoewel de milde Geest van God u taken toebedeeld had voor de nieuwbouw van de Kerk, had u dan soms werkeloos moeten toezien hoe zij tot bouwval verwerd? Moest u niet veeleer met hand en tand daartegen verzet bieden, zoals u ook flink gedaan heeft? Moest u niet de verantwoordelijken voor de bouw, beter gezegd de slopers, met hun nalatige werklui, namelijk de schrijvers die te onpas vrije dagen nemen, laken, bezweren, uitschelden en ze allemaal zo goed mogelijk tot nuchtere bezinning brengen en hen herinneren aan hun taak? Toch pakt u zelfs deze aanmaning altijd aan met wonderlijke en soms overdreven (vinden sommigen) bescheidenheid en met onbeschrijflijk ruimhartige vaderlijke gevoelens; daarentegen vragen onze gedragingen om meer: meer dan de vrijmoedigheid van Hieronymus en Ber- | |
[pagina 61]
| |
nardus, meer dan de strengheid van Elia en Mozes die vuren en zwaarden inzetten. Dus de goddeloze Achitofel en Simi moeten ophouden de vreedzame David een bloeddorstig iemand te noemen;Ga naar voetnoot17. hij was voor Gods hart juist de beminnelijkste van allemaal, zowel in zijn vechten voor God als in zijn zingen. Lastige, vervelende mensen moeten ophouden uw toegewijde en trouwe zorg bij het weiden en beschermen van de kudde des Heren te haten. De gemeneriken moeten ophouden zich te beklagen over uw eerlijke nauwkeurigheid bij het perfectioneren van uw studies en het verwijderen van fouten; laten ze liever hun eigen wandaden erkennen en bewondering hebben voor uw uiterste matigheid, omdat u de mysteries van ons heidendom en onze ondeugd, inmiddels wereldberoemd, juist niet heeft bespot maar integendeel vele aanzienlijken van Italië onsterfelijk heeft gemaakt door boeken aan hen op te dragen (die opdrachten vormen de ziel van uw stijl). In welk opzicht zouden andere volkeren dan ons de baas zijn en bij u een grotere rol moeten spelen? Volgens ons helemaal geen. Ze moeten zelfs eerder de minderen zijn, aangezien u zo vaak volmondig de literatuur van de Italianen, hun talenten, hun wetenschap, hun opleidingen en ten slotte het klimaat zelf luide looft en aanbeveelt, meer dan het land verdient, maar even elegant als vriendelijk en oprecht gezegd. Het is overbodig er nu aan te herinneren hoe vurig op hun beurt de Italianen aan wie cultuur en godsvrucht ter harte gaan, u waarderen, respecteren en vereren, omdat dit net zo goed algemeen bekend is en geen bewijzen behoeft. Want om met de geringsten te beginnen, dus met mezelf, ben ik soms geen Italiaan, terwijl ik zoals bekend in de vierde regio van Italië geboren ben?Ga naar voetnoot18. Is mijn Bolognese vriend Fileno hier soms geen Italiaan? Zijn onze verwanten en vrienden geen Italianen, wij die allemaal u in de hoogste mate respecteren en aanbidden? Zijn onze gewijde predikers geen Italianen? Juist de beroemdste predikers hebben wij met een grote groep stadgenoten in Bologna mogen horen: steeds haalden zij u aan met zeer eervolle bewoordingen, zo vaak als dat van pas kwam (maar in de vastentijd kwam het elke dag van pas). Ongetwijfeld doen zij hetzelfde in andere beroemde steden van Italië waar ze op uitnodiging gaan preken. En is Emilio de'Migli niet ook een Italiaan, die zeergeleerde godvrezende man? Hij heeft uw beroemde geschrift Handboek van de christelijke soldaat aan Italiaanse oren aangepast. En waren dat geen Italianen, die priesters en monniken, mannen en vrouwen, jong en oud, enzovoorts over wie Emilio zelf u geschreven heeft, zo herin- | |
[pagina 62]
| |
neren we ons, dat zij dat werk voortdurend lazen en dat ze bijna van hem eisten dat hij zijn vertaling zou laten drukken? En zijn het geen Italianen die nu dat werk na publicatie ijverig aanschaffen en aandachtig doorlezen en herlezen? Met alle enthousiasme zouden die ook uw andere boeken van dit type kopen als ze even elegant vertaald waren! Ongetwijfeld zijn geleerde en godvruchtige mensen al met de voorbereidingen hiervan bezig: Emilio, die dit gemakkelijk had gekund, is ons immers door het noodlot ontnomen, zo horen we. Hoewel ik nauwelijks iets presteer wat Latijn betreft en evenmin in mijn moedertaal, heb ik toch voor mijn zusters en hun dochters een vertaling gemaakt van het gesprek Mempsigamos en van de Liturgie van de Maagd van Loreto, en hun die toegestuurd.Ga naar voetnoot19. Ongelooflijk groot was de toeloop, in eerste instantie van buurvrouwen, toen een van mijn zussen een voorlezing hield van die tekst. Al snel kwam het geschrift ook mannen ter ore. In korte tijd veroverde het de hele stad: op verzoek van ouders werd het ijverig gekopiëerd door kinderen. Dit hebben ooggetuigen ons verteld. Hetzelfde heeft Fileno klaargespeeld met enkele andere teksten, maar met nog meer succes: in heel Bologna worden die druk gelezen door vrienden, ze gaan van hand tot hand. Inmiddels is het in de scholen hier gebruikelijk dat de vruchtbare commentaren in uw Copia bijna jaarlijks als lesmateriaal gebruikt worden. Zeker aan veelbelovende leerlingen bevelen de docenten zowel die commentaren aan alsook uw Proverbia, Colloquia, Apophthegmata, Parabolae en de regels van het brieven schrijven enzovoorts. Waar zijn nu die lawaaierige mestkevers die zeggen dat Italianen Erasmus niet lezen, hem niet respecteren noch hoogachten? We geven nog een paar aanwijzingen, duidelijker en over bekende Italianen. Sadoleto, Bembo, Egnazio, Celio, Manardo en Alciati, de roemrijkste sieraden van ons Italië, voelen grote eerbied en vriendschap voor u en vervuld daarvan schrijven ze over uw vrome geleerdheid en uw geleerde vroomheid. Deze personen hebben we nu weliswaar opgenoemd, maar niet omdat er naast hen geen andere vrienden | |
