De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 15. Brieven 2082-2203
(2017)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2197 Van Lieven van den Zande
| |
[pagina 307]
| |
aanwezige persoonlijk met een aanwezige sprak - en ik ben ten dele door een al dan niet juiste bewering van onze vriend Karel Uutenhove daartoe verleid. Die zwoer bijna bij alles wat heilig is dat het jou zeer welkom zou zijn als ik zelfs vaak schreef. Ik dacht dat hij dat oprecht zei, niet zozeer om mijzelf ervan te overtuigen dat ik met mijn brief jou een plezier deed, als wel omdat hij smeekte dat ik hem in mijn brief aan jou ter sprake zou brengen. Want ik kon er niet toe komen te geloven dat hij dit zou hebben gevraagd als hij niet had gemerkt dat mijn diensten op een of andere manier bij jou in goede aarde waren gevallen, zodat je mijn goede bedoeling en inspanningen niet helemaal als verachtelijk beschouwde indien je met mijn geleerdheid minder was ingenomen. Deze brief heb ik met andere zaken die toen naar mijn mening tegelijk verzonden moesten worden, zorgvuldig ingepakt, met touwen omwikkeld en met twee lakzegels verzegeld zoals je had opgedragen.Ga naar voetnoot3. Daarna heb ik hem naar Erasmus Schets gestuurd om hem zonder enige angst voor onderschepping veilig aan jou te laten bezorgen, omdat ik zonder meer aannam dat deze man zijn plicht trouw is nagekomen. Ik wilde immers alles liever dan dat de brief op een of andere manier bij jou zoek zou raken. Er is zelfs geen sprake van dat ik wilde dat iets hiervan iemand anders dan jou ter kennis kwam, zodat zelfs mijn vrienden en dienaren tot nog toe niet weten dat ik jou iets heb geschreven, laat staan wat ik heb geschreven. Maar toen de brief was verstuurd begon ik enigszins spijt te krijgen van het feit dat ik jou de vrijheid had gegeven om te antwoorden (wat ik weliswaar heel oprecht had gedaan), vrezend dat ik jou, heel druk bezet als je bent, naast de ergernis van het lezen van mijn brief ook tegenzin bezorgde om terug te schrijven. Maar toch begon het mij dwars te zitten dat ik op een andere manier niet kon achterhalen of hij was afgeleverd. Bovendien realiseerde ik mij hoe groot de afstand is die ons scheidt, hoe talrijk ook de intriges van slechte mensen zijn en hoeveel lieden er rondlopen bij wie behalve een gelegenheid niets ontbreekt voor het plegen een misdaad. Dat soort overwegingen waren er heel veel. Zodoende bleef voor mij behalve op papier niets over waarmee ik een wandaad van dergelijke lieden zou kunnen tegenspreken (als iemand dat tenminste van plan was). Maar ik kan er beslist van uitgaan dat mijn brief bij jou is bezorgd omdat ik natuurlijk niet alleen vertrouwde op de belofte waarmee je mij had geschreven dat al wat ik naar deze bode stuurde veilig bij jou zou aankomen, maar ook op de betrouwbaarheid van Schets zelf. Hoe dit ook zij, een antwoord van jou, hoe kort dan ook, zou mij veel meer zekerheid hierover hebben geboden. Zie je hoe groot de bezorgdheid is die mij bezighoudt? | |
[pagina 308]
| |
Hoe eervol vermeld je mij, beste Erasmus, in de gedrukte briefGa naar voetnoot4. die als voorwoord van een uitermate sierlijk Grieks werkje van Chrysostomus aan onze vriend Karel is gericht! Ik leg uit dat het zo is gedaan alsof je me aan mijn oor trektGa naar voetnoot5. om te laten zien hoe jij wilt dat Van den Zande is. Ik hoop dat ik echt zo ben, al was het maar omdat jij het hebt gezegd. Buitengewoon dankbaar ben ik je, gedeeltelijk vanwege zo'n groot bewijs van je welwillendheid en gedeeltelijk vanwege het waarlijk goudenGa