3001 Aan Johannes Cochlaeus
[Freiburg, omstreeks maart 1535]
Dit zijn slechts twee passages uit een verder verloren gegane brief van Erasmus aan Cochlaeus; de passages gaan over Cochlaeus' in februari 1535 verschenen boekje waarin hij de Engelse koning Hendrik viii feliciteert met zijn tweede huwelijk. Voor het begrip is bij deze door Cochlaeus geciteerde fragmenten enige context gevoegd; de passages zijn afgedrukt in Scopa Ioannis Cochlaei Germani in Araneas Ricardi Morysini Angli, Leipzig 1538.
Een nog sterker argument is afkomstig van Erasmus van Rotterdam, een zeker zeergeleerd man en heel goed bevriend met zowel de koning als de koningin. Hoewel hem over deze kwestie advies gevraagd is en hoewel hij een geleerd en uitgebreid boek Over het huwelijk heeft geschreven, wilde of durfde hij deze knoop over de echtscheiding nooit ontwarren. Toen hij dan mijn boekje Over het huwelijk van de koning en de koningin gezien had, heeft hij mij eigenhandig een brief geschreven in de volgende bewoordingen:
Hartelijk gegroet. Oprechte vriend, jouw boek over de echtscheiding heb ik doorgelezen, met genoegen en niet zonder vrucht.Ga naar voetnoot1. Toch behandel je daar wat men een gedane zaak noemt. Als ik opschrijf wat ik daarover vind, vrees ik dat ook ik me met gedane zaken bezig lijk te houden. In het opblazen van de gebeurtenis overdrijf je flink, je steunt in elk geval de koning want je werpt een deel van de schuld op de adviseurs. Tijdens het vertellen geef je toe dat je te weinig informatie tot je beschikking hebt. Nu, de zaak zit zo. Toen zijn vader overleden was &c.
Na veel zaken die Erasmus daar heel anders beschrijft dan jij ze in jouw boek als feit vermeldt, Morison,Ga naar voetnoot2. voegt hij er het volgende aan toe:
Bij het redeneren ga je waakzaam te werk. Maar als ik voorzien was geweest van die volle wapenrusting, zou ik de koning de echtscheiding wel hebben durven afraden. Want toentertijd kende de koning aan mij meer wijsheid toe dan aan iemand anders. Ik heb overleg gepleegd met Ludwig Baer, een theo-