[pagina 63]
| |
van u onder de Italianen zijn die even geleerd en even deugdelijk zijn: bijvoorbeeld de zeer illustere Conti, Battista Fieschi, de ervaren jurist van menselijk en goddelijk recht, van wie wij overigens persoonlijk ook de grote welsprekendheid en diepe godsvrucht kennen; verder nog iemand anders uit Genua, Luigi Spinola, die opvalt door rijke gaven van het lot en door zijn karakter en die meer waardering voor u heeft dan wie ook.Ga naar voetnoot20. Die personen hebben we opgenoemd omdat zij hier het bekendst zijn om hun degelijkheid en hun geleerdheid; om intussen maar te zwijgen van Niccolò Leoniceno, Aldo Manuzio, Ambrogio Leoni, Vincenzo Maggi, Paolo Bombace en anderen, zowel die nog leven als die al overleden zijn, en over hen die wij vanwege onze leeftijd nog niet zo goed kennen of gelezen hebben maar die voor het grootste deel, zeggen wij vol vertrouwen, grote vrienden zijn van uw faam, zowel in Milaan als in Napels, zowel in Venetië als in Rome, kortom in heel Italië, van noord naar zuid en van oost naar west. Want van twee pausen, namelijk Leo x en Clemens vii, is de genegenheid jegens u van alle kanten bevestigd. (Van de huidige Paulus iii weten we dat hij in de voorste gelederen ijvert voor cultuur, godsdienst en vrede, en ongetwijfeld heeft hij het beste met u voor omdat u heel uw leven besteed heeft aan het bevorderen en in stand houden van deze dingen: we hebben zelfs al van veel mensen vernomen die uit Rome kwamen, trouwe gelovigen en geleerden, dat hij u meer dan eens het purper dicht bij zijn stoel en een tegemoetkoming overeenkomstig die waardigheid heeft aangeboden.)Ga naar voetnoot21. Dus het is niet zinvol om van deze Italiaanse pausen hun grote welwillendheid tegenover u te vermelden of de overvloedige steun van de belangrijkste kardinalen, want die zaken zijn voor iedereen zonneklaar. Het valt ons op dat we inmiddels vervallen zijn tot het spreekwoord over hen die ‘midden op de dag hun lantaarn pakken’. Maar de schaamteloosheid van niet weinigen maakte dat nodig. Wie zou het wagen nog iets anders te vragen dat aanzienlijker, vollediger of eervoller is dan deze eerlijke getuigenissen van geleerde en vooraanstaande personen? Echt niemand, tenzij een ongehoord brutale vlerk en schurk! Maar anderen denken daar anders over, zullen ze zeggen. Hoeveel zijn er dat, die anderen, en wie zijn het? Deze en gene Italiaan verschilt van mening met Erasmus. Van scheerling en monnikskap wemelt de tuin: daarom zijn zeker alle kruiden en alle bomen vergiftigd! Catilina is in de senaat en ook Cethegus: zijn er dus geen senatoren die de republiek een goed hart toedragen, noch M. Cato, noch C. Caesar, noch M. Cicero, die consul is, noch anderen? Judas heeft Christus verraden: dus de andere apostelen hebben Christus niet oprecht lief? Zeker die twee driewerf vervloekte personen hebben zichzelf door hun eigen oordeel verraden en onschadelijk ge- | |
[pagina 64]
| |
maakt, als spitsmuizen.Ga naar voetnoot22. Want de monnikskap van de een is met wortel en al uitgetrokken, toen verdord en vreselijk weggerot. Of de scheerling van de ander nog leeft, weten we niet; in de tuinen van Italië hebben we die in elk geval niet meer gezien of vernomen. En Catilina was inderdaad een politieke oproerkraaier en een verrader van de elite, vervolgens vermoordde hij een arme slaaf (maar was zelf nog zieliger), daarna is hij uit heel Italië verbannen en ten slotte is hij bedelend en vloekend aan zijn einde gekomen. Moge hij zich dan nu, rijk en in het land van zijn Vader, wel fatsoenlijk uitdrukken. Maar van die andere, die pocht Italiaan te zijn (God weet of dat waar is), weten wij niet in welk hoekje hij zich nu schuilhoudt, als barmhartige - of liever erbarmelijke - adviseur van studerende jeugd, of met welke furiën hij nog te maken krijgt als hij niet bij zinnen komt. Waar hij ook opduikt, hij zal in elk geval luid gelach en gevoelens van haat oogsten van de fatsoenlijke mensen en de geleerden, meer dan hem lief is: dat weten wij wel. Dit zijn pas echt de bastaarden, want we weten best dat er ook van buitenlandse afkomst zijn. Dit zijn de heidense Cyclopen, die deels haat en afkeer voelen van uw welsprekende eerbiedwaardigheid, deels van uw eerbiedwaardige welsprekendheid. Terecht overkomt het hun dat zij door uw kwaliteiten en uw roem gebroken worden en wegteren. Deze mensen zijn niets dan beschimping en leugen, goddeloosheid en onbenul, uiteindelijk ‘een onnutte last op aarde’, ja zelfs de pest voor het christendom, de pest voor de cultuur en de pest voor de vrede onder de christenen;Ga naar voetnoot23. toch durven zij zich te afficheren