naar voetnoot6. werkje dat je weliswaar met name voor onze vriend Uutenhove, maar ook voor ons allen hebt gepubliceerd. Wil je graag horen wat je met dit werkje hebt bereikt? Je hebt honger opgewekt; ik hoop dat het mij is toegestaan van zo'n overvloedige tafel verzadigd te raken! Overigens heeft de dood één iemand van de lijst van namen in jouw brief ons ontnomen, Anton Clava, die op 31 mei van dit jaar 1529 ophield sterfelijk te zijn. Bij zijn heengaan liet hij mij als aandenken in zijn testament drie Griekse boeken na: de BijbelGa naar voetnoot7. zoals men hem noemt, jouw HerodotusGa naar voetnoot8. en de Moralia van Plutarchus.Ga naar voetnoot9. Ik bid dat Christus hem beloont en heb goede hoop dat hij nu gelukkig bij hem is. Aan jou vraag ik, Erasmus, wanneer een geschikte gelegenheid zich voordoet, onze vriend Clava te gedenken.Ga naar voetnoot10. In de bloemlezing van je brieven zal hij altijd voortleven.Ga naar voetnoot11. Maar in tegenstelling tot het oude spreekwoordGa naar voetnoot12. verlang ik dat ook de herinnering aan de overledene levend wordt gehouden. Ook onze Ceratinus is helaas te vroeg overleden en vertrokken naar waar iedereen gaat.Ga naar voetnoot13. Maar genoeg over treurige zaken. Bijzonder veel genoegen beleefde ik aan je prachtige grappen waarmee je, zo lijkt me, op een heel aangename manier als het ware even uitrust, maar toch vooral de grappen die je over | |
[pagina 309]
| |
onze AnticomarietGa naar voetnoot14. hebt verzonnen. We hebben gelachen tot we niet meer konden. Denk je soms dat die man, zelfs als hij zo treffend is vermaand, bloost van schaamte? Bij de muzen, Erasmus, ik denk van niet. Zo dik is zijn huid. Ik zou willen dat we ooit persoonlijk uitvoeriger over hem kunnen spreken. Ik hoor dat je veilig met al je bezittingen uit Bazel bent weggegaan en nu in Freiburg verblijft. Dat bericht men immers voortdurend. Maar ik denk dat jij bekijkt welk toevluchtsoord voor jou, bejaard als je bent, het veiligst kan zijn om het laatste bedrijf van je leven als sterveling waarvan ik niettemin een gelukkige verlenging wens, door te brengen. Wellicht heb je Italië of in elk geval Frankrijk in je hart uitgekozen. Maar ik adviseer je, beste Erasmus, alle andere mensen en woonplaatsen vaarwel te zeggen en, zodra je dat veilig kunt, je naar Gent terug te trekken. Je zult merken dat hier in korte tijd een grote verandering in het gedrag van de mensen heeft plaatsgevonden. De volledige Raad van Vlaanderen staat van harte aan jouw kant en waardeert je. Een aanzienlijk deel van de monniken heeft zijn verstand teruggekregen en is van bijgeloof naar ware vroomheid overgegaan. Als er nog liefhebbers van de oude situatie over zijn houden zij zich uit angst rustig. Ik zou durven beweren dat er in de hele christelijke wereld geen stad is waar het evangelie zo eerlijk wordt verkondigd en waar Erasmus zoveel oprechte vrienden heeft. Je kent immers het karakter van onze landgenoten die van huichelarij geen weet hebben. Wat kan ik je nu vertellen, Erasmus, over mijn bijzondere vriend Omaar van Edingen?Ga naar voetnoot15. Zelfs alleen zou hij voor jouw verlangens voldoende zijn - een man die hoffelijker is dan de Gratiën zelf, die bij alle burgers zoveel aanzien geniet dat iedereen die hij zijn vriendschap waard acht, niet anders dan op hem gesteld kan zijn. Hij belooft niet alleen maar stelt ook zich zelf, machtig als hij is, en alles wat hij heeft, voor jou en jouw behoeften beschikbaar. Als het wonen in de stad je aanstaat zal hij ervoor zorgen dat je er niet alleen goed en eervol maar zelfs prachtig bent gehuisvest. Als je op het platteland wilt wonen biedt hij jou het werkelijk schitterende huis dat hij bezit, in zijn geheel spontaan aan. Daar kun je in alle rust ver van alle woelingen filosoferen. Het is een plek op een lichte helling, ongeveer een mijl van heuvels verwijderd, met een heel gezond klimaat, heel lieflijk vanwege een overvloed aan bronnen en groene velden zover als het oog reikt, op enige afstand van andere bewoners en uitermate geschikt om te filosoferen. Het huis zelf is | |
