2992a Aan Bonifacius Amerbach
[Freiburg] 8 februari [1535]
In de uitgave van Allen is dit brief 2903, gedateerd in 1534. Maar deze brief is een antwoord op brief 2989a. Dus het jaar moet 1535 zijn.
Gegroet. Wat jij de afgelopen maanden geschreven hebt kan ik me alleen nog als in een droom herinneren. Ik ben wel blij dat jouw vaderland erkent welke kostbare schat het in huis heeft, en dat verscheidene steden zo naar jouw gunst dingen; toch, voor zover ik kijk heb op wat jij denkt, vertrek je niet. Gezond verstand zal je een gelukkig advies geven. Ik bid wel dat wat je ook besluit, ten goede komt aan jouzelf en aan de jouwen. Ik weet niet hoeveel werk juridisch advies met zich meebrengt of wat het salaris bedraagt. Bij jouw karakter past een baan die naast een ruim salaris een minimum aan ergernissen oplevert. Je moet tijdig beslissen, want van twijfel word je niet gelukkig.
Hieronymus heeft met jou gesproken. Ik had hem geschrevenGa naar voetnoot1. dat ik zaterdag een week geleden weer een beetje op adem begon te komen, allicht met dat zachte weer, maar dat de volgende nacht een opgestoken storm me weer helemaal ziek had gemaakt. Nu gaat het al een dag of drie wat beter, maar ik durf er nog niet gerust op te zijn, want één nacht kan de hele tragedie opnieuw laten beginnen.
Laat me alsjeblieft weten wat ik de apotheek schuldig ben. Vaak heb ik hulp van vrienden nodig, maar geld nog niet. Als je weigert mij te laten betalen, durf ik je nooit meer iets te laten aanschaffen.
Ik heb geen schrijfrieten meer. Als jij er een paar over hebt, stuur ze me dan. Ik heb er twee die ik van jou cadeau heb gekregen, maar die zijn te smal.
Dat je bij mij hoort en aan mij wilt toebehoren, beste man, dat doe je (echt waar) wederzijds. Ik beschouw Bonifacius als de vriend die een belangrijk