als oprecht, geleerd, godvrezend en zelfs, als het de goden belieft, als christenen en als verdedigers van de wetenschap en van het geloof. O hemel! O aarde! Wat permitteert schaamteloosheid zich niet? Wij zullen u hier naar waarheid ons beider liefde bekennen. Als deze en dergelijke lieden u, Erasmus, niet zouden haten, dan zouden wij u niet zo mateloos liefhebben. Als u die lui niet zo vreselijk zou mishagen, zou u ons niet zo heftig ter harte gaan. Want ongetwijfeld (u zult dit zelf ook wel weten, en alles wijst erop) is voor die mensen niet zozeer uw welsprekendheid iets wat in een kwade reuk staat, maar het christelijke geloof: niet zozeer u bevalt hun niet maar het is Christus zelf die het voorwerp is van hun haat. Maar gelukkig (dank zij Christus) is er goed gezorgd voor de toekomst: in de toekomst zal men hun onnozele en goddeloze larie niet meer kennen en zelfs niet meer weten dat die lieden ooit bestaan hebben tenzij men dat in uw geschrif- | |
[pagina 65]
| |
ten tegenkomt. Omdat zij, heel zielig in hun dorst naar roem, desnoods roem door criminaliteit, alleen maar bereikt hebben dat ze op enigerlei wijze bekend zijn geworden, zelfs door tempels in brand te steken,Ga naar voetnoot24. zal aan hen hetzelfde overkomen als aan mensen als Basilides, de ebonieten, Marcion en andere fanatici: hun onheilspellende namen zouden ons niet eens bereikt hebben als ze niet te lezen stonden in eerbiedwaardige boeken van de orthodoxen uit vroegere tijden. Want wat hebben hun kwaadwillendheid en dwaasheid u of het geloof voor schade berokkend? Even weinig in elk geval als de heidense onbezonnenheid van Cerinthus, Pelagius, Mani en anderen de Kerk geschaad heeft; vanwege hun voornamelijk waanzinnige brutaliteit is bereikt dat wij sinds de evangelist een helderder beeld van de goddelijkheid van Christus hebben, dat de overige dogma's van het geloof door de orthodoxen steviger zijn verankerd en dat de herinnering aan de personen die deze monsters tot zwijgen gebracht hebben, voor altijd als heilig in ere blijft. Hierom feliciteren wij u en de Kerk nog meer, beste Erasmus; de Kerk omdat God vanuit zijn bekende wonderlijke wijsheid gebruik gemaakt heeft van de vurige waanzin van veel van die lieden om uw gouden geleerdheid beter te belichten; en u omdat dezelfde God voor uw tarwe en voor uw schip, nadat de tarwe van kaf gezuiverd is door de wind en het schip door stormen met hoge zeeën beproefd, zijn hemelse voorraadschuur bestemd heeft en zijn haven van eeuwig geluk. Op die manier, Erasmus, troosten wij onszelf zo nu en dan als we bedroefd zijn en uit het diepst van ons hart (God weet dit) zuchten slaken, wanneer we om ons heen mensen zien die tegen u blaffen: ten eerste omdat God tot voordeel van zijn Kerk die dingen in toom houdt, zoals gezegd; ten tweede omdat u zelf nu al veel vrienden heeft die, om het kort te zeggen, heel wijs zijn (want wat de toekomst aangaat, die altijd eerlijker is en die prima kan oordelen, namelijk zonder emoties van afgunst: de toekomst zal ongetwijfeld helemaal van u zijn en u met alle liefde en met beide handen omarmen en met alle eerbied Erasmus' naam bovenaan op de erelijst bewaren); ten slotte omdat u hier de aanklachten tegen de schurken om gerechtigheid gemeenschappelijk heeft met juist heel integere mannen, profeten, apostelen en met Christus zelf, bestaat er naar Christus' uitspraak geen twijfel over, driewerf zalige Erasmus, dat u dezelfde eeuwige glorie te wachten staat waarin die personen nu koning zijn. Het is een christelijke gedachte, zoals u zelf en ook de heilige Augustinus benadrukken, dat alle zondaars ofwel leven om hun leven te beteren ofwel om brave mensen op de proef te stellen. Omdat die mensen deze extreme en duivelse rol al meer dan vol- | |
[pagina 66]
| |
doende en onstuimig hebben vervuld, blijft er over dat wij, biddend om rust voor de doden, aan de overlevenden meer gezond verstand toewensen, om te zien of ze ooit Christus kunnen erkennen als onze Heer, die nu met duidelijke en krachtige aanwijzingen zijn kinderen weer bij zich roept, dat wil zeggen bij de weg, de waarheid en het leven van zijn Kerk. Maar mensen die uw eerbiedwaardige vijl stomp willen maken, de vijl van de stijl van een winnaar, waarmee u foutjes wegkrast en literatuur en godsdienst oppoetst, piepen dat niet alleen hun tong hun ontnomen is, zoals bij de wezel in Aesopus,Ga naar voetnoot25. maar ook hun goede naam, het enige dat zij hongerig nog najagen, en zij zullen vergeefs rouwen dat zelfs hun leven nu totaal losgescheurd is: zo gaat dat meestal. Want we zien dat het uiteindelijk door Gods rechtvaardige vonnis zo geschiedt met barbaren die van elke eerbied voor cultuur en religie vervreemd zijn: het lijkt alsof die alleen in de wieg gelegd zijn om diegenen af te remmen die al hun inspanningen, al hun plannen en alle interessen van hun leven gericht hebben op het bestuderen van de christelijke letteren en zorg dragen voor de godsdienst. Tot deze laatste groep, Erasmus, behoren in elk geval zeker de mensen die proberen hun voordeel te doen met uw studies en uw aanwijzingen. Maar die gewetenloze en razende