[pagina 310]
| |
tegen een grasheuvel gebouwd die wat hoger is dan de omgeving, en versterkt op de manier van een eiland met water eromheen. De toegang is alleen mogelijk met een brug die opgehaald kan worden. Als je hier naar het oosten kijkt heb je Jérôme Ruffault, abt van de Sint-Adriaansabdij in Geraardsbergen (zo wordt de stad genoemd), een man die je zeer is toegedaan. Aan de achterkant woont de heer Frans van Massemen, een zeer edele ridder en aanzienlijke baron, een bijzondere beschermheer van mij en alle geleerden; daarna zul je wat meer naar achter ook mij treffen. Ten slotte zal onze Van Edingen zich volledig inzetten om je te eren en te gerieven. En dat alles binnen een mijl. Ik heb trouwens liever dat je door je aanwezigheid ondervindt wat voor vriend ik ben. In elk geval kan dit verblijf op het platteland zelfs een vorst voldoende genoegen bezorgen. De gemeente wordt Hasselt genoemd, niet die waar die luie minderbroeder Frans Titelmans uit Leuven vandaan komt, maar een heel andere. Zij brengt immers geen mensen voort die hun vrije tijd slecht gebruiken. Maar om niet opnieuw de grens van een brief te overschrijden sluit ik af met nogmaals het dringende verzoek nergens anders dan naar Gent te gaan, want je hebt deze stad niet tevergeefs zo met je lofprijzingen geëerd.Ga naar voetnoot16. Zij verlangt zelf te laten zien hoe juist het is wat je hebt gedaan. Ik wens dat het jou in Christus goed gaat, mijn meest dierbare Erasmus. Moge zijn genade altijd met jou zijn. Uit het kartuizerklooster Sint-Maartens-Bos, 15 juli 1529 Iemand berichtte mij dat het werk De vocatione gentium dat tot nu toe aan Ambrosius werd toegeschreven,Ga naar voetnoot17. in het klooster Zevenborren bij Brussel op de eerste bladzijde een andere auteur noemt. Hoewel hij de naam had gezien kon hij hem zich thans niet herinneren en ik had geen tijd om het na te zoeken. Als je het mij opdraagt zal ik ervoor zorgen dat we het weten. Opnieuw wens ik je het beste toe. Bijna was ik het volgende vergeten. Bij jouw aantekeningen bij de Handelingen van de apostelen, hoofdstuk 7, bladzijde 277,Ga naar voetnoot18. heb ik geschreven: ‘bij vijfenzeventig zielen:Ga naar voetnoot19. deze kwestie heeft de heilige Hieronymus prachtig opgelost in zijn Quaestiones Hebraicae etc.’Ga naar voetnoot20. Dit houdt geen verband met | |
[pagina 311]
| |
jouw aantekening en ook niet met de kwestie die daar wordt behandeld, maar heeft betrekking op een verschil in de Heilige Schrift. In Genesis (hoofdstuk 46), Exodus (hoofdstuk 1) en Deuteronomium (hoofdstuk 10) is slechts van zeventig zielen sprake, terwijl Lucas het over vijfenzeventig zielen heeft. Toen ik mijn opmerkingen die ik voor eigen gebruik had genoteerd haastig uit de marges van mijn boek verzamelde, heb ik niet voldoende op deze passage gelet. Ik vraag je om, vriendelijk als je bent, mij dit niet kwalijk te nemen. Voor de derde keer wens ik je het beste toe. Aan de uitmuntende vader in Christus Erasmus van Rotterdam, zeer waarachtig theoloog. Te Freiburg |
|