lieden, of, zoals David en Hieronymus ze meer naar waarheid noemen, die dolle honden laten wij graag achter als prooi voor hun eigen furieus geruzie. Niet weinig mensen trouwens konden helpen ons te beschermen, bijvoorbeeld natuurlijk Engeland, Spanje, Frankrijk en Duitsland; hoewel daar soms een of twee personen opdoken als lasteraar van uw verfijnde godsvrucht, heeft u toch altijd juist in die landen grote koningen, beroemde kardinalen, machtige en vrome vorsten en bisschoppen, niet te vergeten de keizers zelf, verder ontelbare honderd- en duizendtallen van degelijke en geleerde mensen en ten slotte alle welwillende mensen en enthousiastelingen gehad - en die heeft u nog steeds - die u zeer vriendelijk gezind zijn en u volop steunen. Volstrekt niets hebben de rookgordijnen van praatjesmakers bij ons aan uw schittering kunnen afdoen, noch konden kletsmajoors de genegenheid voor u van de mensen hier een klein beetje verminderen, zodat zij, veeleer zelf gehaat, zich van dag tot dag dieper in hun duisternissen ondergedompeld hebben. U blijft dus hier staan, op uw eigen eenzame hoogte, nog stralender dan eerst, nog altijd heel dierbaar en edelachtbaar voor alle intellectuelen en alle christenen. Iedereen kan toch zien dat men ook over Italië deze mening moet hebben? Daarom laten we nu mensen als Zoïlus, Cherilus, brallers en godvergeten lui over aan hun eigen haat en eigen ellende en keren we terug naar wat we ons eerst voorgenomen hadden te zeggen. Eerwaarde Erasmus, wij vertrou- | |
[pagina 67]
| |
wen de openlijke en telkens herhaalde verklaringen en het oordeel van onze Italiaanse vrienden, die van elk bedrog en veinzerij gevrijwaard worden deels door hun streven naar een smetteloos leven, deels door hun grote verlangen de godsdienst te hernieuwen, deels door hun buitengewone eruditie, deels door de voorname schittering van hun adel en hun waardigheid en deels door dit alles tegelijk; maar geleid door de kracht van de goddelijke waarheid, die zij overal in uw glasheldere geschriften zien, worden zij gegrepen door liefde voor u. Voorts vertrouwen wij op ons eigen geweten: wij die in u Christus en zijn gaven aanbidden en met lof overladen, hebben dit alles vrijuit geschreven zoals ons hart het ons dicteerde, zonder enige angst dat brieven van Italianen, met hoeveel respect ook geschreven, bij u verkeerd zouden vallen; want wij geloven echt dat u gelooft dat u eveneens bij hen geliefd bent. Daar komt bij dat wij onszelf de slechtste of zelfs ondankbaarste mensen ter wereld zouden hebben gevonden als wij, hoewel we aan u nagenoeg onze hele cultuur en onze hele godsdienst te danken hebben, geen enkel teken van dankbaarheid hadden laten blijken of een hartelijke groet overgebracht hadden als reactie op uw gift aan ons van vele en grote weldaden: vooral nu de kans zich heeft voorgedaan om u te ontmoeten, iets wat wij wel wensten maar niet durfden hopen. En als uw hoogverheven bescheidenheid een beetje beledigd is wegens de loftuitingen die van hier tot haar gericht zijn, hopen wij dat u ons dit zult vergeven, omdat u elke dag in veel verhevener lofredes opgehemeld wordt door alle vooraanstaande leiders van wereld, wetenschap en godsdienst. Die zijn ten eerste begiftigd met een zodanig scherp oordeel en zo'n prachtig leven dat er zelfs geen schim van vleierij of vergissing aan hen kan kleven; ten tweede hebben zij een beter oog voor uw alles overtreffende kwaliteiten en weten zij die bovendien met hun eigen kleuren te schilderen, zodat alles past bij die vruchtbaarheid van uw genie. Zij, afkomstig uit de hele wereld, dwingen u al langer (of u wilt of niet) te aanhoren dat u niet alleen de allerhoogste bent in elke wetenschap en in deugdzaamheid, dus de top bezet van degelijkheid en geleerdheid, dat u niet alleen de vader van alle geleerden en van deze tijd bent door uw studies om de ware theologie te hernieuwen, maar ook het sieraad van de wereld, de Phoenix, de goddelijke macht, de zon van de beschaafde mensen, de hoogste en enige trots van cultuur en wetenschap, de lieveling van heel de geletterde wereld, de driewerf grootste held, geboren voor het algemeen nut van alle onderzoekers en van de Kerk, opeenhoping, mierennest en zee van alle goeds, iemand zoals het onderwijs al duizend jaren niet heeft gezien en het nageslacht waarschijnlijk ook nooit meer zal zien, glorie en schittering van het mensdom, tegen wiens verdiensten en hoge positie alle rijkdommen en voorraden van de hele wereld slechts met moeite opwegen. Maar wat zit- | |
[pagina 68]
| |
ten wij de sterren aan de hemel te tellen of zandkorrels op te meten? Overal zijn voortreffelijke lofzangen van dit type over u te vinden van illustere schrijvers, en die hebben bij ons al vele pagina's gevuld doordat wij heel wat van die ontelbare gegevens noteren: wij weten namelijk graag precies wat er gezegd wordt, door wie en waar. Van de dingen die wij nu verteld hebben, zijn de meeste al minstens vijftien jaar geleden opgeschreven: toen de goedheid van de hoogste God nog helemaal niet aan de wereld alle gaven ontvouwen had die hij aan u geven zou. Maar wat voor dingen moeten er, vindt men, nu over u geschreven worden of moet ieder nu bij zichzelf denken, in stilte en in dank? Want sinds die tijd heeft u niet alleen die Erasmus overtroffen, die ook toen al alleen door Erasmus zelf overtrefbaar was, maar hem ook nog drie keer zo verheven gemaakt. Trouwens, dat dit gebeurde kon alleen maar ongelooflijk lijken voor wie niet goed beseften dat de vrijgevigheid van de Heer onuitputtelijk is en Gods hand nog steeds groot genoeg voor zijn uitverkorenen.Ga naar voetnoot26. Daarom zal uw inschikkelijkheid het ons wel vergeven als we iets fout hebben doordat we uit die zo grote stapel van uw verdiensten dingen slechts en passant beroerd hebben of (daar zijn we eerder bang voor) u tekort gedaan hebben: enerzijds de schuld van ons temperament, anderzijds doordat de brief hier eigenlijk ook niet voor bestemd was. Gezien de lengte en de even grote onbeholpenheid van de brief, die wij u bovendien komen aanbieden inclusief een gedichtje, weten wij echt niet hoe we ons daarvoor kunnen verontschuldigen, tenzij u het ons vergeeft vanwege onze genegenheid; maar geen gehoor geven aan het gezag van wie echt alles overwint, is gevaarlijk en slecht, om niet te zeggen een onmogelijkheid. Ondertussen, om uiteindelijk toch het ware goede te verwerven, raakt die winnaar gewoonlijk niet zo van zijn stuk door roddeltjes. Maar om ook het verwijt van brutaliteit en overmoed wat kleiner te maken: ten eerste beloof ik me tot het uiterste in te spannen om niet meer met dergelijke fratsen misbruik te maken van uw zachtzinnigheid en geduld (hoewel ik weet dat ook deze deugden natuurlijk in u te bewonderen zijn en dat ze overal tegen bestand zijn). Maar het moet genoeg zijn dat ik één keer onbeschaamd ben geweest. Het moet genoeg zijn het paard één keer de vrije teugel te hebben gelaten, maar zonder het de sporen te geven. Daarom zal ik alles wat ik u hierna schrijf, alleen voor mezelf schrijven en voor mijn kameraden; die brieven zal ik dan lezen alsof ik ze u ook gestuurd heb, met binnenpretjes zoals ze dat noemen. Maar deze dingen moet ik alleen over mezelf zeggen, want ik weet echt niet wat ik u namens Fileno moet vragen: die lijkt er niet van te weerhouden om zelf met | |
[pagina 69]
| |
een tweede brief naar u toe te vliegen om u nogmaals te omarmen. Verder vraag ik u met klem, grote Erasmus, om er niet over te peinzen mij te antwoorden, zelfs niet met een kort briefje; niet omdat een brief van u me niet heel zoet zou smaken, maar omdat ik er in Bologna al een heb, geschreven met uw eigen hand: een brief die u naar Anselmus Ephorinus in Padua heeft gestuurd.Ga naar voetnoot27. Een geleerde monnik heeft hem deze met brutale smeekbeden afhandig gemaakt en hem - een geluk bij een ongeluk - meegenomen naar Bologna om hem aan vrienden te laten zien. Daar heeft hij hem achtergelaten bij Arnoldus Coloniensis, in de zeer fraaie boekhandel van de Duitsers.Ga naar voetnoot28. Deze Arnoldus, een jongeman kundig in beide talen, had daar blijkbaar de leiding en herkende uw handschrift.Ga naar voetnoot29. Bewonderaars stroomden enthousiast toe om de brief te zien. Uiteindelijk heb ook ik hem meegenomen om hem thuis over te schrijven. Intussen wachtte de monnik op een betrouwbare bode om de brief weer bij Anselmus te bezorgen (want die had hem onder ede laten beloven dat hij Anselmus' brief nooit aan iemand anders zou afgeven), maar toen werd hij naar een ander klooster overgeplaatst, zoals bij hen gebruikelijk. De brief was bij mij. Ik heb zelf lang uitgekeken naar de mogelijkheid om die brief veilig terug te sturen naar zijn eigenaar, want ik kon me de gevoelens van Ephorinus heel goed voorstellen. Maar ik had het adres van Anselmus in Padua niet; ik wilde deze taak alleen aan betrouwbare mensen toevertrouwen en daarom heb ik besloten dat ik de brief beter bij me kon houden dan iets kostbaars zomaar aan koeriers meegeven. En zo heb ik uw eigenhandig geschreven brief al drie jaar in huis. Ik bewaar hem in mijn secretaire, opgeborgen tussen mijn dierbaarste kostbaarheden, minstens net zo zorgvuldig maar met groter eerbiedig genot dan mensen die het belletje van Antonius abt bewaren en tentoonstellen om eraan te verdienen, of de lans van monnik Willem of, nog interessanter, de kardinaalshoed van de heilige Hieronymus. Zo nu en dan haal ik hem tevoorschijn voor mezelf of voor mijn vrienden, als een teken van triomf of een lauwerkrans: want het is wonderlijk hoe die brief op eigen kracht stu- | |
[pagina 70]
| |
denten aanlokt en zijn lezers enthousiast maakt voor de kroon van uw deugden en geschriften. Toen ik hier heen ging heb ik hem bij mijn eigen broer Cesare gelaten - want zulke schatten delen wij - en hem ter lezing aanbevolen.Ga naar voetnoot30. Wonderlijk genoeg schept ook hij in uw boeken veel genoegen; hij zou nauwelijks voor mij onderdoen in genegenheid voor u als ik u niet al twee jaar eerder had leren kennen en was gaan lezen dan hij. Dus u hoeft mij nu echt niet terug te schrijven: want wat u anderszins voor uw grote publiek schrijft, lees ik dagelijks alsof het speciaal voor mij geschreven was. Wij zijn al helemaal voldaan als u met uw drukke werkzaamheden bereid bent geweest aan onze brief bij gelegenheid uw oor te lenen en als u ons deze stoutmoedigheid niet euvel wilt duiden. Wat betreft dit ongemak, dit beslag op uw tijd: als wij iets konden doen om dat te compenseren (afgezien van onze genegenheid, die u geldt), dan zouden we u dat zeker graag aanbieden. Trouwens, ook al zijn we nog jong en onervaren, toch streven wij beiden al lang naar uw aandacht in verscheidene kwesties die niet onbelangrijk zijn. Welke kwesties dan, zult u zeggen, want jullie hebben mij toch nooit ontmoet? Dat zal ik u vertellen, beroemde man. Al van jongs af aan had ik mijn zinnen gezet op de geneeskunde, niet zozeer vanwege het geld, waaraan ik om een of andere reden nooit zo veel waarde heb gehecht (ook al riepen bijna alle bekenden tegen mij en mijn broer dat dit toch echt nodig zou zijn; want wij waren vroeg in onze jeugd al wees geworden, daarna waren onze vier zusters bij hun huwelijken het huis uit gegaan en lieten ons thuis alleen achter: hier werden we echt niet gelukkiger van); maar het was vooral omdat ik de herinnering aan mijn veelgeprezen vader, een goede en bekwame arts, in leven wilde houden door zelf even goed te zijn in dezelfde kunde (want mijn broer luisterde naar mensen die hem van alle kanten stimuleerden advocaat te worden, ik naar mensen die me mijn vader wilden laten evenaren); verder wilde ik als arts veel mensen helpen. Maar voorlopig kon ik niet op mijn vermogen teren. Natuurlijk was het niet de bedoeling af te wijken van de adviezen van de beste geneesheren van tegenwoordig (altijd een risico om die in de wind te slaan), die plichtsgetrouw en wijs (zeggen ze luid) niet zozeer met woorden maar met levende voorbeelden de misvatting van artsen uit vroegere tijden bestrijden dat die goddelijke uitvinding, die belangrijke geneeskunde, slechts één doel heeft.Ga naar voetnoot31. Daarom ben ik dus naar Bologna gegaan, toen zo beroemd vanwege de geneeskunde. Maar mijn vriend Fileno had zich tot doel gesteld het beroep van jurist in beide rechten, een doel passend bij het niveau van zijn ambitie en dat van zijn stad. | |
[pagina 71]
| |
Hij heeft zich met dat streven niet vergist, want hij is heel filosofisch van aard en maalt absoluut niet om dingen die bij de mensen populair zijn. Hij is meer een man die zich wel wat aantrekt van het oordeel van ouderen die van mening zijn dat op basis van de wetten zoals die nu overgeleverd worden, de staten bestaan en voorts ook geschillen tussen burgers beslecht worden, kortom dat alle menselijke en goddelijke zaken deugdelijk bestuurd worden. En zo had hij al zes jaar besteed aan het zorgvuldig bestuderen van de werken van Bartolus en Baldus.Ga naar voetnoot32. Intussen lazen wij gretig samen uw boeken, want er ontstond tussen ons als buren toen al een innige omgang en vriendschap, natuurlijk omdat God het zo wilde. Eindelijk gevolg gevend aan uw Paraclesis en uw Methodus, die goed werkt door de kracht van de overtuiging en van de inspiratieGa naar voetnoot33. - wie van de twee als eerste overtuigd was en de ander het werk toen aangeraden heeft, weten we niet meer - begonnen we in elk geval allebei te verlangen naar de studie van de theologie, om veel meer mensen te kunnen helpen, met betere hulp en nog gratis ook. Theologie is van alles, van alle wetenschappen, verreweg het meest nodig, in alle tijden maar vooral in een eeuw barstensvol tierende ketters en vooral in onze landen, waarin men alle andere studies belangrijker vindt dan bestudering van de leer van Christus: hiervoor is weinig belangstelling en er wordt weinig over gepraat. Met uitzondering van een paar monniken, van wie de meeste op dit gebied nagenoeg niets presteren - die lopen meer warm voor logische spitsvondigheden - is er bij andere mensen, geestelijken zowel als leken, absoluut geen sprake van heilige theologie (overfoeilijk heidendom voor een ongelukkig volk!). Dus met achterstelling van alle overige werkzaamheden vanwege deze parel leggen wij ons nu hier heel ijverig toe op de Griekse en Hebreeuwse letteren en terwijl we elke dag college volgen over passages uit de Heilige Schrift en andere stukken lezen, mediteren we naar vermogen over een leven dat Christus waardig is en over zijn leer. Wij denken ons zo ook nog verdienstelijk te hebben gemaakt bij u, en anders wel door uw beroemde Enchiridion, een onfeilbare rechter, die de uitspraak doet dat aan heiligen hun verering het dierbaarst is wanneer men ter ere van hen of naar hun voorbeeld zijn naaste bemint en Christus verkiest boven alles. Ook dit (God moge mijn getuige zijn) speelt een rol, Erasmus: natuurlijk denk ik er vaak over iets te zeggen tot lof van u. Maar dat betekent zoveel als | |
[pagina 72]
| |
een zwijn en een kameel die samen dansen, of (zoals een ander spreekwoord luidt) ‘de offers van de buit van de pygmee aan een reus aanpassen’.Ga naar voetnoot34. Toch hoor ik dan in mijn hoofd meteen het alom bekende advies ‘Kies een passend onderwerp uit’Ga naar voetnoot35. en Wie kent niet dat eeuwige sieraad, wie niet Erasmus' stad,
Zijn deugden en boeken en het licht van die grote zon?
en ook aan het volgende, stukjes van beide dichters: wie heeft niet ooit geciteerd ‘het beroemde Rhodus’ of ‘Delus, eiland van Latona’? Wie heeft niet ooit Helena geprezen of Hercules' voortreffelijkheid?Ga naar voetnoot36. Maar vooral dit andere vers van de wijze dichter is, denk ik, bijna op mij alleen van toepassing: wie zou zo mooi geschreven hebben ‘zoon van Tydeus, met Pallas' hulp tegen de goden opgewassen’?Ga naar voetnoot37. Kleine man, probeer geen grote onderwerpen; anders wek je
Lachlust bij de mensen en buikpijn bij jezelf van vermoeidheid.Ga naar voetnoot38.
Toch zie ik gewoonlijk af van een poging omdat ik weet dat het voor mij gemakkelijker is en voor u meer welkom als ik tijd blijf vrijmaken voor de talen, voor de goede wetenschappen en voor de theologie:Ga naar voetnoot39. want dat is voor mijn medeburgers, aan wie ik verplichtingen heb, het hardst nodig en is nu ook de reden van mijn reis. Het staat natuurlijk vast dat vooruitgang van de christenen veel dierbaarder is aan Erasmus' hoogste (ik zei het al) bescheidenheid en hoogste godsvrucht dan een gedicht dat zegt dat zijn geest de cherubijnse en serafijnse geesten overtroffen heeft. U moet echter niet denken dat mijn studies nu lange tijd onderbroken zijn door deze brief. Iets meer dan één week tijd heb ik in feite besteed aan het schrijven en overschrijven van deze hele brief, terwijl ik anders toch behoorlijk traag ben: de ongepolijstheid maakt sprekend duidelijk dat dit alles niet voortgevloeid is uit lange overweging of uit grote schrijfvaardigheid (die bezit ik niet, al had | |
[pagina 73]
| |
ik dat graag gewild) maar ontsprongen uit een grote overvloed van mijn hart. Waar zijn deze verontschuldigingen trouwens voor nodig, aangezien wij volgens ons in deze dagen geen haarbreed afgeweken zijn van onze bestudering van Christus, als ik moet zeggen wat wij zelf voelen en wat ook de feiten zijn? Maar misschien zijn er wel mensen die het weinig christelijk vinden om Christus' gaven te erkennen en hem dan te aanbidden in zijn heiligen, voor zover dat kan. Verder heb ik datgene wat ik u geschreven heb (hoewel er nog veel meer over is in de ruime bergplaatsen van mijn genegenheid) voornamelijk geschreven wegens Christus onze Heer (hij zelf weet dat): mijn ziel vereert en looft hem dag en nacht omdat hij een groot man als u geschonken heeft aan deze tijden, als dienaar en geleerde voor de letteren en voor zijn volk. Alwie uw boeken, vol van heilige geleerdheid, met liefde leest, kan niet anders dan kennis maken met Christus en zijn ware leer en daarvan houden; en dit alles tot overvloedig heil van velen maar zonder enig misnoegen van wie althans verstandig is en van goede wil. Er is waardering, veel waardering, voor het enthousiasme van iemand die geraakt wordt door de daden, lofprijzingen en geschriften van Paulus: overigens zowel een uitstekend werktuig en groots vertolker van de wetten van God alsook wonderbaarlijkerwijs voor allen alles geworden om meer mensen voor Christus te winnen.Ga naar voetnoot40. Want hij moet natuurlijk Christus veel inniger omhelzen, die zelf onderwerp en schepper is van Paulus' welbespraaktheid, en hij moet meer in vuur en vlam staan om met even groot succes over hem te preken. Zolang hij dit doet, kan men van hem echt niet zeggen dat hij tekortschiet of onachtzaam wordt. Want ook in andere kwesties maar vooral bij godsdienstige zaken vindt iedereen het van groot belang, wat voor persoon iemand uitkiest om hem op zijn plichten te wijzen, iemand die je gewend bent te bewonderen, al van jongs af aan.Ga naar voetnoot41.
Zolang wij nu in uw ban zijn, is het onbeschrijflijk hoe enthousiast wij zijn voor de schone letteren en de gewijde studies, voor voortdurende dienstbaarheid naar beste vermogen, voor christelijke grootmoedigheid, verdraagzaamheid, gematigdheid, bescheidenheid, kortom voor de gehele Christus. Eeuwige eer en erkentelijkheid komen aan Christus zelf toe, de schepper van alle wezens en alle dingen, die op allerlei manieren de zijnen naar zich toe weet te trekken. Tot zo ver, beste Erasmus, hebben we voorlopig wel genoeg gepraat, hoewel wij u bijna niet kunnen laten gaan. Het is makkelijker en fijner, als dat u | |
[pagina 74]
| |
tenminste niet ontrieft, de rest te vertellen wanneer wij u in het echt zien, tegen de komende Pasen, als het God belieft. We weten wel dat wij al eerder per brief bij u aanbevolen zijn door de heel vriendelijke en zeergeleerde Sinapius uit Schweinfurt die tegenwoordig in Ferrara met de hoogste lof medicijnen doceert;Ga naar voetnoot42. maar omdat we niet weten of u die brief wel ontvangen heeft en we graag vermijden dat wij als totaal onbekende vreemdelingen bij u aankomen, willen wij nog een aanbevelingsbrief meebrengen van de excellente doctor Capito: bij hem hebben wij tot nu toe colleges Hebreeuws gevolgd; hij is expert in vele talen maar speciaal in die heilige taal.Ga naar voetnoot43. Op onze universiteiten is echt geen gelegenheid om het Oude of Nieuwe Testament of deze taal te bestuderen of er eer aan te behalen. Maar Capito is nu weg, teruggeroepen naar zijn geboortestad door zijn familie om wat huiselijke aangelegenheden te regelen. Zodra deze man, die erg op ons gesteld is, terugkeert zullen wij tweeën daar bij u zijn; niet bij een schim en een afgeworpen slangenvel, zoals u dat zou noemen, maar om er de vastberaden en trouwe gezel van uw hemelse ziel te aanschouwen, de zuivere tempel van de Heilige Geest: velen die afkomstig zijn van ver weg gelegen landen, komen toegestroomd, veel begeriger hiernaar dan ze vroeger ooit waren naar Livius' zachte overvloed.Ga naar voetnoot44. De hoogste heren beschouwen het als hun grootste geluk als het hun ten deel gevallen is die tempel te aanschouwen, al is het maar één keer. Als wij niet datzelfde streven hadden, als wij u niet heel graag zouden bezoeken (vooral nu we zo dicht in de buurt zijn), dan zouden wij echt onszelf geen christenen durven noemen, niet eens mensen. Want ook Cicero, de leermeester van de degelijke zeden der ouden, wil dat volwassen mannen de eerbiedwaardige ouderdom met respect bejegenen. Onder ditzelfde etiket eert Cato met zijn alom geprezen moraal hun leeftijd (en die van hemzelf en zijn leeftijdgenoten) wanneer hij zegt dat juist de beste jongemannen veel respect hebben voor eerbiedwaardige grijze haren: in zo groten getale zijn zij behulpzaam bij het binnenleiden en uitgeleide doen van senatoren en ze staan hele dagen opgewekt voor hen klaar, voor de grote deur van het senaatsgebouw.Ga naar voetnoot45. En dit gaat dan over gedrag van heidenen tegenover heidenen. Wat moeten wij als christenen dan doen, die door het eerste gebod van God geroepen zijn om al deze diensten van respect en naastenliefde te verlenen in een meer volmaakte vorm wanneer het gaat om de bekendste | |
[pagina 75]
| |
christen, die zich ook nog uitermate verdienstelijk heeft gemaakt voor de christenwereld? Wij weten dat uw bescheidenheid bij zulke dingen niet verwijlt. Ook weten we best dat in uw geschriften het helderste en fraaiste en godvruchtigste beeld van u te vinden is. Maar het zou wel erg lui zijn, zelfs bijna zondig, om geen aandacht te hebben voor een zo zeldzaam wonder van goddelijke genade zolang dit aan de wereld gegund wordt. Allebei hebben wij in Bologna (weliswaar bij twee verschillende gelegenhedenGa naar voetnoot46.) wel duizend keer de hoogste vorsten van de wereld gezien. Maar die ene hadden wij nog steeds niet gezien: Erasmus, de waarlijk driewerf grootste en driewerf bekranste, opwegend tegen vele anderen.Ga naar voetnoot47. Dus laten wij onder goede auspiciën ons opmaken om deze persoon te omhelzen. Dierbare vriend Desiderius, zorg intussen goed voor uw eerbiedige hoge leeftijd, als gunst voor ons en uw overige vrienden. Moge onze Heer en God Jezus u in uw leeftijd nog lang ongedeerd bewaren voor de letteren, de theologie en voor zijn Kerk. Moge het u in al die tijd steeds goed gaan, onvergelijkelijke man, en beantwoord onze vriendschap, wat u ook wel zult doen, verwacht ik. Niets wat aangenamer of vuriger gewenst is dan dit kan ons te beurt vallen. Straatsburg, in het jaar 1535. Van harte de uwe, Giovanni Angelo Odoni Aan Des. Erasmus van Rotterdam, uiterst verdienstelijk met betrekking tot de schone letteren, de theologie en de Kerk. Aan zijn meester, eerbiedwaardig boven alle anderen |
|